• No results found

31Op saneringen in uitvoering wordt toezicht uitgeoefend om ervoor te zorgen dat uitvoerende partijen de milieuvoorschriften

In document Het milieu in de regio Rotterdam (pagina 32-34)

naleven. Het toezicht wordt uitgevoerd op basis van voorgeschreven methodes en strategieën.

Vanwege de stagnerende woningbouw blijven steeds meer locaties braak liggen waar oude woningen zijn gesloopt voor nieuw te bouwen woningen. Buurtbewoners vragen de gemeente steeds vaker om tijdelijke volkstuinen of stadslandbouw op dergelijke plekken te mogen realiseren (zie paragraaf 7.4.2). Om onveilig bodemgebruik te voorkomen, heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond in samenspraak met de gemeente Rotterdam specifiek voor stadslandbouw een bodemrichtlijn ontwikkeld. Uitgangspunt hierbij is dergelijke initiatieven zoveel mogelijk te faciliteren.

Voor de ruimtelijke planontwikkeling is het belangrijk inzicht te hebben in de milieusituatie, vooral om potentiële milieuknelpunten tijdig te onderkennen en daar zo nodig op te anticiperen. De stadsregio Rotterdam heeft daarom in 2012 zogenoemde milieusignaalkaarten ontwikkeld (of geactualiseerd) voor bodem, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit en geur. De signaalkaarten zijn globaal van aard en niet geschikt voor wettelijke toetsing.

Handhaving Wet bodembescherming

overtredingen 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 P e rcentage Overtreding (vanaf 2011) Niet-kernovertreding (tot 2011) Kernovertreding (tot 2011) Geen overtreding Bron: DCMR

Handhaving Wet bodembescherming

controles 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 P e rcentage Sancties Aanschrijvingen Controles Bron: DCMR

BELEID/DOEL Volgens het Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer moet elke bodemsanering ten minste één keer worden gecontroleerd aan de hand van de saneringsbeschikking en de Wet bodembescherming.

TOELICHTING De indicator is gebaseerd op het aantal controles van de DCMR voor de provincie Zuid-Holland en de gemeenten Rotterdam en Schiedam. Met ingang van 2011 is het onderscheid tussen kernovertredingen en niet-kernovertredingen vervallen. Tegen overtredingen wordt opgetreden volgens de sanctie- strategie en de handhavingsuitvoeringsmethode Wbb. In 2012 is het aandeel overtredingen in het totaal aantal uitvoerde controles licht gedaald, ten opzichte van 2011.

3054

BELEID/DOEL Het doel is te bereiken dat bedrijven de milieu- voorschriften naleven, ook bij het uitvoeren van bodemsaneringen. TOELICHTING De grafiek geeft de verhouding per jaar weer tussen de uitgevoerde controles zonder gevolg en eventuele verdere handhavingsacties (die tot uitdrukking komen in aanschrijvingen en sancties). In 2012 is het aandeel controles waarop een sanctie volgde toegenomen, ten opzichte van 2011. Het aantal aanschrijvingen is gestegen en hierdoor steeg ook het aantal sancties. In 2012 zijn 477 controles uitgevoerd. Dit is vergelijkbaar met voorgaande jaren.

3099 Wet bodembescherming beschikkingen 0 50 100 150 200 250 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 A antal Saneringsplan Saneringsverslag Nazorgplan Bron: DCMR

BELEID/DOEL De indicator brengt de voortgang van de bodemsanering in de regio in beeld aan de hand van aantallen afgegeven beschikkingen Wet bodembescherming.

TOELICHTING Een afname van het aantal saneringsplannen kan op termijn leiden tot afname van het aantal saneringen. Dit kan een aanwijzing zijn voor stagnatie van de ruimtelijke ontwikkeling. De saneringsplannen zijn inclusief de voorstellen voor sanering op grond van het Besluit Uniforme Saneringen (BUS). In de BUS-regeling zijn bepalingen voor (passieve) nazorg opgenomen. Deze categorie wordt niet geteld in het aantal nazorgplannen. Het aantal in 2012 beoordeelde saneringsplannen is vergelijkbaar met het aantal van 2011, het aantal afgeronde saneringen is toegenomen. De saneringen betreffen echter in toenemende mate BUS-meldingen, waaronder ook tijdelijke uitname van verontreinigde grond valt. De afname van het aantal beoordeelde nazorgplannen sluit hier op aan. Wanneer ook het gesaneerd oppervlak (indicator 3056) in beschouwing wordt genomen, kan worden geconcludeerd dat de bodemsanering stagneert. 5058

32

BODEM

3.5.3 Voortgang spoedlocaties

In 2009 ondertekenden het toenmalige ministerie van VROM (nu Infrastructuur en Milieu), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties. Dit convenant bevat beleidskaders en afspraken voor onder andere de aanpak van spoedlocaties. In 2011 kwam een eerste rapportage over spoedlocaties gereed.

