• No results found

Hoofdstuk 3: Inrichting van het onderzoek

3.3.2 Semi-gestructureerde interviews

Behalve de participerende observatie is er in deze scriptie ook op een andere manier data verzameld, namelijk door middel van het afnemen van tien semi-gestructureerde diepte- interviews. Na drie dagen participerende observatie ben ik begonnen met het eerste interview. In de vraaggesprekken kon ik verifiëren wat ik tijdens de participerende observatie

31 geconstateerd dacht te hebben.

De tien interviews vonden plaats met vijf mannen en vijf vrouwen. Er is gekozen voor dit aantal omdat er in totaal 20 mensen werkzaam zijn bij Bureau Wibaut, waarbij de

verdeling ook bijna 50/50 is: 8 mannen, 11 vrouwen. De tien verschillende respondenten zijn gekozen op basis van theoretical sampling.

“Theoretical sampling is the process of data collection for generating theory whereby the analyst jointly collects, codes, and analyzes his data and decides what data to collect next and where to find them, in order to develop his theory as it emerges” (Glaser, Strauss, 1967: 45).

Deze methode is een proces waarbij de onderzoeker respondenten selecteert waarvan hij of zij denkt dat ze een relevante bijdrage kunnen leveren aan het onderzoek (Glaser, Strauss, 1967).

De eerste paar dagen heb ik zo goed mogelijk voor mezelf in kaart proberen te brengen in hoeverre de leden van Bureau Wibaut van elkaar verschilden. Hierbij werd bijvoorbeeld gelet op de volgende verschillen: achtergrond, fysieke aanwezigheid, verbale aanwezigheid, gedrag op kantoor, mate van betrokkenheid bij het collectief. Ook probeerde ik op basis van mijn observaties te onderscheiden of er binnen het collectief sprake was van een soort natuurlijke leider. Deze verschillen waren relevant omdat ik een zo divers mogelijk palet respondenten voor mijn interviews wilde uitkiezen. Om er zeker van te zijn dat ik geen bias ontwikkelde heb ik aan een aantal leden van het collectief gevraagd wie ik zeker moest spreken; daar kwamen over het algemeen dezelfde namen uit als uit mijn eigen observaties. Door te kiezen voor zoveel mogelijk verschillende soorten respondenten ben je als

onderzoeker beter in staat een reëel beeld van de organisatie te schetsen (Hammersley & Atkinson, 1983; Tameling, 2015).

Bij een semi-gestructureerd interview is het van belang de geïnterviewde niet teveel te sturen door het stellen van suggestieve vragen (Wester & Peters, 2004). Om dat te

voorkomen, heb ik gebruik gemaakt van een topiclijst. De vragen die aan de respondenten werden gesteld stonden daarmee niet precies vast, evenmin als de volgorde waarin ze werden gesteld (Wester & Peters, 2004).

De topiclijst is erg belangrijk omdat hij geldt als leidraad en geheugensteun voor de interviewer: de lijst vertaalt de centrale begrippen van de onderzoeker naar onderwerpen, die aansluiten bij het referentiekader van de respondent (Wester & Peters, 2004). Het is belangrijk te beseffen dat de rol van de interviewer zo mogelijk nog bepalender is dan de gekozen

32 verlopen is ‘role taking’ nodig (Wester & Peters, 2004). Het gegeven van ‘role taking’ laat zich door twee factoren kenmerken: de eigen waarheid van de interviewer is irrelevant, en bestaat eigenlijk niet. De ondervraagde moet de interviewer daarnaast toestaan in zijn of haar privacy binnen te dringen.

De interviews duurden gemiddeld anderhalf uur en werden allemaal opgenomen met een voicerecorder. De interviews werden afgenomen tijdens de participerende observatie, in het café van het Volkshotel. Vlakbij het kantoor van Bureau Wibaut: dit was het makkelijkst voor de respondenten. De respondenten, zelf allemaal journalist en ervaren met een

voicerecorder, hadden geen enkel probleem met het feit dat het gesprek werd opgenomen. Ik heb dan ook nooit idee gehad dat de respondenten het gevoel hadden niet vrijuit te kunnen spreken. Veel respondenten spraken heel erg open over hun bestaan als freelancer bij Bureau Wibaut.

Om bij te dragen aan dit gevoel kondigde ik aan het begin van ieder interview aan dat anonimiteit gewaarborgd zou worden. Alle tien respondenten waren vrijwel meteen bereid mee te werken aan een interview. Veel van hen gaven aan dat het leuk en interessant was voor Bureau Wibaut dat iemand uitzocht hoe het op organisatorisch vlak ‘nu eigenlijk allemaal precies zit’. Behalve de diepte-interviews vonden er ook een aantal ongestructureerde gesprekken plaats, aan het bureau of bijvoorbeeld bij het binnenkomen of weggaan. Deze gesprekken typte ik na afloop uit. Met name in de eerste fase van mijn participerende observatie merkte ik dat veel leden uit zichzelf informatie gingen verstrekken over hun freelancebestaan of over Bureau Wibaut. Ik vermoed dat dit te maken had met het feit dat ze nog niet echt gewend waren aan mijn aanwezigheid.

Na afloop van de tien interviews merkte ik, tijdens de terugkoppeling naar de literatuur, dat ik nog wat extra informatie nodig had. Hierover heb ik gebeld met een aantal respondenten.

3.3.3 Documentenstudie

Tijdens mijn onderzoek naar Bureau Wibaut kreeg ik de mogelijkheid lid te worden van een van de belangrijkste communicatiemiddelen van het collectief: de WhatsApp-groep. Door deze WhatsApp-groep kreeg ik beter zicht op de rolverdeling binnen het collectief, en kon ik deel uit te maken van de alledaagse conversatie van de verschillende leden. Peters en Westers schrijven in hun onderzoek dat het voor een onderzoeker belangrijk is verschillende

onderzoeksmethodes toe te passen; de WhatsApp-groep was daarmee een mooie aanvulling op mijn twee andere twee waarnemingsinstrumenten (Wester & Peters, 2004). Behalve de

33 WhatsApp-groep heb ik ook een huurcontract van Bureau Wibaut kunnen bekijken. Beide documenten gaven mij nog meer inzicht in het wel en wee van deze organisatie.