• No results found

Situatie in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland 1 Het Verenigd Koninkrijk

In document Bankenbelasting (pagina 30-36)

4. Kritiek en problemen bankenbelastingen 1 Inleiding

4.3 Situatie in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland 1 Het Verenigd Koninkrijk

Ook in het Verenigd Koninkrijk zijn verschillende dingen die niet zo voorspedig gegaan rondom de Bank Levy. Het grootste probleem lijkt hier te liggen in de tarieven en de

uiteindelijk opbrengsten die niet voldoen aan de doelen die voor de belasting gesteld zijn. In het Verenigd Koninkrijk zijn de tarieven al vijf keer veranderd. Hieronder is een overzicht van de verschillende tarieven die zijn ingesteld opgenomen (Oxford University, 2013, p. 33)

Periode Tarief voor langlopende

schulden

Tarief voor kortlopende schulden 01-01-2011/28-02-2011 0,025 % 0,05 % 01-03-2011/30-04-2011 0,05 % 0,1 % 01-05-2011/31-12-2011 0,0375 % 0,075 % 01-01-2012/31-12-2012 0,044 % 0,088 % 01-01-2013/31-12-2013 0,065 % 0,130 % 01-01-2014 > 0,071 % 0,142 %

31 Te zien is dat de percentages niet per se elke keer verhoogd zijn in verband met tegenvallende resultaten. Toch kent de Bank Levy op dit moment het hoogste percentage dat het gehad heeft. Ondanks dat de doelstelingen voor de opbrengsten niet gehaald worden is de doelstelling voor het jaar 2015 wel opgeschroefd naar 2,9 miljard pond. Dit is opvallend omdat er wordt verwacht dat Britse banken juist relatief steeds minder gaan bijdragen aan de belasting. Waar het volgens Cummings en Gall (2011) misgaat met de voorspellingen is dat het doel van de opbrengsten nog voor de bepaling van de belastinggrondslag werd gesteld. Dit is volgens hen de reden voor de slechte coordinatie van de gestelde doelen en de tarieven. Cummings en Gall (2011, pp. 459 - 460) geven drie punten van reflectie op de Bank Levy. Allereerst gaan zij in op het ontwerp van de wet. De Britse Bank Levy kende ten opzichte van Nederland een relatief lange voorbereidingsperiode en zo zijn er minder onduidelijkheden in de wet geslopen. Ook vloeien hierdoor minder onbedoelde gevolgen voort uit de wet. Waar in Nederland bij de uitvoering van de wet wordt geklaagd over de ‘nonchalance’ waarmee de wet is ontworpen is dat dus in het Verenigd Koninkrijk niet het geval. Dit levert voordelen op op het gebied van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Zo gaat er minder tijd in de uitvoering van de Bank Levy zitten en scheelt dat de banken in de

uitvoeringskosten, maar het biedt ook de Engelse Belastingdienst meer zekerheid. Een kritiekpunt is een verandering van politieke doelen van de Levy. Bij het

ontwikkelen van de wet werd als voornaamste reden en doel de ontmoediging van risico in de financiele sector genoemd. Dit is inmiddels verschoven naar een meer politiek doel om banken de aftrekposten die zij hebben in de vennootschapsbelasting, toch nog te laten vergoeden. Dit heeft de kanselier gezegd op de Britse variant van Prinsjesdag, Budget Day 2011. Deze verschuivingen in doelen die naar buiten worden gebracht, kunnen leiden tot onzekerheid en een gevoel van onrecht bij de banken.

Tot slot brengen Cummings en Gall het punt van dubbele belastingheffing op. Waar dit in Nederland problematisch is met weinig landen die het zien zitten om een verdrag te sluiten, kent ook het Verenigd Koninkrijk dit probleem, ookal heeft het Verenigd Koninkrijk zich minder gemanifesteerd in de zoektocht naar verdragspartners dan Nederland. De reden die gegeven wordt, is dat landen los van elkaar, uit angst voor een globaal of europees

gestuurde bankenbelasting, eigen belastingen zijn gaan invoeren en deze belastingen geen van allen goed op elkaar aansluiten.

