• No results found

Samenwerking

In document Mijn Andere Thuis (pagina 30-34)

6. Onderzoeksresultaten

6.4 Samenwerking

6.4.1 Contact met biologische familie Contact biologische ouders

Op drie jongeren na hebben alle jongeren op dit moment contact met tenminste één ouder. Zes jongeren hebben met beide ouders contact, vijf jongeren alleen met hun moeder en één jongere alleen met zijn vader.

Het contact dat jongeren hebben met hun ouder(s) wisselt van wekelijkse bezoeken tot alleen contact via de sociale media.

Eén jongere (12) vertelt dat ze haar ouders apart van elkaar één keer in de twee maanden ziet. Eén keer per maand is het namelijk ‘vrij-weekend’ in het gezinshuis. Tussendoor komt haar vader zo nu en dan langs in het gezinshuis. Ze legt uit wat ze leuk vindt aan haar vader: “Nou hij is sportief. Hij doet heel vaak leuke verschillende dingen met me. Hij heeft ook een leuk gevoel voor humor. En ja het is m'n vader. En hij kan heel veel dingen.”. De vader van een andere jongere (13) is laatst ook langs gekomen in het pleeggezin waar zij woont. Daarnaast ziet ze hem twee keer per jaar tijdens een bezoekregeling. Ze geeft aan dat ze niet een hele goede band heeft met haar vader: “Dan gaat hij, als we bezoek hebben dan zegt hij dingen zo van: ’Ja wil je dat

29 hebben, wil je dat hebben?’ en zo. En dan zeg ik zo van: ‘Oké’ en dan [..] belooft hij me dingen en dan volgende keer dan breekt hij z’n belofte weer.”. Samen met haar halfzus zien zij hun moeder ook regelmatig. Dit mogen zij zelf afspreken met hun moeder. Vroeger spraken ze standaard één keer in de zes weken een weekend af en bleven ze ook logeren. Dat ging op een gegeven moment niet meer goed waardoor ze nu alleen een middag afspreken. Het contact met hun moeder verloopt nu beter. De halfzus (16) heeft sinds kort alleen contact met haar vader via brieven, omdat hij in het buitenland woont. Ze heeft hem nog maar één keer gezien. Een andere jongen (12) ziet zijn vader elke week en zijn moeder om de week. Zijn ouders wonen op loopafstand van het gezinshuis. Weer een andere jongere (15) heeft eens in de drie maanden een bezoekregeling van 1,5 uur.

Tussendoor heeft ze ook telefonisch contact met haar ouders of contact via Facebook. Ze omschrijft de band met haar ouders als volgt: “..het is een ingewikkelde band. Ja. Het is zeker niet makkelijk want er zijn nou ja best wel veel dingen gebeurd in ons leven..”. De laatste jongere die contact heeft met beide ouders heeft dit alleen via de sociale media zoals Facebook. Vroeger sprak hij wel af met zijn ouders maar hij houdt ze nu meer op een afstand. Hij geeft aan dat hij nooit een goede band met ze heeft gehad. Hij legt uit: “…ik heb me van hun af gezet, het zijn voor mij meer als kennissen. Net als dat je op jonge leeftijd uit huis wordt gezet en eigenlijk dan [..] een nieuwe ouderband maakt en wij hebben die nieuwe ouderband niet gemaakt, maar die eerste wel ontbreekt zeg maar.”. Toen hij tijdelijk in het buitenland zat, had hij weer wat meer contact met zijn vader en moeder via de sociale media. Sinds zijn terugkomst is dit contact weer verminderd. Hij legt uit dat contact via de sociale media nog moeilijker gaat dan wanneer hij face to face met zijn ouders praat.

Wanneer een jongere contact heeft met één ouder, dan is dat in de meeste gevallen de moeder. Eén jongere (14) heeft sinds kort geen contact met zijn moeder en wel met zijn vader. Hij legt uit dat hij een ingewikkelde relatie heeft met zijn moeder. Enerzijds zijn ze erg op elkaar gericht als ze elkaar zien, anderzijds hebben ze vaak ruzie. Door de hevige ruzies met zijn moeder woont hij bij zijn oma en hij wil op dit moment geen contact met haar. Een andere jongere (17) vertelt dat haar vader is overleden toen zij nog jong was. Met haar moeder heeft ze een wisselende band. In de weekenden logeert ze regelmatig bij haar, maar ze hebben ook vaak ruzie.

