• No results found

Seculier feminisme

In document Van revolutie naar vrijheid? (pagina 32-38)

5. De vrouwenbeweging in Iran

5.3 Discourse van de vrouwenbeweging

5.3.2 Seculier feminisme

Niet alleen tussen islamitische en seculiere feministen zijn er verschillen, ook onderling zijn de seculiere vrouwen verdeeld. In Iran is er sprake van een duidelijke verdeling tussen professionele, elite vrouwen en Marxistische revolutionaire feministen. Deze laatste groep opereert vooral ondergronds, omdat zij sinds de Islamitische Revolutie te maken hebben gekregen met veel strengere wetgeving en vervolgingen door de staat. Voor veel seculiere vrouwen en sympathisanten was het beleid

33 doorgevoerd door Ayatollah Khomeini verraad van de constructie van vrouwen zoals tijdens de Revolutie. In deze periode werden vrouwen geprezen om hun participatie en als revolutionaire symbolen, maar na de Revolutie werden zij weer geacht terug te keren naar hun huis en familie (Paidar 1995: 233). De professionele groep seculaire feministen kan zich vrijer bewegen. Zij kunnen zich door hun professionele achtergrond mengen in publieke debatten en de rechten van de vrouw verdedigen in de publieke ruimte (Ashfar 1998: 38). De vrouwenafdeling van de National Front, National Union of Women en de Liberation Movement zijn voorbeelden van nationalistische, liberale, seculiere bewegingen die kritiek uitten op de islamisering van vrouwenrechten. De Democratic Organization of Iranian Women publiceerde kritiek zoals veel bewegingen zelfs in een eigen tijdschrift.

Daarnaast is er in het veld van het seculiere feminisme ook een onderverdeling in vrouwen die in Iran opereren en vrouwen die zich vanuit het buitenland inzetten voor de zaak. Over de hele wereld hebben seculiere vrouwen zich ingezet voor de rechten van de vrouw in Iran, zowel voor sociale als politieke rechten. Deze wereldwijde aandacht heeft het probleem van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op de kaart gezet en bijgedragen aan het verminderen van de marginalisatie van vrouwen. Een soort activisme wat door de globalisering en de eerder genoemde internationale druk gestimuleerd wordt. Shirin Ebadi is een voorbeeld van een vrouw uit de professionele groep, zij bekleedde voor de Revolutie de positie van rechter maar voert nu internationaal campagne ter verbetering van de rechten van de vrouw.

Ahmadi benadrukt in haar werk over Islamitisch feminisme echter dat de seculiere feministische strijd helaas niet veel heeft kunnen veranderen in de structuur van het maatschappelijke en politieke leven in Iran. Ahmadi stelt dat ondanks het belang van de seculiere vrouwen voor de algemene vrouwenbeweging; ‘One reason for this failure is the barrier blocking secular women’s work within the framework of an Islamic republic where fundamentalists hold absolute power over certain state institutions’ (Ahmadi 2006: 34). Deze seculiere vrouwen die niet veel directe invloed konden uitoefenen op het islamitische regime kozen er daarom voor de dialoog aan te gaan via publieke middelen, zoals de geprinte media. Daarnaast gebruikten vrouwen hun politieke rechten om tijdens verkiezingen liberale kandidaten voor het parlement en liberale presidentskandidaten te verkiezen (Hoodfar 2010: 892). Er werd dus gebruik gemaakt van een publieke discourse om een platform te creëren.

De meerderheid van de seculiere activistische vrouwen koos er echter voor om het land te verlaten, of om het activisme voort te zetten door middel van informele bijeenkomsten, om op deze manier hun netwerk te versterken. Dit netwerk overschreed transnationale grenzen en maakte gebruik van het netwerk van Iraanse ‘expats’. Een strategie was om te publiceren en te documenteren over de situatie van de rechten van de vrouw. Deze publicaties over bijvoorbeeld stenigen en de positie van de vrouw binnen het familierecht vormde zo een indirecte dialoog die vrouwenbewegingen kon beïnvloeden (Hoodfar 2010: 898). Het beperken van de publieke ruimte waarin vrouwen zich in konden bewegen zorgde dus juist voor een toename van vrouwen die via organisaties, media, internet

34 en transnationale netwerken betrokken bleven in deze publieke ruimte. Het beperken van publiek activisme vanuit de staat kon er dus niet voor zorgen dat de behoeftes en idealen van vrouwen werden geweerd. De vrouwenbeweging werd eerder creatiever en pragmatisch.

