• No results found

In § II.2.1.3 hebben we toegelicht hoe u de variabelen kunt selecteren die een invulling moeten geven aan de meetvragen en/of die bijdragen aan een betere interpretatie van de resultaten. De geselecteerde varia-belen, die we zullen opnemen in de uiteindelijke gegevensanalyses, noemen we hier de analysevariabelen. Deze analysevariabelen zijn echter niet steeds als zodanig rechtstreeks meetbaar. Vaak zijn het immers afgeleiden van meerdere meetvariabelen, de variabelen die effectief worden opgemeten.

Tweede Vlaamse bosinventarisatie

(Agentschap voor Natuur en Bos)

Een relevante analysevariabele bij de Vlaamse bosinventarisatie is het gemiddelde boomvolume (uitge-drukt in m³ hout per hectare bos) in de verschillende bosbestanden. Dat vereist dat we eerst het volume van de individuele bomen bepalen en vervolgens de gemiddelde waarde berekenen. Het volume van een boom kunnen we echter niet rechtstreeks opmeten. Het is een afgeleide variabele die we berekenen op basis van de stamdiameter op borsthoogte (dat is 1.5 m boven de grond), de totale boomhoogte en stan-daard omrekenformules. De meetvariabelen zijn hier dus de stamdiameter op borsthoogte en de totale boomhoogte.

Naast meerdere meetvariabelen, is het mogelijk dat meetvariabelen van meerdere meetobjecten vereist zijn om de analysevariabele te vormen. Dat stellen we schematisch voor in Figuur 9. Het schema geeft weer dat we op basis van de meetnetgegevens voor elk steekproefpunt si willen beschikken over een of meerdere analysevariabelen. Om een bepaalde analysevariabele (bv. a3) te kunnen berekenen hebben we gegevens nodig van een of meerdere meetobjecten. Daarbij is het mogelijk dat we aan bepaald meetobject (bv. o2) meerdere meetvariabelen m… moeten opmeten

Figuur 9: Het selecteren van meetobjecten en meetvariabelen om te komen tot een of meerdere analysevariabelen.

Waterbodemmeetnet

(Vlaamse Milieumaatschappij)

De kwaliteit van de waterbodem wordt beoordeeld aan de hand van drie groepen variabelen. Per groep is er een analysevariabele.

Defysisch-chemische analysevariabele is gebaseerd op de concentratie (= meetvariabele) van 13 pollu-enten (= meetobjecten). De ecotoxicologische analysevariabele wordt afgeleid uit de sterftesnelheid (= meetvariabele) van testorganismen (= meetobjecten) die blootgesteld worden aan de onderzochte water-bodem. De biologische analysevariabele is een quotering a.d.h.v. de aanwezigheid (= meetvariabele) van indicatororganismen (= meetobjecten) in de waterbodem.

Deze drie analysevariabelen worden samengevoegd tot een samengestelde analysevariabele, de zoge-naamde triadekwaliteitsbeoordeling (TKB).

Een goede methodiek voor de selectie en bemonstering van de meetobjecten en meetvariabelen voorkomt dat te veel of te weinig opgemeten wordt en dat het meetnet te duur respectievelijk ontoereikend is:

 De selectie van de meetobjecten en meetvariabelen binnen een steekproefpunt moet gebeuren op basis van ondubbelzinnige criteria.

 Hierbij is het mogelijk alle meetobjecten en meetvariabelen direct op te meten of binnen het steekproefpunt een representatief staal te nemen van de aanwezige meetobjecten en meetvari-abelen. De veldteams kunnen een eenmalige meting uitvoeren of verschillende malen terugkeren naar het steekproefpunt.

 Voor het uitvoeren van de metingen is het aangewezen internationaal aanvaarde meetmethoden te hanteren. Ga dus na of protocollen voor standaard bemonsteringstechnieken voorhanden zijn.