Met name wanneer haar moeder teveel gedronken heeft. Een andere jongere (12) beschrijft de band met zijn moeder als goed. Hij ziet haar twee keer per maand, maar hij zou dit wel vaker willen. Hij wil geen contact met zijn vader vanwege gebeurtenissen uit het verleden. Dit geldt ook voor een andere jongere (15). Zij zag haar vader vroeger wel, maar omdat ze last had van de bezoeken is er besloten om de omgang stop te zetten. Haar moeder ziet ze nog wel één keer per maand een weekend. Een andere jongere (18) heeft ook geen contact met zijn vader, omdat hij hem nooit gekend heeft. Hij zag zijn moeder vroeger één keer in de veertien dagen, maar dat is langzaamaan naar één keer in het half jaar gegaan. Nu ziet hij haar nog ongeveer één keer in het jaar. Hij heeft dit zelf mogen aangeven. Hij vertelt over hun band: “Ja ze belt af en toe en ja, maar ze zegt nooit zoveel.

Ik weet niet, ik heb nooit echt het moeder-gevoel gehad. [..].Ook als ik daar ben, dan zij doet gewoon een beetje van: ‘Nou hoe is het op school?’ en dit en dat maar nooit echt gesprekken ofzo. Dus ik ja, ik heb ook niet heel veel met haar.”. Eerder maakte hij zich wel zorgen om zijn moeder, maar omdat hij haar niet kan helpen probeert hij dit los te laten.

Drie jongeren hebben geen contact met beide ouders. Eén jongere (18) vertelt dat hij sinds een aantal jaar geen contact meer heeft met beide ouders. Bij allebei zijn ouders is er sprake van middelenmisbruik. Ook heeft zijn moeder een persoonlijkheidsstoornis. Hij legt uit hoe dit voor hem was als kind: “..dat is ook wel heel verwarrend. Vooral als kind. Dan krijg je het ene moment drie kaartjes in een week bij wijze van spreken en dan hoor je er echt een jaar niks meer van. En dan denk je echt van oké...”. Hij geeft aan hier nu geen last meer van te hebben. Een andere jongere (17) vertelt dat zij nog wel begeleide bezoeken had met haar ouders toen ze net in het pleeggezin woonde. Haar ouders kwamen echter meestal niet opdagen. Zij en haar broertje en zus hadden erg last van de bezoeken, waardoor mensen van de jeugdzorg besloten hebben om de bezoeken stop te zetten. Later heeft ze nog één keer contact gezocht met haar ouders: “Ik heb wel, wel eens contact gehad toen ik twaalf was. Toen was ik wel nieuwsgierig van, waar, ja lijk ik op m'n ouders, qua karakter of uiterlijk, maar dat zijn de normale vragen. Maar daar heb ik antwoord op gekregen en toen was het voor mij genoeg. En onze moeder die pushte heel erg op, op contact, want die wilde haar kinderen weer terug. Dus dat was wel

30 lastig..”. Een derde jongere (15) vertelt dat zijn moeder vrij kort na de uithuisplaatsing naar haar land van herkomst is vertrokken. Hij heeft haar sindsdien niet meer kunnen bereiken. Zijn vader wil hij niet meer zien vanwege gebeurtenissen uit het verleden, waaronder huiselijk geweld. Hij vond het vroeger erg dat hij zijn moeder niet meer kon zien, maar dat wordt nu minder.

