• No results found

4. DISCUSSIE

4.3 HOE SEKSUEEL WELZIJN DEFINIËREN?

De volgende definitie van seksueel welzijn werd voorgesteld door experten van de WGO in 2010.

“Het is de individuele perceptie van de seksuele gezondheid, met inbegrip van comfortabel of tevreden zijn met seksuele identiteit en de motivatie en het vermogen om de seksuele gezondheid te beschermen en te verbeteren”

Er werd reeds aangehaald dat de definities waarnaar verwezen werd in de publicaties, lijken te passen binnen deze definitie. Men maakt hier duidelijk het onderscheid tussen seksuele gezondheid en seksueel welzijn en hoe ze zich ten op zich van elkaar verhouden. Ook de sub- constructen lijken te passen binnen deze definitie. Enerzijds heb je het begrip tevredenheid dat verder wordt gespecifieerd. Het gaat hier niet enkel om tevredenheid met de seksuele functie of seksuele frequentie, maar ook om tevredenheid met de seksuele identiteit. Anderzijds omvat het ook de motivatie en het vermogen om seksuele gezondheid te beschermen en te verbeteren. Er wordt ook sterk de nadruk gelegd op het aspect van de “individuele perceptie”. De gebruikte sub- constructen kunnen op de volgende manier geplaatst worden onder de verschillende domeinen van de definitie. Tevredenheid met seksuele gezondheid Tevredenheid met seksuele identiteit Self-efficacy Me n ta a l Self-esteem Assertiveness Self-schema Vermogen Knowledge

Beschermen Safe sex Distress/anxiety Motivatie Desire Em o tio n e e l Pleasure Arousal

*Seksuele gezondheid Partner communication So

c ia al Relationship quality Function Fysi e k Frequency

Tabel 1: Schematische voorstelling sub-constructen

In deze opdeling kunnen nog steeds de mentale en emotionele domeinen van seksuele gezondheid terug gevonden worden. Het fysieke en sociale domein zijn echter niet vertegenwoordigd. Het gebruik van deze domeinen werd in de literatuur door verschillende auteurs in twijfel getrokken.

41 Dus op het eerste zicht lijkt het logisch om deze domeinen niet in de definitie te vermelden. Er kunnen toch een aantal argumenten aangehaald worden waarom het zinvol is deze domeinen te bevragen in onderzoek.

De sub-constructen van het fysieke domein, sexual function, frequency of sexual activity, werden frequent gebruikt als sub-construct in de publicaties. Bij het sub-construct frequentie van seksuele activiteit leek men zich voornamelijk zorgen te maken over de waarden-geladenheid van dit begrip. Want welke frequentie moet dan gezien worden als normaal? De objectiviteit hangt natuurlijk af van de vraagstelling en antwoordmogelijkheden. Stelt men de vraag “Hoe vaak ben je seksueel actief per week/maand” en de mogelijke antwoordmogelijkheden zijn bijvoorbeeld “1 keer per week, 2 keer per week”, dan moet er een normaalwaarde bepaald worden van de frequentie van seksuele activiteit. Geeft men als antwoordmogelijkheden “te weinig, matig, voldoende”, polst men eerder naar de ervaring van seksuele frequentie. Een andere mogelijkheid is om bij seksuele tevredenheid ook een component “tevredenheid met seksuele frequentie” toe te voegen. Deze laatste omschrijving zou in dezelfde lijn liggen als de voorgestelde definitie. Op dezelfde manier kan men het gebruik van seksuele dysfunctie in vraag stellen. Net zoals seksuele frequentie is dit een vrij objectief sub-construct. De aanwezigheid van een objectief waarneembare dysfunctie hoeft niet te betekenen dat iemand dit ervaart als een dysfunctie. Wanneer men dit beter wilt doen passen binnen de definitie van seksueel welzijn, kan men de vraagstelling subjectiever maken door te vragen naar de ervaring van de seksuele functie.

De sub-constructen van het sociale domein, partner communication, love & affection, worden ook niet letterlijk vermeld in deze definitie. Volgens Rosen RC zijn deze interpersoonlijke aspecten een belangrijk deel van seksueel welzijn. Het belang van deze componenten kan echter beargumenteerd worden. Enerzijds kan men niet ontkennen dat dit belangrijke aspecten zijn voor het seksueel welzijn bij personen in een relatie. Anderzijds is het niet te bedoeling seksueel welzijn te beperken tot relationeel seksueel welzijn.

Het lijkt ons echter niet noodzakelijk deze sub-constructen letterlijk te vernoemen in de definitie aangezien er dan een kans bestaat dat te veel gefocust zou worden op functie en frequentie, zoals dat het geval is bij de definitie van seksuele gezondheid. Door ook partner communication en love

& affection niet letterlijk te vernoemen, is het mogelijk om seksueel welzijn open te trekken tot een

concept dat verder gaat dan de partnerrelatie en ruimer is dan seksuele activiteit met penetratie. Wanneer men toch een van deze domeinen zou willen bevragen, wordt dit niet uitgesloten door het gebruik van deze definitie. Sociale en fysieke domeinen zijn nog steeds aspecten van seksuele gezondheid. Aangezien seksuele gezondheid in deze definitie gezien wordt als een deel van seksueel welzijn, is het niet uitgesloten deze domeinen te bevragen.

42 De sub-constructen die nu vermeld worden in het schema, zijn deze die frequent terugkeerden in de verschillende publicaties. Er is verder onderzoek nodig naar de waarde van deze sub- constructen als indicatoren van seksueel welzijn. Aangezien het belangrijk is seksueel welzijn te beschouwen bij verschillende populaties, moet ook onderzocht worden hoe deze indicatoren kunnen gebruikt worden bij deze subpopulaties. Uit de publicaties bleek dat bepaalde sub- constructen meer gebruikt werden bij bepaalde populaties. Het is dus mogelijk dat sommige sub - constructen bij bepaalde populaties beter als indicator kunnen dienen dan andere sub-constructen. De vraag kan dus gesteld worden of voor de verschillende populaties, afhankelijk van geslacht, leeftijd, land, verschillende indicatoren moeten gebruikt worden. Men kan zich ook afvragen of een lijst van indicatoren moet vastgelegd worden. Mogen auteurs sub-constructen toevoegen of weglaten? Het zou enerzijds natuurlijk jammer zijn om een complex begrip, dat sterk cultureel bepaald kan worden, te beperken tot een lijst indicatoren. Anderzijds lijkt het toch in zekere zin belangrijk dat de auteurs dezelfde taal spreken. Wanneer de ene auteur zegt dat borstkanker een negatieve impact heeft op seksueel welzijn, doelend op uitsluitend de seksuele functie en de andere auteur zegt dat borstkanker geen effect heeft op seksueel welzijn, doelend op de seksuele tevredenheid, kunnen er geen wetenschappelijk onderbouwde uitspraken gedaan worden. Daarom lijkt het belangrijk dat de verschillende domeinen die aangehaald worden in definitie, vertegenwoordigd zijn bij het meten van seksueel welzijn. Afhankelijk van de populatie is het dan mogelijk binnen de verschillende domeinen de meest geschikte indicatoren te selecteren.