• No results found

Een maand was voorbijgegaan.

Dasima was reeds vertrouwd met de gebeden, dewijl zij het onderricht van Saleha goed volgde.

AI dien tijd wist de heer Williams'er niets van; nie-.

mand deelde 't ,hem mede.

Op zekeren dag na het godsdienstig onderwijs zeide Saleha tot Dasima dat zij een top eng 1) wou roepen ..

- Toen mijn. 'Zoon Samioen ziek was, heb ik ecn gelofte gedaan om bij zijn herstel een topeng-partij te gevel!. Thans is hij weer beter en wil ik daarom die gelofte nakomen en hoop dat u 't feest wel met uwe tegenwoordigheid zult komen vereeren\ zeide Saleha.

Dasima nam die uitnoodiging aan en gaf Saleha tien gulden als bijdrage voor die festiviteit.

Op den dag van het feest gaf Saleha aan één der aanwezige vrouwen de opdracht om Dasima af te halen, aan welke opdracht ook gevolg wCld gegeven. Dasima geenszins vermoedende dat men bezig was haar een valstrik te spannen ging goed gekleed en opgesmukt naar het feest toe meden,emende Mah Boejoeng. Vóór het huis van Samioen aangekomen, waar een gezellige drukte heerschte, kwamen Saleha en Hajati haar vrien-delijk tegemoet, terwijl te ·harer eere bij wijze van wel-komstgroet de gamelan de gala-gandjoer 2) ten gehoore bracht. En toen o.asima eenmaal goed en wel binnens-huis was, werd zij door de aanwezige vrouwen met heel veel eerbewijzen ontvangen en uit veler monden har-telijk verwelkomd met de zinspelende woorden:

- Wees welkom Nja: Dasima, die vroom en god-vruchtig zijt. Wij hopen dat ge een santr; zult worden.

1). topen, - mom, masker, tooneelspel met gemaskerde per·

sonen.

2). lIala-gan4Joer-een melodie op de gamelang bij bet ver-welkomen Tan aanzienlijke personen.

-49-Daarna kwam Samioen en betoonde Dasima eveneens vele egards met een uiterst vriendelijk gelaat en offreerde haar, geholpen door 'Zijn egade thee, kwee-kwee en vruchten.

Dasima werd daar met voorbedachten rade als een koningin vereerd en behandeld.

Na het eten van wat gebak verzocht Samioen haar om de top eng te zien en ging hij naast haar zitten praten..

Zoowat om twee uur ging Dasima naar huis begeleid door Hajati, omdat Mah Boejoeng verlof kreeg daar t blij ven overnachten om de topeng verder te zien. Doch inderdaad was het niet voor het schouwspel als wel om besprekingen te \houden en opdrachten te ontvangen voor het verder misleiden van Dasima.

Een halve maand ging weer voorbij.

Op een goeden. dag toen Dasima alléén zat, kwam Mah Boejoeng en 'Zei:

_ Njai moet niet boos worden; ik heb u iets te open ..

baren, dat ik al lang onder mijn hart bewaarde. Als ik 't u niet zeg, dan 'Zoude ik mijn belofte, die ik aan een zekeren persoon heb afgelegd, niet nakomen. Vóór

alles evenwel hoop ik dat u niet boos zult 'Zijn.

_ Wat is dat, Mah! Zeg 't maar, ik zal niet boos worden antwoordde Dasima.

_ N~ meU uw verlof zal ik 't zeggen. Van af dat oogenblik dat Samioen u orttmoette, ka." hij\ tot !l'!den toe niet meer goed eten en rustig slapen. Hij denkt

~teeds aan u, wie hij met geheel zijn hart en ziel in stilte aanbidt. Samioen zegt dat wanneer U eens zijn vrouW mocht worden hij zich dan ~ot de gelukkigste aller stervelingen zal rekenen en zal hij zich ook van Hajati laten scheiden. Dan wil hij met u lat~r naar het Heilige Land, naar Mekka gaan om zich gezamenlijk met u te louferen van alle begane zonden. Zoo u op zulke gevoelens van Samioen gunstig moogt beslissen, dan vraagt hij 'daarvoor een tasttiaren blijk in den vorm desnoods van een oud servet of lapje of wat maar ook.

Daar zat Dasima perplex bij hd hoóren van zulk een

~!al1Zoek. Zij had een gevoel van benauwdheid en hijgde hoorbaar.

