• No results found

De school moet leerlingen aansporen tot reflectie op hun

In document Integriteit en partijpolitiek (pagina 49-52)

gemeenschap, hun verwachte eigen bijdrage aan het welzijn van de samenleving.28 Inlevings-vermogen is een derde noodzakelijke attitude. Aan deze houding kan de school werken door kinderen te stimuleren zich in te leven in ande-ren. Zelfs bij kleine kinderen kan dit vermogen met succes worden gestimuleerd.

Het kweken van gemeenschapszin als attitude is lastiger dan het overdragen van kennis en vaardigheden.29 De juiste houding kan alleen in de praktijk worden geleerd. Burgerschapsvorming vraagt om een school-klimaat waarin leerlingen c.q. studenten Jola Jakson Hoe geef je les in kritisch burgerschap?

De school moet leerlingen

aansporen tot reflectie op hun

bijdrage aan het welzijn van

de samenleving

52

initiatieven kunnen nemen, waarin ze met vrijheid mogen experimenteren, maar waarin zij ook serieuze verantwoordelijkheid dragen. Er zouden in het onderwijs, met andere woorden, arrangementen moeten worden geschapen waarin leerlingen hun burgerschap kunnen uitoefenen.30 Dit ideaal spoort echter slecht met de in het onderwijs heersende cultuur van consumentisme, die mede door de overheid is gestimuleerd. Hoezeer leerlingen en hun ouders als consumenten worden benaderd in plaats van als burgers blijkt wel uit het veelvuldige gebruik van enquêtes en evaluaties, de inrichting van allerlei kwaliteits- en klachtencommissies, de

ranking van scholen et cetera. Als het gaat om de

attitude van gemeenschapszin geven overheid en onderwijs dus zelf het verkeerde voorbeeld.

einde aan de vrijblijvendheid De wijze waarop burgerschapsvorming in het Nederlandse onderwijs is ingevoerd illustreert hoe angst voor paternalisme en voor een teveel aan bemoeizucht van de kant van de overheid leidt tot halfslachtigheid. De effectiviteit van de maatregel laat daardoor te wensen over. De overheid kan de inhoud van burger-schapsvorming niet langer aan de scholen zelf overlaten. Zij moet aansturen op een vorm van burgerschapsvorming waarin de aspecten van autonomie en gemeenschapszin in gelijke mate aandacht krijgen: kritisch democratisch burger-schap is het ideaal. Net als bij andere vakken zou de overheid duidelijke eindtermen voor burgerschapsvorming in het onderwijs moeten formuleren, die aangeven over welke kennis,

vaardigheden en attitudes met betrekking tot burgerschap de leerlingen bij het verlaten van de school dienen te beschikken.

De overheid lijkt ook zelf te onderkennen dat de geldende algemene verplichting tot burger-schapsvorming erg vrijblijvend is. Met ingang van 1 februari 2008 zijn de eisen enigszins aangescherpt. De Onderwijsinspectie dreigt een school een onvoldoende te geven als deze niet aan ten minste twee van de volgende domeinen aandacht schenkt:

> de competenties om met andere mensen om te gaan;

> voorbereiding op deelname aan de Neder-landse samenleving;

> bevordering van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat;

> het als school zelf in de praktijk brengen van burgerschap.31

Dit kwartet is zeker een stap in de goede rich-ting, al zijn de eisen nog erg algemeen geformu-leerd. Uiterst merkwaardig is bovendien dat een school slechts aan twee van de vier eisen hoeft te voldoen, zodat men bijvoorbeeld de basiswaar-den van de democratische rechtsstaat onbespro-ken kan laten! Het ware beter geweest indien men elk van deze vier domeinen verplicht zou opleggen. Verder zouden scholen verplicht moe-ten worden om te expliciteren hoe zij de kennis, vaardigheden en attitudes die samenhangen met persoonlijke autonomie en gemeenschaps-zin aan hun leerlingen overdragen.

Dit artikel kwam tot stand binnen de kenniskring ‘Leren innoveren’ van de HvA.

Jola Jakson Hoe geef je les in kritisch burgerschap?

Noten

1 De wet van 9 december 2005 is gepubliceerd in Staatsblad 2005, nummer 678.

2 21minuten.nl, editie 2006 (www.21minuten.nl), p.18-19. 3 Sociaal en Cultureel

Planbu-reau (2004), In het zicht van de

toekomst. Sociaal en Cultureel Rap-port 2004, Den Haag: scp, p. 184

en p. 480.

4 Zie bijvoorbeeld: Paul Kalma (z.j.) Socialisme op sterk water, Deventer: Van Loghum Slaterus. 5 Zie bijvoorbeeld: Paul Scheffer

(2007) Het land van aankomst, Amsterdam: De Bezige Bij.

6 Vergelijk Robert Putnam, ‘E Pluribus Unum: Diversity and Community in the Twenty-first Century’, in: Scandinavian

Politi-cal Studies 30 (2), p. 137–174.

7 Vergelijk Amy Gutman (1995) ‘The virtues of democratic self-constraint’, in: A.Etzioni (red.)

53 Jola Jakson Hoe geef je les in kritisch burgerschap?

University Press of Virginia; Raad voor Maatschappelijke Ontwik-keling (2007) Vormen van

demo-cratie: een advies over democratisch gezindheid, Amsterdam: swp.

8 Ministerie van ocw, Koers

primair onderwijs: Ruimte voor school, p.13, 2004.

9 Onderwijsraad, Richtpunten bij

onderwijsagenda, mei 2008.