 Indien internationaal nog geen standaard bemonsteringsmethodieken zijn uitgewerkt, behoort het uitdenken en uitschrijven van de bemonsteringsmethodiek niet noodzakelijk tot uw taken-pakket. In bepaalde gevallen is het beter hiervoor beroep te doen op domeinexperts, in het bij-zonder personen die ervaring hebben met de geschikte meetmethoden.

Om een degelijke bemonsteringsmethodiek uit te werken, is vaak een proefproject vereist (zie ook Fase V). Dat houdt in dat u en/of de domeinexpert, op basis van aanwezige kennis of gelijkaardige meetnet-ten, eerst een coherente set van bemonsterings- en meetmethoden zo nauwkeurig mogelijk uitschrijft.

Tijdens het proefproject toetst u deze af aan de praktijk. Het is belangrijk bijzondere en randsituaties op te nemen in het proefproject. Op basis van de opgedane bevindingen kan de bemonsteringsmethodiek bijgeschaafd worden. Het is hoe dan ook uw taak een kwaliteitscontrole uit te voeren op de bemonster-ingsmethodiek.

II.2.5 Bouwsteen 5: Bepaling van de meetkosten

Idealiter houdt een meetnetbeheerder een analytische boekhouding bij waarin de belangrijkste kosten-bronnen van de verschillende meetnetaspecten gekwantificeerd worden (zie § V.2.3). Dergelijke informatie, voor bestaande meetnetten, kan geraadpleegd worden voor het schatten van de kostenposten. Heel vaak ontbreekt echter dergelijk cijfermateriaal. Toch kunnen we met beperkte informatie al een goede schatting maken van de verschillende kostenbronnen van de gegevensinzameling. Het is immers niet nodig om alle kostenbronnen tot in het detail te kwantificeren. Immers, voor het bepalen van de kosteneffectiviteit (zie § II.3) zijn we vooral geïnteresseerd in de kosten verbonden aan het bemonsteren van de steekproefpunten (zie ook deel 2, § 6.3).

 Wat is de kostprijs van de meetapparatuur en wat is de gemiddelde levensduur? Informeer hier-voor bij fabrikanten en meetnetbeheerders.

 Wat is de gemiddelde tijd nodig voor het lokaliseren en bemonsteren van een steekproefpunt? Hoeveel steekproefpunten kunnen op een dag bemonsterd worden? Hoeveel veldwerkers zijn nodig voor het bemonsteren van een steekproefpunt? Druk uit hoeveel steekproefpunten een VTE veldwerker op jaarbasis kan bemonsteren. Informeer hiervoor bij gelijkaardige meetnetten in binnen- en buitenland.

 Hoeveel bemonsteringen moeten in een steekproefpunt uitgevoerd worden en hoeveel keer moet het steekproefpunt bezocht worden (bv. een maal in de zomer en een maal in de winter)?

 Wat zijn de kosten voor eventuele laboratoriumanalyses van monsters die op het steekproefpunt genomen zijn (bv. bodemstalen)? Hou hierbij rekening met zowel de tijdsduur van de analyse als met de kost van het analysemateriaal.

II.3 Synthese en het maken van keuzes

II.3.1 Definitieve uitwerking van de prioritaire vragen in meetvragen

Voor elke prioritaire vraag maakt u, op basis van de verschillende bouwstenen en elementen uit het analy-tisch kader, een scenario voor het meetnetontwerp. Dergelijk scenario omvat minimaal:

 Een overzicht van de meetvragen die moeten beantwoord worden, met opgave van eventueel te toetsen normen en streefdoelen en de gewenste precisie en betrouwbaarheidniveau of de mini-maal detecteerbare effectgrootte, onderscheidend vermogen en significantieniveau.

 Een nauwkeurige omschrijving van de doelpopulatie.

 Een lijst van de vereiste variabelen, met opgave van de eventuele meetvariabelen.

 Een omschrijving van de steekproeftrekking en het steekproefontwerp.