- Hoe denkt u erover, vroeg Mah Boejoeng en wachtte het antwoord Illet spanning af.

- Dat is een zeer subtiele kwestie, die niet maar zoo Sal11ioen inwilligde onder voorwaarde echter dat hij al zijn belofte getrouw moest nakomen en haar niet

Den volgenden morgen toog Samioen Gambirwaarts gestokel1 in zijn allerbeste plunje 0111 zijn "prooi" t<:

ontmoetten en clie openlijk te belagcn. Daar aangeko-l1Ien werd cle schurk door Dasil11a vriendelijk ontvangen.

Vó6rdien reeds kreeg één der becliende'n de opdrachr teederste woorden verklaarde eindelijk Samioen zijn liefde aan Dasima en bevestigde hij verder 't een en ander wat Mah Boejoeng ter zake verteld had. Op dat oogenblik was geen enkele bediende tehuis behalve de oude koppelaarster.

De gesprekken en gedragingen tusschen Dasima en Sarniocn werden hoe langer hoe intiemer en gingen bei-den ten langen leste de kamer in, welker deur zachtkens

-52-Na die zalige en genotvolle amourette gingen Dasima en Samioen naar buiten, bleven nog wat napraten en zeide de misleide vrouw o.a. dat Samioen altijd kon terugkomen behalve op Zon- en feestdagen, omdat an-ders de heer Williams tehuis zoude zijn. Dan ging de be-drieger na een hartelijk afscheid van zijn slachtoffer te hebben genol11'~n voldaan naar huis. Voor drie kwart gedeelte had hij thans zijn doel bereikt.

Intusschen gin~ Mah Boejoeng rusteloos voort Dasl-ma dagelijks op de obat van Hadji Salihoen te traktee-lell, zoodat het slachtoffer daarvan versuft niet me'u redelijk kon denken. De liefde en sympathie, die zij voor

haar heer koesterde, waren thans voCrdwenen en maak-ten plaats voor haat en afkeer. Zoo ook maak-ten aanzien van Nancy voor wie zij hoe langer hoe meer onver-schillig werd. Zij dacht aan ni'~ts anders meer dan aan den dag, waarop zij éénmaal de vrouw van Samioen zou zijn geworden, van hem den grootsten afzetter, be-drieger en onverlaat van Pedjamboa.

Saleha en Hajati die Samioen in zijn oneerbaar, schurkachtig streven braaf ter zijde stonden, kwamen gestadig bij Dasima om haar gedurig te beinvloeden en om' het schandwerk verder t~ voltooien, totdat zij einde-lijk - redeloos als zij was - het noodlottig besluit nam op zekeren dag den heer Williams te spreken over haar ontslag.

En zoo geviel het dat op een m.iddag toen de heer Williams in de voorgalerij zat, Dasima h'~m naderd en hem aldus toesprak:

- Mijnheer u moet niet ooos worden da~ ik u even wat zeg.

- Ja zeker Dasima, ge kunt gerust spreken; ik ben toch flooit boos op je, niet waar?

- Neen, mijnheer! '

- Welnu laat dan eens hooren wat je te vertellen hebt.

5 3

-- Zooals u weet ben ik een Inlandsche vrouw, die in 'den Mohammeliaanschen goétsdienst lien gel5oren.

Mijn vader, mijn moeder, al mijn familie-leden alsook al mijn rasgenooten beleden e'n belijden dien godsdienst.

Als zoodanig dien ik ook het Islamietisch geloof k om-helzen en de voorschriften van den Koran getrOltw op te volgen.

Ik heli u al zoo lang gevolgd niet als getrouwde vrouw, maar slecht als huishoudster en dit is hetgeen onze godsdien~t verbiedt en indruischt tegen de voor-schriften van den Islam.

De heer WilliaJr.,s schrok bij het hooren van zulk een openbaring, doch vóórdat hij nog een woord kon zeg-gen, vervolgde Dasima haar gesprek:

- Mijn ziel zal daarom geen genade vinden in het leven hiernamaals. Bovenoien 'Zult ge me wellicht nooit kunnen trouwen, maar wel met eene vrouw van uwe naHe en geloof. En als ge dan weer naar uw land te-ruggaat waar moet ik dan heen? Vó6räat dit alles ge-beurt, acht ik 't daarom raadzaam van nu af maar mijn ontslag te vrage'l1, opdat 't niet te laat is. Ik heb u al zoo lang gevolgd en verzorgd en de goederen, die 11

voor me gekocht hebt en het geld dat ti me maandelijks hebt laten opsparen, wil ik wel meenemen. Wat Nancy betreft, is 't me om 't even of u 't kind al dan ni'tt wilt meenemen; wilt u 't aan mij geven des te beter en ook 'leer natuurlijk, omliat ik 't geoaaro heli,

Die woorctèn klonken in de ooren van den heer Wil-liams gelijk een donderslag bij helder weer.