35

6. Conclusie

In deze scriptie is getracht de discourse van de staat van de Islamitische Republiek Iran en de discourse van de vrouwenbeweging uiteen te zetten, en een verband te leggen tussen deze verschillende discoursen om de discussie over de rol van de vrouw in de Iraanse maatschappij beter te begrijpen. Er is gekozen voor de vrouwenbeweging in Iran, omdat het land in de Cultureel Antropologisch en Sociologische literatuur gecategoriseerd wordt als een ontwikkelingsland dat sterk wordt gekenmerkt door de gecentraliseerde relatie tussen gender en seksualiteit en politiek. De focus lag door middel van twee verschillende hoofdstukken op de verschillende discourses en hoe deze beïnvloedt zijn door religie, en de mogelijke interactie die hierdoor teweeg wordt gebracht tussen de vrouwenbeweging en de staat. Om dit te kunnen analyseren werd de vraag ´Hoe wordt de discourse van de Iraanse staat beïnvloed door religie en hoe beïnvloedt dit gedachtegoed de discourse van de vrouwenbeweging in de postrevolutionaire Islamitische Republiek Iran?’ gesteld.

Belangrijk in deze studie is dat er een algemeen beeld bestaat van de vrouwenbeweging als zijnde één front dat collectief protest uitoefent tegen de staat. Er kan echter geconcludeerd worden dat er niet gesproken kan worden van zoiets als ‘de vrouwenbeweging’, maar eerder over een beweging die sterk versplinterd is in verschillende richtingen, namelijk een religieuze en een seculiere groepering. Binnen deze twee richtingen kan er weer onderscheid worden gemaakt tussen verschillende ideologieën en werkwijzen. Zo is de religieuze vrouwenbeweging onder te verdelen in een islamitische groepering die het gebruik van religie door de staat steunt, en aan de andere kant een groepering die vraagt om herinterpretatie van de religieuze bronnen. Binnen de seculiere beweging zijn vrouwen onderverdeeld in een elite groep die gebruik maakt van hun zowel nationale als transnationale, professionele netwerk, en de Marxistische revolutionaire beweging die gedwongen een ondergrondse manier van opereren hanteert.

De discourse van de staat wordt gekenmerkt door een anti-imperialistische en antiwesterse houding en grijpt terug op het idyllische religieuze verleden. De oude Sjiitische religieuze geschiedenis wordt als ideaalbeeld en een van de belangrijkste uitgangspunten van de maatschappij voorgehouden en schrijft een pure, op de Islam gebaseerde staatsinrichting voor. Deze purificatie van de maatschappij wordt uitgevoerd door middel van de controle van vrouwen, met name doordat zij een belangrijke positie in het familie en gezinsleven inneemt en dus de hervorming van de maatschappij van binnenuit kan implementeren. Dit betekent dat vrouwen, en daarmee ook de vrouwenbeweging, onderworpen zijn aan de staat en het belang van de natie. Religie heeft dus duidelijk een grote invloed op zowel de discourse van de staat in het postrevolutionair Iran, als basis van alle normen en waarden die door de staat zijn ingevoerd na de Revolutie, alsmede op de discourse van de vrouwenbeweging. De invloed van dit gedachtegoed van de staat op de discourse van de vrouwenbeweging werd aangetoond door de rol die vrouwen hebben gespeeld in de Islamitische Revolutie en de rol die zij na

36 de Revolutie werd geacht in te nemen. Gebleken is dat de Islamitische Revolutie er voor heeft gezorgd dat het patriarchale machtssysteem is ingesteld, of in ieder geval is behouden, en er voor heeft gezorgd dat vrouwen niet het belang dienen van de vrouwen zelf, maar het belang dienen van het patriarchaat (Sedghi 2007: 206).

De zoals in de Islamitische Revolutie geconstrueerde gender relaties werden vervangen door een door mannen gedomineerd construct van gender. De notie die hierin duidelijk naar voren komt is dat het belang van het individu in de Republiek ondergeschikt is aan het algehele belang van de maatschappij. Vrouwen reageerden hierop door individuele en collectieve agency uit te oefenen en door hun mobiliteit en aanwezigheid in de publieke ruimte te vergrootten. De scheiding tussen privé en publieke ruimte bleek door de staat te worden opgelegd om vrouwen te beperken in hun bewegingsruimte, maar er kan gesteld worden dat dit niet altijd het gewenste effect opleverde. De vrouwenbeweging maakte in reactie op deze beperking juist gebruik van de religieuze discourse van de staat om eigen doelen te bereiken. De voorhanden liggende regels en bronnen gebruiken zij dus om zich juist te mobiliseren en te verplaatsen. De structuur zoals aangebracht door de staat is dus niet alleen beperkend, maar kan gezien worden als een construct dat gebruikt wordt om agency uit te oefenen.