 Schattingen van de steekproefgrootte voor relevante combinaties van precisie en betrouwbaar-heidniveau en/of minimaal detecteerbare effectgrootte, onderscheidend vermogen en signifi-cantieniveau

 Een toelichting bij de bemonsteringsmethodiek voor een individueel steekproefpunt en een op-somming van de meetobjecten en meetvariabelen die daarbij opgemeten worden.

 Kostenberekeningen van de gegevensinzameling voor het bereik van mogelijke steekproefgroot-tes.

Op basis van deze synthese vergelijkt u de meetnetkenmerken van de verschillende prioritaire vragen en meetvragen en zoekt u naar overeenkomsten en belangrijke verschillen. Hierbij beschouwt u ook de schat-tingen van de kostprijs. Het is mogelijk dat niet alle vragen eenzelfde gedetailleerd meetnetontwerp ver-eisen, of dat bepaalde vragen een erg afwijkende kostprijs hebben. In samenspraak met de opdrachtgever moet u de verschillende mogelijkheden ten opzichte van elkaar afwegen en, indien nodig, duidelijke keuzes

maken. Met name moeten jullie beslissen voor welke prioritaire vragen de informatiebehoefte bijgesteld, afgezwakt of zelfs geschrapt moet worden.

Het resultaat van dit selectieproces is een duidelijke opgave van de prioritaire vragen en geassocieerde meetvragen waarop het meetnet zich verder moet richten. Hierbij is het mogelijk dat geen enkele van de prioritaire vragen moet sneuvelen, of dat integendeel blijkt dat het meetnet slechts kan focussen op een enkele prioritaire vraag.

Tweede Vlaamse Bosinventarisatie

(Agentschap voor Natuur en Bos)

Na de eerste fase van het ontwerp van dit meetnet bleef de mogelijkheid open om naast metingen aan bomen en opnames van vegetatie ook in elk steekproefpunt bodemstalen te nemen. Deze zouden dan achteraf in een labo geanalyseerd worden.

Tijdens Fase II werd duidelijk dat bodemstaalnames weinig compatibel zijn met de twee andere prioritaire thema’s. Ten eerste vereist het nemen van bodemmonsters een zekere vaardigheid waarover niet elke veldwerker voldoende beschikt. Daarnaast moeten per steekproefpunt meerdere stalen genomen worden

om de lokale variabiliteit uit te middelen. Ten derde is de kost van de laboratoriumanalyses dermate groot dat de kost voor het meetnet ver boven de beschikbare budgetten zou gaan. Een laatste, eerder inhoude-lijk, argument is dat bodemvariabelen over een periode van tien jaar niet sterk veranderen. Daarom werd besloten om met de tweede Vlaamse bosinventarisatie te focussen op dendrometrische metingen en ve-getatieopnames. Een optie is om in de derde of vierde bosinventarisatie (twintig respectievelijk dertig jaar na de eerste bosinventarisatie) opnieuw een reeks bodemstalen in te zamelen.

II.3.2 Kosteneffectiviteitsanalyse

In een volgende stap onderzoekt u meer gedetailleerd de uiteenlopende opties om de overblijvende prio-ritaire vragen en meetvragen te beantwoorden. Dat moet leiden tot het fijn stellen van het meetnetont-werp. In § II.2.3 heeft u enkele mogelijke scenario’s voor de vereiste meetnetdimensies afgeleid. Uiteraard bepalen deze dimensies niet enkel de numerieke kwaliteit van het meetnet maar hebben ze ook een grote invloed op de kostprijs van het meetnet.

Daarom is het nodig dat u in deze stap van de synthesefase een kosteneffectiviteitanalyse uitvoert. Dat betekent een analyse van de effectiviteit (numerieke uitkomst van het meetnet) in functie van de kosten van de verschillende onderdelen van het meetnetontwerp. Hierbij vergelijkt u voor elk van de prioritaire vragen de verschillende scenario’s voor relevante combinaties van precisie en/of minimaal detecteerbare effectgrootte, significantieniveau en onderscheidend vermogen, ingrepen die de variabiliteit op de eindva-riabele beperken en aanpassingen aan het steekproefontwerp.