32

4.3.2 Duitsland

De Duitse bankenassociatie Bankenverband heeft in een reactie op het voorstel van het invoeren van de wet in 2010 al laten weten geen voorstander te zijn van het plan banken te belasten voor het herstructureringsplan. Bankenverband voerde aan dat zij vooral de logica achter de belasting niet snappen. Een van de bekritiseerde punten is het maximumbedrag dat banken moeten afdragen om de lasten niet te zwaar te maken en de verrekening in latere jaren. Bankenverband meent dat het economische niet uitmaakt of je nu de belasting af moet dragen of volgend jaar. Bankenverband heeft hierbij gezegd dat er met de afspraken van Basel III werd getracht de kapitaalposities te versterken en dat de bankenbelasting lijnrecht tegenover deze insteek staat.

Een ander kritiekpunten dat geldt voor de Duitse bankenbelasting is dat het, met een relatief lage doelmatigheidsvrijstelling van 300 miljoen aan passiva, kleinere banken laat bijdragen aan het reddingsfonds. Deze banken dragen hiermee dus wel bij aan het fonds maar het is erg onwaarschijnlijk dat deze kleine banken ooit gebruik maken van datzelfde fonds. Het is namelijk zo dat het fonds alleen bedoeld is om banken te redden of te hulp te schieten indien deze banken bij een eventuele val het systeem in gevaar brengen. Dit is bij kleinere banken natuurlijk niet het geval. Wel blijkt uit het progressieve tarief van de belasting dat grotere banken zowel absoluut als relatief meer brijdragen dan de kleinere banken. Hiermee wordt het eerder genoemde nadeel voor kleineren banken gereduceerd.

Het hoofddoel van de Duitse bankenbelasting is geld binnenhalen voor het

herstructureringsfonds. Het tweede doel van de belasting is het vaak genomde doel van het inperken van risico. Een van de dingen waar dit uit blijkt, is het belasten van de

derivatenpositie van banken. De belasting van derivaten in Duitsland is volgens Buch et al. (2014, p. 9) een teken van de overheid dat zij van derivaten alleen een risicovol karakter zien. De voordelen die derivaten hebben worden hiermee volgens Buch genegeerd. Een voordeel van derivaten is dat risico een prijs krijgt en verhandelbaar wordt en hiermee het risico wordt verschoven (verhandeld) naar degene die bereid is en sterk genoeg is om het risico te dragen.

4.4 Subconclusie

In dit hoofdstuk zijn de kritieken en problemen in de verschillende bankenbelastingen aan bod gekomen. Allereerst is gekeken naar de situatie in nederland zowel nu als tijdens de

voorbereidingen van de WB. Hierna zijn respectievelijk het Verenigd Koninkrijk en Duitsland besproken. Dit is gedaan op basis van de subvraag: Wat zijn de problemenen en kritiek in

33

Nederland en de andere landen?

In het geval van Nederland hebben is gebleken dat nadat de Nederlandse overheid eerst kritisch reageerde op een eventuele invoering van de bankenbelasting, zij toch is overgegaan op een relatief snelle invoering van de Wet Bankenbelasting. Heirbij zijn door deze snelle invoering onduidelijkheden in de wet geslopen. Al voor daadwerkelijke invoering van de wet heeft de NOB op bepaalde punten kritiek gegeven en om verduidelijking

gevraagd. Het ging vooral om definities en hoe bepaalde dingen in de wet uitgelegd diende te worden. Dit was volgens Van der Doelen het gevolg van onzorgvuldigheid en nonchalance. Ook uit de financiële sector kwam de nodige kritiek. De NVB meende dat een