Dáár zat hij totaal bedremmeld bij het hooren' van zoo'n taal uit den mond van Dasima, van een vrouw met wie hij jaren lang in liefCle en geluk leefde en (tie thans zonder een voor hem bekende reden onverwachts het verzoek deed om weg te gaan - om t~ scheiden!

Met gebogen hoofd keek Dasima naar den vloer toen zij gesproken had en wachtte flegmatiek het antwoord af van den heer Williams.

Na verloop van eenige minuten kon hij pas op zijn

Die woor'den vonden evenwel geen gunstigen weer-klank bij Dasima; integenaeel zij werd onhandeloaar,

- Genoeg, genoeg, Mijnheer, 't is niet noodig (fat

Nancy die tot ausvcrrc binnen was, ha'd dat 'Zonderling n vrij rumocrig gesprek tusschen haar .uders ver-drietig kinaergemoed waren zeker aandoenlijk en moes-ten wel zelfs bij het ongevoeligste hart meedoogendheid te wecg brengen, Bij Dasima - cle blo~deigen moeder

~56-een verklaring (toen opmaken i:lat je mij jouw aochtertje afstaat.

- Als 't tot morgen is goeit, maar Clan ook niet langer, antwoor(tde Dasima vastberaden.

Dat incident was spoedig genoeg den tieaienden tie-kendo Mah Boejoeng de oude duivelin, die de oorzaak was van Cleze huisvredebreuk en de geheele huisflouding van den heer Williams zóó omver wierp, deed net alsof zij daarvan geschrokken was en uitte Claarover hare verwonaering.

Huichelachtig en quasi-helpend kwam zij haar mees-teres nog (ten raaCl geven om maar liever te blijven, (Joch Dasima trok zich in haar kamer terug, terwijl de heer Williams tot Mah Boejoeng -zei:

- Waarlijk, 't verwonaert mij zéér dat Dasima zoo onverwachts op zulk een idee kan komen, maar nu zij er toch zoo op aandringt, 'Zal ik hoewel 't mij innig spijt, haar wil volgen. Alleen vrees ik aat zij er later diep berouw van zal hebben.

- Ja, wat wilt u an(ters doen mijnheer, antwoordde de huichelaarster, maar Clat is nu niet zoo erg; vrouwen mooier aan de Njai kunt ge nog wel g·enoeg krijgen in deze werel<J, CJie waarachtig niet zoo klein is als een kelor-blad 1). Bovendien als een vr()uw u niet meer lief heeft, dan is 't moeilijk haar (taartoe te dwingen.

Mah Boejoeng trok zich allengs terug en werd (ioor Dasima in CJe kamer geroepen, alwaar beiden een on-hoorbaar gesprek aanknoopten.

Den volgenden dag, nadat zij hare werkzaamheden hai:l verricht, spoeade de koppelaarster zich naar Pe-(tjambon om het geh'eele incident van gister-middag in geuren en kleuren aan Samioen en de 'Zijnen te

beschrij-1). Irelor-blad - kelor is een 800rt boom lUet kJeioc bltiliereo .gelijk die van de tamariDde.

Om iets dat klein van oppervlak i8 voor te stellen, gebruikeu de InlaDders het kelorblad als beelll.

5 7

-ven, Zij vertelde ook dat oe notaris straks zou· komen voor het opmaken der stukken, waarbij aan zouden worpen vastgelegd de schenking van geld en goederen en het afstaan van Nancy.

't Behoeft geen betoog meer hoe Samioen, Sal ha en Hajati uiterst verheugd waren bij het hooren van dat relaas. Zij wisten op dat oogenblik uit blijdschap niel hoe zij hun dankbaarheid aan de koppelaarster 1l10~stel1

betoon en. Zij toch was de persoon, die het leeuwen-aandeel had in de geheele affaire.

Saleha zeide toen:

- Straks moet ge weer terug naar Gambir, niet waar?

- Ja zeker, antwoordde Mah Boejoeng, ik ben hier gekomen om slechts dat verslag uit te brengen.