De verschillende technieken, het bereik van mogelijke steekproefgroottes, de keuze voor de frequentie van herbemonstering, enz. resulteren in ogenschijnlijk moeilijk vergelijkbare scenario’s. Daarom moet u de scenario’s zoveel mogelijk onder een gelijke noemer brengen. Een eerste mogelijkheid is de scenario’s zo te kiezen dat ze een eindresultaat met een zelfde precisie of minimaal detecteerbare effectgrootte opleve-ren en op basis daarvan de kostprijs te vergelijken (= optimaliseopleve-ren van het meetnetontwerp). Een andere mogelijkheid is te zorgen dat de kostprijs van alle scenario’s (ongeveer) gelijk is en na te gaan in hoeverre de precisie en/of de minimaal detecteerbare effectgrootte verschillend is (= optimaal gebruik van de be-schikbare budgetten). In Deel 2 lichten we toe hoe u deze scenario’s kunt uittekenen en dus een analyse kunt maken van de kosteneffectiviteit.

Een meetnetontwerper heeft keuze tussen twee types toestellen om de gemiddelde potentieel verzu-rende natte depositie te bepalen op een Vlaamse schaal: dure wet-only samplers (€ 155 335 per toestel) versus goedkope bulkcollectoren (€ 60 616 per toestel). Bulkcollectoren meten minder precies en geven ook een vertekend beeld omdat ook droge depositie in de collector terecht komt. Uit een vergelijkende studie blijkt dat ongeveer anderhalf keer meer steekproefpunten nodig zijn om een vergelijkbare precisie te halen als wet-only samplers. Wanneer we de totale kostprijs voor het meten berekenen, dan blijkt dat een meetcampagne op basis van bulkcollectoren ca. 60 % (1.5 x €60616/€155335) goedkoper zal zijn dan een op basis van wet-only samplers. In termen van kosteneffectiviteit is het dus interessanter om op meer steekproefpunten metingen uit te voeren met de minder precieze bulkcollectoren. Uiteraard moeten we ook nog rekening houden met de personeelskosten voor onderhoud (wellicht hoger bij wet-only samplers) en de kosten van het veldbezoek (wellicht hoger bij bulkcollectoren, want er moeten anderhalve keer zo-veel punten bezocht worden).

meetvraag. Vervolgens vergelijkt u de scenario’s voor de verschillende meetvragen en zoekt u naar de best mogelijke overeenkomsten. Uit een kleine bijsturing van bv. de methodiek of de minimaal detecteerbare effectgrootte voor een gegeven meetvraag, kan deze eenzelfde meetnetontwerp vereisen dan een andere meetvraag. Indien echter belangrijke verschillen blijven bestaan in het vereiste meetnetontwerp, dan moet u, in samenspraak met de opdrachtgever, beslissen voor welke meetvragen de informatiebehoefte en de verwachtingen wat betreft precisie en minimaal detecteerbare effectgrootte bijgesteld, afgezwakt of zelfs geschrapt moeten worden.

Dit iteratief proces moet uiteindelijk resulteren in een gedetailleerd ontwerpscenario voor de gegevens-inzameling dat zo goed mogelijk tegemoet komt aan de verschillende prioritaire vragen en verwachtingen t.a.v. het meetnet. Hierbij voegt u een duidelijke kostenraming (schatting van de belangrijkste kostenbron-nen, zie § V.2.3).

Geef de opdrachtgever vervolgens tijd en ruimte om op basis van de voorgelegde informatie gericht bijko-mende vragen te stellen en een eerste voorlopige beslissing te nemen omtrent de belangrijkste kenmerken van het ontwerpscenario voor het meetnet.