• No results found

1. De korpschef, de politiechef van een regionale eenheid, de commandant van de Koninklijke marechaussee, de directeur-generaal van de rijksbelastingdienst van het Ministerie van Financiën, de Hoofddirecteur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de inspecteur-generaal van de

Inspectie SZW van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verrichten werkzaamheden ten behoeve van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

2. Onze Ministers onder wie de in het eerste lid genoemde ambtenaren ressorteren, onderscheidenlijk de korpschef en de korpsbeheerder van het politiekorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba wijzen in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondergeschikten van deze ambtenaren aan tot de feitelijke uitvoering van en het toezicht op de aldaar bedoelde werkzaamheden.

3. De in dit artikel bedoelde werkzaamheden worden verricht onder verantwoordelijkheid van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en overeenkomstig de aanwijzingen van het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

4. Met betrekking tot het optreden van ambtenaren van politie en van ambtenaren van de Koninklijke marechaussee ter uitvoering van de in dit artikel bedoelde

werkzaamheden blijft hoofdstuk 7 van de Politiewet 2012 buiten toepassing.

53 Artikel 80

1. De commandant van de Koninklijke marechaussee verricht werkzaamheden ten behoeve van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

2. Onze Minister van Defensie wijst ondergeschikten van de in het eerste lid bedoelde ambtenaar aan tot de feitelijke uitvoering van en het toezicht op de aldaar bedoelde werkzaamheden.

3. De in het eerste lid bedoelde werkzaamheden worden verricht onder

verantwoordelijkheid van Onze Minister van Defensie en overeenkomstig de aanwijzingen van het hoofd van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

4. Met betrekking tot het optreden van ambtenaren van de Koninklijke marechaussee ter uitvoering van de in dit artikel bedoelde werkzaamheden blijft hoofdstuk 7 van de Politiewet 2012 buiten toepassing.

Artikel 81

1. De leden van het openbaar ministerie doen, door tussenkomst van het College van procureurs-generaal dan wel, voor zover van toepassing, de procureur-generaal, bedoeld in de rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, desgevraagd dan wel uit eigen beweging onverwijld mededeling van gegevens die voor een dienst van belang kunnen zijn aan die dienst.

2. Steeds wanneer de vervulling van de taak van het openbaar ministerie en van een dienst daartoe aanleiding geeft, plegen een lid van het College van procureurs-generaal dan wel, voor zover van toepassing, de procureur-procureurs-generaal, bedoeld in de rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het hoofd van de betrokken dienst overleg.

Artikel 82

1. De ambtenaren van politie, de ambtenaren van de Koninklijke marechaussee en de ambtenaren van de rijksbelastingdienst doen desgevraagd dan wel uit eigen

beweging onverwijld mededeling van gegevens die voor een dienst van belang kunnen zijn aan de in artikel 79, eerste lid, bedoelde ambtenaar aan wie zij ondergeschikt zijn. In afwijking van de eerste zin vindt de mededeling van

ambtenaren van politie die zijn tewerkgesteld bij een regionale eenheid plaats aan de politiechef van de desbetreffende regionale eenheid. De in artikel 79, eerste lid,

54

bedoelde ambtenaar waaraan de mededeling is gedaan, zendt de gegevens onverwijld aan die dienst.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de verstrekking van de gegevens tevens plaatsvinden op rechtstreeks geautomatiseerde wijze. Bij of krachtens

algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de te treffen technische en organisatorische maatregelen.

Artikel 83

1. De diensten zijn bevoegd op schriftelijk verzoek van het daartoe bevoegde gezag tot het verlenen van technische en andere vormen van ondersteuning aan de met opsporing van strafbare feiten belaste instanties. Een verzoek om ondersteuning wordt ingediend door tussenkomst van het daartoe aangewezen lid van het openbaar ministerie en omvat een nauwkeurige omschrijving van de verlangde

werkzaamheden. Het bevoegde gezag dat om de ondersteuning heeft verzocht, is verantwoordelijk voor de feitelijke uitvoering van de te verrichten werkzaamheden.

2. Onze betrokken Minister is bevoegd zich te wenden tot Onze Minister van Veiligheid en Justitie met het schriftelijke verzoek tot het verlenen van technische en andere vormen van ondersteuning aan de betrokken dienst bij de uitvoering van diens taak door een of meer landelijke eenheden van de politie. Het verzoek omvat een

nauwkeurige omschrijving van de verlangde werkzaamheden. Onze betrokken

Minister die om de ondersteuning heeft verzocht, is verantwoordelijk voor de feitelijke uitvoering van de te verrichten werkzaamheden.

3. Onze betrokken Minister is bevoegd zich te wenden tot Onze Minister van Defensie met het schriftelijke verzoek tot het verlenen van technische en andere vormen van ondersteuning aan de betrokken dienst bij de uitvoering van diens taak door de Koninklijke marechaussee. Het verzoek omvat een nauwkeurige omschrijving van de verlangde werkzaamheden. Onze betrokken Minister die om de ondersteuning heeft verzocht, is verantwoordelijk voor de feitelijke uitvoering van de te verrichten werkzaamheden.

4. In afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid kan in daarbij door Onze betrokken Minister bepaalde gevallen en onder daarbij te stellen voorwaarden het schriftelijk verzoek namens Onze betrokken Minister worden gedaan door of namens

55

het hoofd van de betrokken dienst. Onze betrokken Minister wordt omtrent verzoeken als bedoeld in de eerste volzin zo spoedig mogelijk geïnformeerd.