10 Ministerie van ocw, 2004 op. cit. p.13.

11 Stichting Leerplanontwikke-ling, Brondocumenten, vierde versie, april 2007.

12 Herman van Gunsteren (1992)

Eigentijds burgerschap,

wrr-publicatie, Den Haag: Weten-schappelijke Raad voor het Re-geringsbeleid /Sdu uitgeverij. 13 Van Gunsteren, op.cit., p.18. 14 Amy Gutman (1995), op.cit. 15 Mischa de Winter (2005)

Democratisering versus code van de

straat, rede uitgesproken bij de

aanvaarding van het ambt van hoogleraar op de facultaire Lan-geveldleerstoel. Zie ook: Mischa de Winter (2005), op. cit.; Mischa de Winter ‘Het kind als publiek-private onderneming’ (2007) in: Willem Koops, Bas Levering & Mischa de Winter

Het kind als spiegel van de bescha-ving, Amsterdam swp.

16 Bas van Stokkom (1992), De

republiek der weerbaren, Houten:

Bohn Stafleu Van Loghum, p.115.

17 Stichting Actief Burgerschap (2006) Meerjarenkader onderzoek

en onderwijs 2005-2009.

18 Mischa de Winter (2007), op.cit. 19 Amy Gutman (1995), op.cit. Zie

ook: Bas van Stokkom (1992) op.cit., p.48.

20 In het in 2007 verschenen boek De autonome mens onder redactie van E. Wit wordt ge-zocht naar een evenwichtige verhouding tussen autonomie en gemeenschappelijkheid op verschillende maatschappelijke en culturele terreinen. 21 James Kennedy in De Telegraaf,

28 maart 2006.

22 Dit betekent natuurlijk niet dat het onderwijs voorbij moet gaan aan de (toekomstige) rol van leerlingen als wereldburger en als lid van lokale gemeen-schappen. Bij burgerschapsvor-ming gaat het echter primair om hun rol als burger van de Nederlander staat.

23 Vergelijk Paul Scheffer (2007)

Het land van aankomst,

Amster-dam: De Bezige Bij.

24 Amitai Etzioni (2005) De nieuwe

gulden regel, Kampen: Ten Have.

25 Walter Parker (2003) Teaching

Democracy, New York: Teachers

College, Columbia University. 26 Vergelijk Harry Frankfurt

(1988) The importance of what we

care about, Cambridge.

27 Yoram Stein (2007) ‘Zonder handhaving geen beschaving’, interview met Gabriël van den Brink. In: Opinio jaargang 1, nummer 42, p.15.

28 Amitai Etzioni (2005) op.cit. 29 Dit is ook de mening van de Onderwijsraad, die in het rap-port Onderwijs en Burgerschap uit 2005 hierover schrijft: ‘Daar waar sprake is van burger-schapsvorming ¬ in de vorm van expliciete onderwijspro-gramma’s of impliciet (verwe-ven in de school als geheel, dan wel in relatie tot de omgeving van de school) ¬ zijn er ef-fecten aangetroffen, vooral wat betreft kennis en vaardigheden. Effecten in gedrag en attitude komen evenwel minder sterk naar voren. En als er al ontwik-kelingen in gedrag en attitude zijn, dan kunnen deze ook veroorzaakt zijn door andere factoren dan burgerschapspro-gramma’s in de school, bijvoor-beeld door de rol die ouders hierin hebben.’

30 Vergelijk Mischa de Winter (2005) op.cit.

31 Onderwijsinspectie (februari 2008) Toezicht op Burgerschap en

54

Over de auteur Álvaro Pinto Scholtbach is directeur Latijns-Amerika en Caribisch gebied bij het Neder-lands Instituut voor Meerpartijendemocratie. Hij schreef dit artikel op persoonlijke titel.

Noot zie pagina 62

Op 10 november 2007 deed zich een diploma-tieke rel voor tijdens een Ibero-Amerikaanse top in Santiago. In een verhit debat maakte de pre-sident van Venezuela, Hugo Chávez, de Spaanse oud-premier José María Aznar bij herhaling uit voor fascist. Aznars opvolger José Zapatero kwam voor hem op, benadrukkend dat Aznar democratisch gekozen werd en dus respect verdiende. Nerveuze pogingen van de president van Chili, Michelle Bachelet, om de gemoederen te sussen werden door het gekibbel overstemd. De Spaanse koning Juan Carlos hield zich niet in en viel uit tegen Chávez: ‘Porqué no te callas!’ Dit ‘houd toch je mond!’ haalde de wereldpers. Het werd omgetoverd tot een populair salsanummer en een ringtone voor mobiele telefoons.

Het incident is exemplarisch voor de poli-tieke verhoudingen. De botsing tussen Chávez en de Spaanse koning vormde het melodrama-tische slot van een bijeenkomst die vanaf het begin gepaard ging met grote politieke span-ningen. De hoofdrollen waren weggelegd voor gematigd of democratisch centrum-links met aan het hoofd Michelle Bachelet en nationalis-tisch-populistisch links onder aanvoering van Hugo Chávez. De top, door Bachelet georgani-seerd, had tot doel consensus te bereiken over het onderwerp ‘sociale cohesie’; de Venezolaanse president eiste echter ‘sociale transformatie’. Hij sloeg met de vuist op tafel en probeerde het ge-voel van de straat te vertolken. De Spanjaarden, komend uit een heel andere traditie, konden hun irritatie nauwelijks verbergen.

De strijd tussen populistisch links en gema-tigd links in Latijns-Amerika laat zich ook in andere termen vatten, namelijk als een gevecht dat draait om de verenigbaarheid van enerzijds een urgente strijd voor sociale

In document Integriteit en partijpolitiek (pagina 49-52)