- Als ge bij Dasima terug bent, moet ge haar zeggen aat wann·eer zij hier heen wil, zij dan alléén moet komen, Ze behoeft dus niet afgehaald te worden, omdat wij vreezen aat de heer Williams 't een en ander te weten zal komen en daarvan een zaak kan maken, sprak Saleha.

Mah Boejoeng beloofde dat Ie doen en na wat koffie te hebben gedronken, aanvaardde -zij den terugtocht.

Omstreeks tien uur 's ochtends kwam (te heer Wil-liams, die intusschen was uitgegaan, terug mei den notaris en eenige personen, die als getuigen zouden op-treden.

Eerst trachtten zij Dasima tc bepraten van haar plan-nen af te zien en niet van den heer Williams weg I'

gaan, doch zij stoorde -zich niet aan al die vermaningen en bleef standvastig bij haar eenmaal genomen besluit.

De heer Williams liet toen de goederen en juweelen voor (ten dag halen alsmede de kleeren, die hij voor Dasima gekocht had. Alles werd op lafel uitgelegd en werd de waarde daarvan geschat op drieduiz~nd gulden plus nog ~oowal tweeduizend aan .contanten, zoodal het te urnen ongeveer een vijfduizend gulden bedroeg.

De buitenwacht evenwel had gesproken van een twin-tig- à dertig-duizend, hetgeen - zooals het gewoonlijk

toegaat - zéér overdreven was. 't Was mi schien wel mogelijk dat de hecr Williams zooveel geld bezat, maar (Jan 'Zoude hij aat crgens op een bankinstelling hebpen gedeponeerd en nict zoo onverstandig zijn gewecst het in huis te bewaren.

Nadat de verschillende goederen en de wa1rae daar-van één voor één waren opgeschreven met vermelding dat die artikelen alsmede ook het contant geilt door 'den heer Williams aan zijn ontslagen huishoudste. Dasima waren geschonken en dat haar dochtertje Nancy aan genoemden heer was afgestaan, plaatsten Dasima en de heer Williams onder het stuk hun handteel{(~ning ge-volgd 'door die van den notaris en getuigen.

Na het vertrek van dien ambtenaar en zijn assistentcn kwam Mah Boejoeng met ecnigc koelies om de goederen, welke in koffers waren verpakt alsmede eell complcet bed en eenige meubels, weg te dragen.

De hecr Williams was op dat moment zoo misl110 "tIig en ter neer geslagen 'dat hij niet in staat was te vragen waar Dasima naar toe wou gaan, terwijl Nancy droevitr schreide. Dasima was rceds gekleed, groette haar gewe-'Zen heer mct wien zij zoovele j aren vreedzaam en ge-lukkig had gelcefd en zoende haar dochtertje Nancy, (tie nog te jong was om dien pijnlijken toestand met al de gevolgen daarvan volkomen te kUllnen beseffcn, Dan heerschte er voor een wij Ie cen zekere stiltc ., .. ,.

cen weemoeaige stilte, die zoo nu en dan kan optredcn in elk menschelijk leven en waarbij slechts het gemoed 'tot zich zelf spreekt.

't Was een aangrijpcnû moment, hetwelk 'Zich Detcr laa t gevoelen clan ticschrij ven.

Dat afscheid zou een afscheid zijn voor altijd, woals 't later bleek ...

Begeleid cloor Mah Boejocng ginO' Dasima toen -zooals het te verwachtten was - naar Pcdjamljon tjij Samioen.

't Is onnooaig te zeggen dat 'Zij door Saleha, Hajati en Sarnioen met de grootste blijmoedigheid en hartelijk-heid werd ontvangen. Dien zelfden avond nog noodigde Samioen eenige zijncr kennissen uit voor een maaltiid en voor dikir 1), waarbij een priester daarbij de gunst~n en 'Zegen afsmeekte vall Allah den Almachtigc.

Maar zouden die smeekbeden wel bij God den Recht-vaardige gehoor vinden? ...

1). dlklr-go(btli ·tl~ti!r lu"eu {·tl prijzen op zitlg 'mle wijze cn hegeleid uour tnmbourUn,slng bU tic Mohammedanen.

IX. DASIMA AfGEZET EN SMADELIJK BEJEGEND.

Na verloop van drie dagen hoorde men dat Dasima reeds getrouwd was met Samioen voor de penghoeloe, doch als bini-moe(Ja.

