• No results found

Succesfactoren bij samenwerking met anderen in de keten

6 CJG ’s-Hertogenbosch: een voorzichtig begin met vrijwilligerswerk

6.5 Samenwerking binnen het CJG

6.5.1 Samenwerking tussen professionals en vrijwilligers binnen het CJG

De samenwerking tussen professionals en vrijwilligers in het CJG is nu nog incidenteel. Er zit vaak lange tijd tussen en soms is de samenwerking eenmalig. Het CJG stelt zich in veel gevallen op als opdrachtgever, de jonge vrijwilligers voeren veelal niet-inhoudelijke taken uit, de professionals faciliteren hen, sturen hen aan en verzorgen het inhoudelijke gedeelte. De over het algemeen zeer jonge stagiair-vrijwilligers (14-16 jaar) worden heel direct en top-down aangestuurd in de opdracht die ze moeten uitvoeren (bijvoorbeeld ballonnen of folders uitdelen). Bij het vrijwilligerswerk van de jongeren stelt het CJG dus de grenzen: ‘Je moet goed aan ze duidelijk maken wat er precies van ze verwacht wordt, dit kan onder meer door ervoor te zorgen dat de klusjes heel afgebakend zijn.’

Jongeren die ballonnen uitdelen, krijgen dus van tevoren een instructie wat ze wel en niet kunnen doen. Daarbij wordt wel tegemoetgekomen aan hun wensen – even met heliumballonnen spelen, of er leuk uit zien, ‘maar zij moeten wel doorhebben dat zij op dat moment het CJG representeren’.

De jongeren hebben een duidelijk aanspreekpunt, een van de aanwezige professionals, en het is niet de bedoeling dat zij achter het kraampje gaan hangen. Zij zijn er om met behulp van ballonnen contact te leggen met kleine kinderen en met ouders. De ballonnen vormen een makkelijke ingang voor dit contact. De professionals doen in principe hetzelfde als de jongeren, namelijk ballonnen uitdelen en contact leggen, maar kunnen eventueel het gesprek overnemen van een jongere als dat nodig blijkt, bijvoorbeeld bij specifieke vragen.

De samenwerking met de Marokkaans-Nederlandse vader is op eigen initiatief, en heeft trekken van een bottom-upsamenwerking – een soort samenwerking die wel vaker ontstaat in contacten tussen professionele jeugdzorg en etnische groepen. Bij bottom-upsamenwerking stuurt de vrijwil-liger de professionals op bepaalde terreinen: meestal maakt hij de match tussen professionele zorg en de eigen achterban. De Marokkaans-Nederlandse vader heeft het CJG hoog zitten als expertise-centrum op het gebied van opvoeden; hij zorgt dat zijn eigen netwerk daarvan gebruik kan maken.

Hij verlaagt in dit geval de drempel naar het CJG Den Bosch. Ook bij de Marokkaans-Nederlandse man probeert het CJG de samenwerking te ondersteunen, maar ook duidelijk te zijn. Zo heeft het CJG hem ondersteund bij de aanschaf van een beamer voor bijeenkomsten, maar ook met hem gesproken toen hij een poster van het CJG in het Arabisch had vertaald. Dat is niet toegestaan onder de vlag van het CJG.

De schooldirecteur die als vrijwilliger lezingen geeft over Triple P, geeft zelf invulling aan deze lezingen en is zelfsturend.

Zoeken naar de juiste vorm

CJG Den Bosch is nog zoekende als het gaat om vrijwillige inzet in het werk. Een stagiair die eenmalig vrijwilligerswerk heeft gedaan voor het CJG onderstreept dit: ‘Vrijwilligers zijn een relatief nieuwe wereld voor dit CJG. Het CJG is nog aan het ontdekken wat zij van vrijwilligers kan vragen. (…) Ze mogen best wat meer van vrijwilligers vragen. Ze zij nu heel voorzichtig.’ De pro-grammaleider van het CJG vindt dat de mening van opvoeders al wel vaak wordt meegenomen in beleidstukken, bijvoorbeeld door te verwerken wat op een debatavond wordt gezegd. Zij geeft wel

aan dat de volgende fase het (structureel) betrekken van vrijwilligers zou moeten zijn en dat voorbereiding daarbij belangrijk is: ‘Je kunt niet onvoorbereid met vrijwilligers aan de slag gaan.’

CJG Den Bosch onderhoudt ook contacten met vrijwilligers van de al eerder genoemde sportver-enigingen rond de cursussen positief coachen. En met Go4it, een organisatie die mensen uit het bedrijfsleven mobiliseert om als vrijwilliger jongeren te coachen.

In vrijwel alle vormen van samenwerking, zowel met vrijwilligers als met organisaties, is het CJG Den Bosch een expert op het gebied van opvoeding. Zo positioneert het CJG zichzelf en zo wordt het ook gezien door de anderen. De programmaleider geeft aan dat het CJG wel regelmatig mensen uitnodigt om mee te denken en praten vanuit hun eigen expertise als opvoeder. De positie van het CJG als expert kan invloed hebben op wat er mogelijk is in de verhouding tussen professionals en vrijwilligers, en tussen het CJG en andere organisaties die actief zijn in de pedagogische civil society. Vooral voor individuele vrijwilligers kan het hierdoor moeilijker zijn om zelf als expert op te treden.

6.5.2 Wat gaat er goed in de interne samenwerking?

Professionals

De professionals vinden dat de samenwerking die er is, goed verloopt. Alleen willen zij graag dat de samenwerking met en de betrokkenheid van de vrijwilligers structureel wordt. Zij zijn nog zoekende hoe zij dit op de beste manier voor elkaar kunnen krijgen.

