• No results found

1. INLEIDING

4.2 RESULTATEN (INTERVIEWS)

4.2.3 SAOA

Uit voorgaande paragraaf is gebleken dat op beleidsniveau de SAOA gestuurd wordt door de samenwerking met de OOV, de Politie en de stadsdelen in de taskforce. De sturing van straatcoaches en de uitvoering van hun taken is vooral een wisselwerking tussen de teamleiders van de straatcoaches, de politie en het stadsdeel. ‘Dus jij als straatcoach ziet maximaal twee stappen boven

je…en alles wat eromheen gebeurt krijg je niet mee te maken’ (S2). De teamleider en de

kwaliteitscoördinator sturen de straatcoaches aan op basis van de instructies uit het overleg met het stadsdeel en de politie. De teamleider stuurt de straatcoaches direct aan en is verantwoordelijk voor de teams die in één stadsdeel actief zijn en is vaak zelf ook op straat actief als straatcoach. Tussen de straatcoaches en de politie is er ook een directe vorm van sturing mogelijk, door het contact dat beide partijen hebben in de uitvoering. In sommige stadsdelen worden de straatcoaches en teamleiders dagelijks of wekelijks door de Politie gebriefd, hier wordt actuele informatie uitgewisseld en worden de hotspots besproken en andere zaken waar de straatcoaches aandacht aan moeten besteden. De straatcoaches zijn tijdens hun werkzaamheden ook met de politie verbonden, middels portofoons. Echter wordt er alleen contact gelegd met de politie indien situaties uit de hand lopen en escaleren. Het contact met de Politie wordt positief ervaren (S1, S2).

In de dagelijkse praktijk stuurt de teamleider de straatcoaches aan tijdens de uitvoering van hun taken. De verantwoording van de straatcoaches gebeurt middels de rapportage die na elke dienst opgemaakt moeten worden door de straatcoaches. Deze wordt door de coördinator bekeken en geanalyseerd en gedeeld met de Politie en het stadsdeel. Bij de teamleider worden de meer praktische zaken verantwoord. ‘Als je tegen dingen aanloopt ga je naar je teamleider om te praten

over bijvoorbeeld…als jouw manier van werken niet werkt. En dan ga je met je teamleider kijken naar een manier die wel werkt.’ (S1).

De rapportages worden in het overleg besproken en geanalyseerd. Gekeken wordt naar de namen van jongeren die voorkomen, de locaties waar zich incidenten voordoen, de aard van het incident en andere opmerkelijke zaken. Op basis van deze informatie wordt de inzet van de straatcoaches bepaald en de gebieden die ze moeten aandoen tijdens hun diensten. ‘…het voordeel van deze

samenwerking is dat de politie erbij zit met hun informatie, dus kunnen we zo groepen en buurten beter monitoren’ (O1).

In beleidsdocumenten kwam naar voren dat de stadsdelen de preventieve zijde van het Jeugdveiligheidsbeleid voor hun rekening namen door meer aandacht te besteden aan het jongerenwerk. In de praktijk blijkt dat straatcoaches weinig tot geen informatie krijgen van de stadsdelen over het jongerenwerk, waar ze de doelgroep op kunnen attenderen. ‘Je bent op gegeven

moment allang in een stadsdeel en dan kan je zelf op onderzoek, je krijgt misschien iets in je postvak eens in de zoveel tijd, maar niet constant’ (S1). Volgens de straatcoaches is het aanbod van recreatie

mogelijkheden in de stadsdelen ook minimaal en niet interessant voor de doelgroep. ‘…er is niks in

een buurthuis…dan gaan ze voor de deur van het buurthuis roken’(S2).

Aan straatcoaches is gevraagd naar hun mening over professionaliteit onder de straatcoaches. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen twee typen straatcoaches; ‘de jongens van de straat’ en ‘de beveiligers’. De jongens van de straat zijn de straatcoaches die in het verleden ook hangjongeren waren, of uit buurten komen waar dit fenomeen veel voorkomt. De beveiligers zijn vaak afkomstig

uit de praktijk van het beveiligingswezen en hebben geen band met de omgeving of de doelgroep. Volgens de straatcoaches zien de ‘de jongens van de straat’ zichzelf niet als professional, omdat ze het meer doen vanuit een morele plicht naar de buurt en de jongeren. Over de ‘beveiligers’, waarvan ze vinden dat die zichzelf wel als professional beschouwen, zeiden ze het volgende:’…dat

zijn vaak de echte beveiligers, van die bodybuilders….die zijn echt in hun rol. Ze zijn effectief misschien op de manier waarop de politie het wil zien, aanhouden, aanspreken, melden enzo...’(S1).

Straatcoaches zijn niet bekend met de straatcoachacademie. De straatcoaches die aangenomen worden kunnen enkele trainingen krijgen, maar in de praktijk blijkt dat straatcoaches ook vaker begonnen waren met hun werkzaamheden, zonder dat ze een beveiligingsdiploma hadden of een cursus gevolgd hebben. In het verleden was er een cursus die door het ROC verzorgd werd, maar het was geen voorwaarde om in dienst te komen. ‘Als ik kijk naar de jongens die aangenomen zijn dan

zijn het jongens van de straat die intern cursussen hebben gevolgd als weerbaarheidstraining

enzo…en niet eens allemaal!’ (S2). Op de inhoud van de cursussen hebben de straatcoaches geen invloed, maar dat krijgen de teamleiders wel steeds meer. Deze invloed heeft dan meer te maken met de keus voor het type training, waar behoefte aan is en minder met de aansluiting van de theorie op de praktijk bij de straatcoaches. Het gaat om algemene trainingen, zoals communicatie, agressie en geweld. De straatcoaches missen trainingen die gericht zijn op de cultuur van de verschillende groepen en EHBO cursussen.

GERELATEERDE DOCUMENTEN