Desondanks werd zi,i toch met respect door Saleha en Hajati behandeld -evenals door andere kennissen, die dikwijls bij Samioen aan huis kwamen. Ook Samioen bejegende haar goed, zoodat Dasima aanvankelijk geen reden van klagen had.

Langzamerhand evenwel begon de snoodaard 'Zijn oog te richten naar de goederen van Dasima, die hij arglistig trachtte te annexeeren, hetgeen hem nu gemakkelijk viel, dewijl hij 'Zijn prooi thans in zijn klauwen had,

Na ongeveer een maand te zijn getrouwd, zeide hij op 'Zekeren dag tegen D'asima dat volgens het Moharn-medaansch gebruik de goederen van de tweede vrouw door diens echtgenoot moeten worden bewaard. Vooral die juweelen, kabaia's met kant, sloffen en andere kl ee-ren, die Dasima vroeger als huishoudster had gebruikt bij een kalir, waren ten zeerste onrein in een milieu van vrome Mohammedanen en dienden daarom aan het oog te worden onttrokken en stilletjes opgeborgen te worden, Dasima tot dusverre onbewust van al die booze sa-menspanning t\!gen haar volgde in goed vertrouwe'/I den wil van Samioen en stond haar goederen gewillig af. Van af dien tijd droeg zij geen mooie kleeren mf'er.

Haar baadje bestond uit een lange kabaia met Siamee-sche bloem'o!n erop kostende vijftig à zestig cent per stuk. Verder had zij een zwarte sarong aan, welke reeds was afgedragen door Saleha en als zij zoo af en toe een sarong-batik gebruikte dan was het kleedingstuk ook reeds lang afgedankt door Hajati en zat het vol met stopsels. De haarpenne'n waro!n van schelpen dan wel van koper evenals de slangvormige spelden, waarmede

-6.-zij haar kabaia dichtmaakte, terwijl -6.-zij slechts een armband droeg ter waarde van ongeveer twee gulden.

Andere sieraden gebruikte zij ni\!t, terwijl daarentegen Saleha en Hajati vol juweel en zate'n, die van lieverlede werden aangeschaft van het geld van Dasima, dat Samio-en onder allerlei voorwendsels haar afhandig wist te maken.

H.!t respect dat die twee vrouwen aanvankelijk voor Dasima hadden, begon hoe langer hoe meer te tanen en reeds 'na verloop van een maand of twee moest Dasima al 1I~.eehelpen bij het koken, wasschen, vegen, wat..!r putten en allerlei ruw werk. Bovendien m~est zij voor Samioen en die beide vrouwen zorgen, zoodat zij -goed beschouwd - niets anders was dan een bediende in huis.

Ach, hoe moest Dasima zich önder die omstandighè-den hebben gevoeld! Zij die voorheen gewoon was aan een fatsoenlijke, liefderijke behandeling; zij die vroeger zelf bedienden op nahield om: voor haar te zorgen en alles maar %00 voor ho!t grijpe'n had. Thans keerden zich de rollen om en was zij gelijk een slavin, die bij de geringste fout werd uitgescholden.

In den beginne durfde zij nog al tegen Hajati protes-teeren als deze haar onrechtvaardig behandelde, doch dan kwam Saleha er gewoonlijk tusschenbeide en hielp haar oudste schoondochter, omdat zij v~el van Hajati hield, zijnde deze de vrouw, die zij zelf voor haar zoon had uitgezocht.

- Je moet niet brutaal zijn Dasima, placht de moe-der van Samioen dan te zeggen, als jij onbeschoft bent tegen Hajati zal ik je den mond snoeren. Je Ir.oet eens besef hebb'o!n van je positie hiel' in huis; je bent niet meer en minder dan Koentoem I

Hoeveel hartzeer haa Dasima niet, toen 'Zij dat hoor-de C'n vergeleken werd met Koento'o!m, de slavin dáár in huis!

Hoe langer hoe meer zag zij in dat zij liederlijk be-'drogen en gruwelijk misleid was. Toen zij het leed niet

meer langer kon verdragen, sprak zij op zeker~n dag

- Vraagt ge echtscheiding, antwoordde Samioen, heb maar liever eerst wat geduld' Dasima, en dat ge waarom hij onder allerlei lieve woorden Dasima

- Vraagt ge echtscheiding, antwoordde Samioen, heb maar liever eerst wat geduld' Dasima, en dat ge waarom hij onder allerlei lieve woorden Dasima