Contact biologische broers en zussen

Dertien jongeren hebben een biologische broer en/of zus die ergens anders woont: in een ander pleeggezin of gezinshuis, bij ouders thuis, op een groep of op zichzelf. Drie jongeren geven aan dat zij geen contact (meer) hebben met hun broer en/of zus, omdat hun broer of zus bij hun ouder(s) wonen en de jongere daar geen contact meer mee heeft. Eén jongere (12) wil bijvoorbeeld geen contact meer hebben met zijn vader, waardoor hij zijn twee stiefbroertjes niet ziet. Hij heeft wel contact met zijn broer die op zichzelf woont, met zijn zusje die in een ander gezinshuis woont en met zijn zus die op een groep verblijft. Hij ziet ze apart van elkaar. Ook bij een andere jongere (18) is het contact met zijn halfzusje verbroken omdat hij zijn vader niet meer wilde zien.

Hij heeft op een gegeven moment toch contact gezocht met zijn vader, vanwege zijn halfzusje. Zijn vader liet echter niets meer van zich horen. Zijn andere halfzusje, van zijn moeders kant, woont in een pleeggezin. Hij vertelt dat hij haar niet goed kent maar dat hij medelijden met haar heeft omdat ze vaak gewisseld is van pleeggezin. Hij heeft haar één keer gezien en via de sociale media heeft hij soms contact met haar. Een andere jongere (15) ziet zijn broertje en zussen niet meer sinds zijn moeder samen met hen vertrokken is naar het buitenland, op het moment dat hij in het pleeggezin kwam. Hij heeft nog een broer die in Nederland woont, maar daar heeft hij geen contact mee omdat hij een verstandelijke beperking heeft en in een tehuis woont.

Drie jongeren zouden graag vaker contact willen hebben met hun broer of zus. Twee zusjes (13 en 16) hebben een broertje dat in een ander pleeggezin woont. Ze zien hem ongeveer één keer per jaar. Ondanks dat ze er aan gewend zijn, zouden ze hem graag vaker willen zien. De reden dat dit niet gebeurt is volgens hen de afstand en omdat zijn pleegouders het niet nodig vinden om vaker af te spreken. Een andere jongere (12) heeft drie broers die ergens anders wonen. De laatste keer dat hij ze zag is een half jaar geleden. Hij geeft aan dat hij zou willen dat zijn voogd vaker een broertjes-dag organiseert.

Bij drie jongeren woont de broer of zus bij één van de ouders thuis. Zij zien hen als ze op bezoek zijn bij hun vader of moeder. Eén jongere (15) ziet haar zus één keer in de zes tot acht weken. Zij blijft soms bij haar logeren. Ze vertelt dat ze een hele goede band met haar heeft, ook omdat ze daar een tijdje gewoond heeft toen ze weg was gelopen van huis. Er is ook een jongere (18) die zijn zusje alleen in de vakanties ziet, wanneer het hem uitkomt. Hij heeft geen behoefte aan meer contact.

Een andere jongere (17) heeft in totaal zes broers en zussen. Toen zij met haar tweelingzus en broertje uit huis werden geplaatst, kwam haar broertje in een ander pleeggezin terecht. Hij wilde geen contact met zijn boers en zussen, omdat hij dit moeilijk vond: “Hij wilde ook nooit contact met ons broertjes en zusjes, want dan dacht hij teveel aan onze echte ouders. Dat begrijp ik ook wel want we hebben echt twee gezichten, het gezicht van vaders kant en het gezicht van moeders kant. Je hebt echt, de helft heeft het gezicht van moeders en de helft heeft het gezicht van vaders. Dus we lijken ook heel erg veel op onze ouders, dus dat is ook heel lastig voor hem denk ik.”. De jongere vertelt dat haar broertje kort geleden toch contact met ze heeft gezocht. Hun eerste ontmoeting verliep goed volgens haar.

Contact biologische familie

Vier jongeren geven aan op dit moment nog contact te hebben met een familielid. Genoemd worden opa en oma, tante en nicht.