bankenbelasting de wederopbouw na de crisis zou tegenwerken. Ook Kavelaars had meerdere punten van kritiek, zo betwijfelde hij onder andere of het risicoprofiel van banken wel zou verbeteren door de heffing van bankenbelasting. Ook in de eerste kamer is op verschillende punten om verduidelijking gevraagd aan de staatssecretaris. Het ging vooral om de

kredietverlening van banken die onderworpen zijn aan heffing. Tijdens de plenaire behandeling van de wet in de Eerste Kamer heeft de staatssecretaris toegezegd dat als er aantoonbare negatieve effecten zijn op de kredietverlening hij de bankenbelasting opnieuw zou bekijken. Uit onderzoek van Van der Doelen (2014) naar de ervaringen van de banken met de wet is vervolgens gebleken dat de wet over het algemeen erg goed in elkaar zit en buiten het feit dat banken de belasting onterecht vinden er maar weinig directe kritiek was. De punten van kritiek die wel naar boven kwamen in het onderzoek waren onduidelijkheden in de wet en dat er moeite was met het bepalen van de hoogte van de aftrekpost van de

depositogarantstelling.

In het Verenigd Koninkrijk bevinden zich de grootste probelemen in de tariefstelling. De tarieven zijn in vier jaar tijd vijf keer veranderd en over het jaar 2011 golden maar liefst 3 verschillende tarieven, hetgeen bij de bepaling van de hoogte van heffing problematisch is. De oorzaak van deze veranderingen is te vinden in de opbrengsten van de Levy, welke

achterbleven bij de hoge begrootte inkomsten. Deze discrepantie heeft er volgens Devereux mee te maken dat de tariefstelling en begroting voor de belasting teveel afzonderlijk is gedaan. Wat in het Verenigd Koninkrijk wél goed is gegaan is dat de onduidelijkheden zoals we die in Nederland hebben gezien minder voorkomen. Dit komt volgens Cummings en Gall doordat relatief veel tijd is genomen om de wet te ontwerpen. Wel is het probleem dat

Nederland heeft op het gebied van dubele belastingheffing ook in het Verenigd Koninkrijk aanwezig. Er is maar weinig tot niet voorzien in de voorkoming van dubbele heffing. Veel landen zijn niet bereid een verdrag te sluiten.

34 In Duitsland is als eerste kritiek geleverd door de bankenassociatie Bankenverband. De associatie snapt het economische idee erachter niet, zij denken dat het averechts werkt en juist het herstel van de crisis zal tegenwerken. Ook wordt genoemd dat kleine banken door de relatief lage doelmatigheidsvrijstelling van 300 miljoen wel bijdragen aan het reddingsfonds maar waarschijnlijk nooit steun zullen ontvangen van dit fonds. Buch (2014) leverde tot slot nog kritiek op de heffing over derivaten. Buch vindt dat door deze heffing voorbij wordt gegaan aan de positieve kanten van derivaten.

35

5. Conclusies

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de centrale vraag van deze scriptie beantwoord: Hoe is de

bankenbelasting in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland vormgegeven en in hoeverre kan Nederland daarvan leren? Om deze vraag te beantwoorden worden in paragraaf 5.2 eerst de

antwoorden op de deelvragen kort behandeld. In Paragraaf 5.3 wordt vervolgens aan de hand van de opgedane kennis in deze scriptie de deelvraag beantwoord. Tot slot zal in paragraaf 5.4 wordt een voorstel gedaan voor eventueel vervolgonderzoek.