Er kan dus naar aanleiding van het literatuuronderzoek in deze scriptie geconcludeerd worden dat religie de basis vormt van de discourse van de Iraanse staat in de postrevolutionaire periode. Deze religieuze insteek heeft als gevolg dat vrouwen een geconstrueerd systeem van gender relaties moeten volgen en vast blijven zitten in een patriarchaal systeem. Vanuit dit patriarchale systeem vormt de vrouwenbeweging echter haar eigen discourse, om de geconstrueerde rol van vrouwen als ‘nieuwe symbolen van de natie’ tegen te kunnen gaan. Een beïnvloeding die dus twee kanten op werkt, van staat naar vrouwenbeweging en andersom, en daarnaast internationale invloeden in acht moet nemen.

37

Referenties

Afshar, H. (1998) Islam and Feminism An Iranian Case-Study New York, Palgrave.

Ahmadi, F. (2006) ‘Islamic feminism in Iran Feminism in a New Islamic Context’ JFSR 22- 2:33-53.

Bayat, A. (2010) Life as Politics: How ordinary people change the middle east Amsterdam, Amsterdam University Press.

Charrad, M. (2011) ‘Gender in the Middle East: Islam, State, Agency’ Annual Review of Sociology 37:417–37

Connell, R.W. (2002) Gender Cambridge, Blackwell Publishing.

Deeb, L. (2009) ‘Piety politics and the role of a transnational feminist analysis’ The Journal of the Royal Anthropological Institute 15: 112-126.

Gallagher, K. & N. Burns (2010) ‘Issues: The Politics of Equity and Roles’ Annual Review of Political Science 13:425–43.

 Goffman, E. (1959) ‘The presentation of self in everyday life’ in: Appelrouth, E. & L.D. Edles Classical and contemporary Sociological Theory, California, Pine Forge Press: 492-506

Gutmann, M. (1997) ‘Trafficking in men: The Anthropology of Masculinity’ Annual Review of Anthropology 26:385-409

 Hoodfar, H. & F. Sadeghi (2009) ‘Against All Odds: The women’s movement in the Islamic Republic of Iran’ Society for international Development 52-2: 215–223.

Hoodfar, S. & S. Sadr (2010) ‘Islamic Politics and Women’s Quest for Gender Equality in Iran’ Third World Quarterly 31-6: 885–903.

Hughes, M., P. Paxton & S. Kunovich (2007) ‘Gender in Politics’ Annual Review of Sociology 33: 263-284.

 Mir Hosseini, Z. (2008) ‘Debating Women: Gender and the Public Sphere in Post- Revolutionary Iran in Comparative Muslim Contexts’ in: I.B. Tauris & Institute of Ismaili studies (2002) London: 95-122.

Osanloo, A. (2002) At the juncture of Islam and Republic: socio-legal constructions of women’s rights in Iran New York, ProQuest.

Osanloo, A. (2009) The politics of women’s rights in Iran Princeton, Princeton University Press.

Paidar, P. (1995) Women and the political process in twentieth-century Iran Cambridge, Cambridge University Press.

Sedghi, H. (2007) Women and politics in Iran Cambridge, Cambridge University Press.

Shahrzad, M. (2001) ‘Theorizing the Politics of ‘Islamic feminism’ Feminist Review 69:124- 146.

38

Silverman, S. (2004) Totems and Teachers: Key Figures in the History of Anthropology, Oxford, Altamira Press.

Steiner, H. & P.Alston (2000) International Human Rights in Context Oxford, Oxford University Press.

Internetreferenties:

Iran Human Rights Documentation Center (2013) Human rights documents, online geraadpleegd op 1—03-2013, http://www.iranhrdc.org

 Ro.Sa – Bibliotheek, documentatiecentrum en archief voor gelijke kansen, feminisme en vrouwenstudies (1990) Vrouwenorganisaties in de Verenigde Naties, online geraadpleegd op 27-03-2013, http://www.rosadoc.be/pdf/factsheets/nr48.pdf

United Nations (2008) The Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination

against Women (CEDAW), online geraadpleegd op 14-03-2013,

http://www.un.org/womenwatch/daw/cedaw/

In document Van revolutie naar vrijheid? (pagina 32-38)