6.4.2 Samenwerking tussen jongere, ouders, pleeg- of gezinshuisouders en jeugdhulpverleners

De samenwerking tussen de jongeren, hun ouders, pleeg- of gezinshuisouders en jeugdhulpverleners wordt op verschillende manieren beschreven. Eén jongere (16) geeft aan dat ze de samenwerking tussen haar moeder en

31 haar pleegouders goed vindt. Op de vraag of haar pleegouders direct contact hebben met haar moeder zegt ze:

“Nou hangt er een beetje van [af], [..] met bezoeken afspreken, dan is het wel volgens mij eerst dat de begeleider dat dan beetje er tussen zit. Maar (naam pleegmoeder) die heeft ook gewoon het nummer van mijn moeder dus soms dan stuurt ze ook wel een appje of zo.”. Een andere jongere (12) vertelt dat haar ouders met name contact hebben met haar gezinshuisouders tijdens overleggen. Ook vertelt de jongere dat haar vader soms komt eten in het gezinshuis. Ook bij een andere jongere (13) komt haar vader zo nu en dan op bezoek in het pleeggezin. Deze bezoeken zijn zonder begeleiding en vaak gaan zij en haar vader voetballen in de tuin bij pleegouders thuis. Een andere jongere (18) vertelt dat zijn pleegmoeder goed kan opschieten met de pleegzorgbegeleider. Zijn pleegmoeder bracht hem ook altijd naar de bezoeken die hij had met zijn ouders. Er zijn ook twee jongeren (15 en 18) die spreken over de aanwezigheid van een pleegzorgbegeleider bij de bezoekregelingen met hun ouders of familie (zie hoofdstuk 6.2).

Eén jongere (18) vertelt dat zijn voogd de contacten doet met zijn ouders. Hij had laatst een handtekening en gegevens nodig had van zijn ouders voor een tegemoetkoming, omdat hij achttien is en nog op de middelbare school zit. Hij vertelt: “..want als ik dat zelf zou moeten gaan vragen dan komt dat nooit een keer ergens. Ah tenzij je heel erg goed contact hebt met je ouders en zo even een keer heen gaat of zo, want je hebt mensen die dichtbij wonen of in de familie zitten als pleeggezin en dat je dan dat gewoon kan vragen. Maar stel je hebt zoals mij gewoon geen of [een] slechte band met je ouders dan is dat lastig om even zo te vragen.”.

Een andere jongere (15) vertelt over een jaarlijks evaluatiegesprek dat zij heeft: “We hebben dus eigenlijk één keer in het jaar hebben we een gesprek met z'n allen. Met mijn ouders, (naam pleegzorgbegeleider) nou ja dan dit jaar denk ik m'n nieuwe voogd en dan één van m’n pleegouders en dan gaan we evalueren over het afgelopen jaar dus nou ja dan spreken we elkaar heel veel. Nou ja en dan hebben we het zoal over wat beter kan en zo. En wat gewoon goed ging.“. Ze geeft aan verder niet veel mee te krijgen van de samenwerking tussen haar ouders, pleegouders en jeugdzorgwerkers. Eén jongere (18) vertelt dat zijn pleegmoeder de laatste tijd niet meer naar de overleggen toe ging: “Want ze heeft al zoveel pleegkinderen gehad en ja je krijgt bijna geen vergoeding voor die vergaderingen. Ze moet elke keer naar (plaatsnaam) en soms dan had ze vier pleegkinderen ofzo en dan [..] moest ze drie keer in de week ofzo naar (plaatsnaam) of drie keer in de twee week dan ofzo voor [een] vergadering.”.

Een andere jongere (15) vindt de samenwerking tussen, met name haar ouders, ‘bagger’: “Ja, dat gaat niet heel soepel. Als m'n moeder bijvoorbeeld zegt 'ja het is goed', dan zegt mijn vader weer 'nee', want die wil het weer tegenspreken, tegen m’n moeder. En zo gaat dat ook weer door met, ja soms ook wel tegen (naam gezinshuismoeder), maar daar weet ik niet veel van omdat ik gewoon m'n vader niet meer spreek en m'n moeder gewoon af en toe nog.”. Ook is er een jongere (12) die vertelt dat zijn moeder wel eens wat wilde vragen aan zijn voogd, maar dat zijn voogd niets van zich liet horen.