5.2 Subvragen

In het tweede hoofdstuk is gekeken naar de achtergrond van de bankenbelasting in Europa en naar de Nederlandse Wet Bankenbelasting. Er is gebleken dat er twee hoofdvarianten van de bankenbelasting bestaan, te weten de FTT, welke de voorkeur geniet van het IMF, en de FAT, welke de voorkeur geniet van de EC. In Nederland is uiteindelijk gekozen voor de variant die het meest lijkt op de FAT. Er zijn 3 doelstellingen te onderscheiden voor de bankenbelasting: ten eerste een eerlijk aandeel van banken krijgen voor de steun aan banken tijdens de finaciële crisis. Ten tweede het inperken en ontmoedigen van risicovolle activiteiten van banken en tot slot het aanpakken van excessieve bonussen. De Nederlandse wet is gebasseerd op de Bank Levy uit het Verenigd Koninkrijk. De WB heeft dezelfde opbouw als andere belastingwetten in Nederland. Er geldt net als in het Verenigd Koninkrijk een doelmatighiedsvrijstelling van 20 miljard euro wat als doel heeft alleen de systeembanken te treffen.

In het derde hoofdstuk zijn de bankenbelastingen van het Verenigd Koninkrijk en Duitsland beschreven. Ook is gekeken naar de internationale dubbele belastingheffing en hoe is voorzien in de voorkoming ervan. Zoals eerder genoemd lijkt de Bank Levy erg op de Nederlandse WB. Er geldt een zelfde doelmatigheidsvrijstelling en ook in het subject en object zijn veel overeenkomsten te vinden. Net als in Nederland worden kapitaal en schulden van banken belast, al zijn de tarieven wel hoger dan in Nederland. In Duitsland is de

bankenbelasting onderdeel van het herstructureringswet die het land sterker uit de crisis moet helpen te komen. In Duitsland wordt geheven over de totale passiva, waar enkele aftrekposten voor gelden en een doelmatigheidsvrijstelling van 300 miljoen. Over de grondslag geldt een progressief tarief om grotere banken relatief zwaarder te belasten. De opbrengsten vielen ook in Duitsland tegen, waar 70 miljard het totale doel is voor de heffing is in de eerste twee jaar slechts 1,28 miljard afgedragen. Nederland heeft alleen met het Verenigd Koninkrijk het

36 verdrag ter voorkoming van dubbele heffing aangepast. Andere landen die zijn benaderd geven allemaal aan geen heil te zien in een verdrag. Nederland heeft wel het Bvdb 2001 aangepast voor eenzijdige correctie voor dubbele heffing.

Over het algemeen is de Nederlandse WB een duidelijke wet op weinig kritiek is gestuit. Wel zijn er tijdens de totstandkoming enkele kritieken geweest. Uit de bankensector werd verbaasd gereageerd op het wetsvoorstel en niet begrepen hoe de belasting moest bijdragen aan economisch herstel. Ook in de Eerste Kamer zijn er vragen gesteld over een eventuele teruglopende kredietverlening door banken. De Staatssecretaris heeft toegegeven bij aantoonbare achteruitgang van de kredietverlening de belasting te heroverwegen. De NOB heeft tijdens de voorbereidingen op de wet nog om duidelijkheid gevraagd omtrent enkele definities in de wet, wat in de praltijk soms nog steeds een probleem vormt. Uit onderzoek naar de ervaringen in de praktijk is gebleken dat over het algemeen positief wordt gereageerd. Het grootste probleem bij de uitvoering bleek om de hoogte van de depositogarantstelling vast te stellen. In het Verenigd Koninkrijk zijn de grootste problemen te vinden in de afstemming van de tarieven op de begrootte opbrengsten. De tarieven zijn inmiddels vijf keer veranderd door de tegenvallende resultaten. Hieruit blijkt hoe moeilijk de gevolgen van een dergelijke belasting door te rekenen zijn. Wel heeft het Verenigd Koninkrijk meer tijd genomen om de wet zo duidelijk mogelijk te maken. De onduidelijkheden die in Nederland af en toe spelen zijn hierdoor weinig aanwezig. In Duitsland heeft vooral de bankenassociatie kritiek geleverd op de wet. Deze associatie had dezelfde mening als de NVB in Nederland. Gezegd werd dat de wet averechts zou werken en juist het herstel van de crisis zou vertragen.

In document Bankenbelasting (pagina 30-36)