In opdracht van of door de bevoegde gezagen Wbb in de regio is een overzicht gemaakt van spoedlocaties met mogelijke gezondheidseffecten. In Schiedam betreft het drie locaties en in Rotterdam zeventien. Elders in de regio zijn twee humane spoedlocaties bekend geworden. Inmiddels worden ook locaties geïnventariseerd waar mogelijk sprake is van spoed op basis van ecologische en/of verspreidingsrisico’s. Deze inventarisatie was voorzien in de budgetperiode 2015 -2020, maar is door het Rijk 2,5 jaar naar voren gehaald. Daarnaast is in Rotterdam een inventarisatie uitgevoerd van de werkvoorraad diffuus verontreinigde locaties waar mogelijk sprake is van humane spoed.

Voor de aanpak van de locaties ‘diffuus spoed humaan’ heeft het Rijk in de periode 2010-2015 geen budget gereserveerd. Voor de oudere stadsdelen, waar die locaties zich vooral bevinden, denkt het Rijk aan een beheerstrategie in afwachting van sanering bij herinrichting. De minister van Infrastructuur & Milieu is van plan de wet te wijzigen om de toepassing van een beheerstrategie, een samenhangende aanpak voor het beheer van de bodem, mogelijk te maken.

3.5.4 Voortgang gebiedsgericht grondwaterbeheer

De gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam ontwikkelden een visie voor gebiedsgericht grondwaterbeheer in het havengebied. Samenhangend hiermee werken de gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf Rotterdam en de DCMR Milieudienst Rijnmond sinds 2011 aan een pilot voor de implementatie van een monitorings- en beheerplan voor het Botlekgebied. Onderdeel van de pilot is een onderzoek naar de beperking van de juridische, financiële en bestuurlijke risico’s van gebiedsgericht grondwaterbeheer. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft vijf miljoen euro ter beschikking gesteld om de pilot uit te voeren en aanvullend onderzoek te doen naar de geohydrologie, het stoftransport en de afbraak van verontreinigingen. Doel is om de grondwatermodellering voor het Botlekgebied te verbeteren. Met alle betrokkenen dient een gebiedsplan te worden opgesteld. Dit vraagt, naast monitorings- en beheersmaatregelen, de nodige juridische, financiële en organisatorische stappen.

3.5.5 Afstemming gebruik ondergrond

Het gemeentelijke belang bij ruimtelijke ontwikkelingen is altijd groot geweest. Momenteel worden rijks- en provinciale verantwoordelijkheden en bevoegdheden verder naar gemeenten gedecentraliseerd via veranderende wetgeving.

$AARDOOR Door de intensivering van het gebruik van de ruimte wordt de druk op de ondergrond groter. Afstemming tussen boven- en ondergrond wordt daarmee belangrijker voor besluitvorming. Daarom heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond in 2012 de ‘Atlas van de ondergrond regio Rijnmond’ ontwikkeld. Hierin presenteert zij op regionale schaal onderwerpen die van belang zijn bij ruimtelijke ordeningsprocessen. Om op gemeentelijk of projectniveau beslissingen te kunnen nemen, moet op bijbehorend schaalniveau worden ingezoomd.

Oppervlakte 10-6 = 54 ha Oppervlakte invloedsgebied = 11.721 ha Bron: DCMR Humaan Verspreiding Ecologisch

Ernstige bodemverontreiniging vastgesteld Ernstige bodemverontreiniging vermoed Beperkte bodemverontreiniging vastgesteld Beperkte bodemverontreiniging vermoed

Milieusignaalkaart 2012

spoed- en ontwikkellocaties

BELEID/DOEL Bij planontwikkeling moet rekening gehouden worden met de lokale milieusituatie.

TOELICHTING Voor de ruimtelijke planontwikkeling is het belangrijk om inzicht te hebben in de milieusituatie, vooral om potentiële milieuknelpunten en -kansen tijdig te onderkennen en daar zo nodig op te anticiperen. De stadsregio Rotterdam heeft daarom in 2012 een milieusignaalkaart voor bodemontwikkel- locaties opgesteld. Zo wordt duidelijk in welke gebieden rekening moet worden gehouden met bodemverontreiniging. Wanneer ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld, zijn bijzondere maat- regelen vereist; bij beperkte bodemverontreiniging zijn standaard- maatregelen nodig. Bij vermoedens van bodemverontreiniging is nader onderzoek nodig.

BODEM

33

In document Het milieu in de regio Rotterdam (pagina 32-34)