Als voorbeeld van goede samenwerking noemen zij dat zij de gemeente hebben aangesproken over haar afwijzing van het verzoek van de Marokkaanse man om geld voor een beamer voor de bijeenkomsten rond opvoedondersteuning. Het CJG vond het belangrijk om dit verzoek wel te honoreren en heeft contact gezocht met de gemeente. Hierdoor is het verzoek uiteindelijk toch gehonoreerd.

Vrijwilligers

De Marokkaanse vrijwilliger geeft zelf aan dat hij het prettig vindt dat het CJG veel kennis en activiteiten heeft op het gebied van opvoeding. Hij geeft aan wel eens boeken te lenen van het CJG over opvoeding (deskundigheidsbevordering). De stagiair geeft aan dat de betrokkenheid van het CJG groot is en dat ze haar ook kennen als ze de cursus voor het oppasdiploma komt geven. Maar ze vindt ook dat het CJG veel meer uit vrijwilligers zoals zijzelf zou kunnen halen dan nu het geval is.

6.5.3 Verbeterpunten in de interne samenwerking?

Professionals

De professionals zijn erg bezig met wat en hoeveel zij van vrijwilligers kunnen vragen. Er zijn wel zaken waar zij graag vrijwilligers voor willen inzetten, maar er zijn nog geen concrete stappen ondernomen. De houding van de professionals van het CJG tegenover structurele samenwerking tussen professionals en vrijwilligers is erg ambivalent. Enerzijds zou het bij sommige projecten die nu in ontwikkeling zijn goed van pas kunnen komen. Anderzijds wil het CJG niet te veel druk op mensen leggen die door een meer structurele samenwerking wel zou kunnen ontstaan.

Ook willen de professionals zeker weten dat als zij in de toekomst in vrijwilligers investeren, bijvoorbeeld door middel van een cursus, deze vrijwilligers ook een tijd actief blijven. Vrijwilligers-contracten lijken hiervoor een optie.

Beide professionals, de programmaleider en de managementassistente, geven daarnaast aan dat er, om tot een structurele samenwerking te komen, een ommekeer moet komen in het denken en de houding van professionals bij het CJG. Niet de professionals moeten aangeven wat goede activiteiten zijn, maar de ouders. De professionals moeten zaken durven overlaten aan vrijwilligers en ouders.

Ze moeten dus afstappen van het idee dat zij als professionals met hun professionele kennis de enige zijn die bepaalde activiteiten kunnen leiden: ‘De meeste CJG-professionals zijn helemaal niet zo ver, merken wij, zij gaan iets vertellen over hun werk. Ze moeten eigenlijk een concrete opdracht krijgen dat ze “anders” moeten luisteren. Maar onze professionals zijn zo gewend om advies te geven volgens vraag en antwoord. Dat moeten ze deels gaan afleren.’ Het versterken van de empo-werment van opvoeders moet centraal staan. Deze omslag in het denken moet eerst plaatsvinden om de eigen kracht van mensen te kunnen versterken, aldus de programmaleider.

Vrijwilligers

Een vrijwilliger geeft aan dat het CJG best wat meer mag vragen van vrijwilligers, ‘maar dan is het wel belangrijk om goed contact te houden’. Contact houden en mensen op de hoogte houden, bijvoorbeeld door een mailtje of nieuwsbrief, geeft volgens haar aan: ‘We hebben je nog in het vizier’. Zij heeft als stagiair een leuke tijd gehad bij het CJG en is bereid zich nog vaker in te zetten voor het CJG, maar ze vreest dat zij snel uit beeld is bij de professionals. Nu wordt er, als er hulp nodig is, een nieuwe stagiair gevraagd, waardoor de oude stagiairs uit beeld verdwijnen en moge-lijke vrijwilligers onbenut blijven. Zij geeft ook aan dat het CJG zoekend is wat betreft de omgang met vrijwilligers: ‘Als ze hier wat mee willen, moeten ze gewoon aan de slag: maak vrijwilligersbe-leid, maak er werk van.’

De Marokkaanse vrijwilliger geeft aan dat het belangrijk is om ook rekening te houden met culturele achtergrond bij de werving van vrijwilligers en samenwerking tussen professionals en vrijwilligers. Dit kan bijvoorbeeld door aparte avonden voor mannen en vrouwen te organiseren of door een bewuste keuze te maken welke professional contactpersoon wordt voor de vrijwilliger. Hij vindt het voor zijn achterban belangrijk dat er nog meer vrijwilligers actief worden om mensen beter bij de opvoeding te kunnen ondersteunen als dat nodig is. Hij vindt dat er eveneens een vrouw van Marokkaanse komaf actief zou moeten worden om ook het contact tussen het CJG en de vrouwen uit de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap in Den Bosch te versterken.

De vertegenwoordiger van de vrijwilligersorganisatie Go4it geeft aan dat het belangrijk is om vrijwilligers aan te spreken op hun talenten en op wat zij leuk vinden. Vrijwilligers worden nu heel praktisch en heel instrumenteel ingezet, maar ‘het CJG kan hen nog veel beter en vooral leuker benutten’. De professionals zijn van mening dat het inzetten van vrijwilligers als experts een omslag in het denken van de CJG-professionals vereist. De vrijwilligers denken dat het CJG ook zelf actief beleid kan gaan voeren op vrijwilligers. Het CJG moet niet wachten tot de professionals anders gaan denken, maar beleid maken en brainstormen met de (ex-)vrijwilligers die er al zijn over wat vrijwil-ligers voor het CJG kunnen betekenen en vice versa.