Afstemming tussen jongere, pleegouders en (gezins-)voogd

Er is met name afstemming tussen jongeren en hun (gezins-)voogd over de bezoeken die de jongeren hebben met hun ouders en over beslissingen rondom een plaatsing. Ook is er afstemming tussen jongeren, pleegouders en hun (gezins-)voogd als het gaat om het geven van toestemming voor belangrijke zaken.

Eén jongere (15) geeft aan wat ze er van vindt dat ze kon aangeven hoeveel contact ze wilde met haar ouders:

“Oh dat is wel fijn. Uiteindelijk gaat het toch om mij en niet om hun, dus.. Hun kunnen daar niks over zeggen want ze weten niet hoe wij in elkaar zitten, op zich dan, en wat wij denken. Het is niet zo dat ze in je hersentjes gaan kijken van 'o die denkt zo'.”.

Een andere jongere (12) heeft twee keer in de maand contact met zijn moeder en dit vindt hij te weinig:

Interviewer: “Mocht je ook aangeven hoe vaak je bezoek wil?”

32 Jongere: “Nee. Ja het mag wel, maar het gebeurt niet.”

Interviewer “Hoe vaak zou jij dan willen?”

Jongere “Elke weekend natuurlijk. Nee elke dag zou ik willen.”.

Later legt hij uit hoe hij en zijn voogd dingen bespreken: “Ik bedoel dat [..] ze het dan wel tegen mij zegt, maar dan als ik zeg ‘nee’ dan betekent niet dat het niet gaat gebeuren. Soms is het ook anders.”.

Bij geen van de jongeren hebben de pleegouders het gezag. Voor belangrijke zaken dient de (gezins-)voogd en/of ouders toestemming te geven. Sommige jongeren geven aan dat zij hier weinig van meekrijgen, omdat bijvoorbeeld hun pleegouders hiervoor contact opnemen met de (gezins-)voogd. Dit geldt ook voor een jongere (16) waarbij het gezag bij haar voogd ligt, al kan zij zich het volgende nog wel herinneren: “Ik weet nog wel volgens mij heel lang geleden, dat was dan nog op de basisschool, dat ik bijvoorbeeld zoiets als Hyves wilde want iedereen had dat en zo en dan ja daar was ze [pleegmoeder] dan toch niet zeker over of zo of ze dat wel moest doen en dat ze dat dan wel eerst aan de voogd vroeg en zo.”. Er is ook een jongere (17) die binnenkort met haar pleegouders op vakantie gaat. Hiervoor moet ze eerst toestemming vragen aan de voogd: “Ik vind dat onzin. Ik bedoel ik ben geen gevangene ofzo die gaat vluchten naar een ander land en nooit weer terug komt ofzo, het is gewoon een vakantie en daar doen ze dan best wel moeilijk over.”. Later geeft ze aan dat ze het ook wel snapt dat haar voogd soms over dingen moet beslissen, zoals over het interview dat zij heeft binnen dit onderzoek. Ook een andere jongere (15) kan zich nog herinneren dat hij toestemming nodig had voor een vakantie en dat dit lang duurde. Hij moest ook een keer ’s avonds geopereerd worden en toen konden ze zijn voogd niet bereiken. Eén jongere (15) vertelt dat zij op dit moment een gezinsvoogd heeft en dat zij vroeger een voogd had. Ze merkt met name het verschil in het krijgen van toestemming: “Ja (naam voogd) was meer zeg maar op mij gericht want ja daar ging het ook om en die was ook zeg maar meer, als het echt heel snel moest dan was het ook heel snel geregeld. En (naam gezinsvoogd) is meer van ja die moet eerst weer toestemming hebben van m'n ouders. Want ja het is een gezinsvoogd en m'n ouders hebben nog gezag dus ja.

Helaas is dat wel jammer. Anders kon (naam voogd) gewoon een beslissing maken. Dat is wel jammer dat dat

Helaas is dat wel jammer. Anders kon (naam voogd) gewoon een beslissing maken. Dat is wel jammer dat dat

In document Mijn Andere Thuis (pagina 30-34)