• No results found

Samenvatting pesticidendoelstellingen in ‘Voorwaarts!’

3. Normen voor duurzame open-teelt bedrijven

3.4.4 Samenvatting pesticidendoelstellingen in ‘Voorwaarts!’

De streefwaardes worden in ‘Voorwaarts’ aangehouden op bedrijfsniveau. Emissies naar lucht en grondwater spelen op bedrijfsniveau (compensatie tussen gewassen is daarbij mogelijk). Voor de moge- lijke schadelijke effecten (MBP) loopt de streefwaarde per toepassing parallel aan die op bedrijfsniveau en kan daarom volstaan worden met die op bedrijfsniveau. Het gaat met name om de streefwaardes van MBP en BRI (Tabel 18).

Tabel 18. Samenvattende tabel van streefwaardes voor pesticiden zoals gehanteerd zullen worden in ‘Voorwaarts!.’

Streefwaarde Maatstaf en dimensie Toepassing* Bedrijf

Gebruik pesticiden

Inzet actieve stof kg a.s./ha - Bedrijfsspecifiek (ALARA)

Emissie

Lucht BRI-lucht, kg a.s./ha - BRI < 0,7 kg a.s./ha

Bodem BRI-bodem, kg dagen - BRI < 200

Grondwater BRI-grondwater, mg/l - BRI < 0,5 mg/l

Ecotoxicologische risico’s

Oppervlaktewater MBP MBP < 10 100% toepassingen < 10 Bodem MBP MBP < 100 100% toepassingen < 100 * geen toepassing meer boven de streefwaarde

Het aansturen op de streefwaardes van kg a.s. zal achterwege blijven. Op de achterliggende doelstel- lingen van de overheid: verminderd gebruik en afhankelijkheid wordt immers voldoende gelet. Wel worden de doelstellingen voor actieve stof nog geformuleerd, zowel vanuit beleidsmatig sectoraal oog- punt als vanuit de technisch haalbare aanpak, de ALARA-aanpak zoals genoemd in de notitie Faber. Daarop wordt getoetst, maar niet gestuurd.

3.5

Duurzaam beheer productiemiddelen

Een duurzaam beheer van productiemiddelen stelt het technische potentieel veilig om te produceren op de lange termijn. De bodem is het bedrijfseigen productiemiddel waarvoor een duurzaam beheer nodig is. Daarnaast leggen de open teelten beslag op algemene, eindige productiemiddelen zoals grond- water en fossiele energie. Tenslotte worden in een duurzaam systeem productiemiddelen ingezet op een manier die kringlopen (van bijvoorbeeld nutriënten) tussen maatschappelijke sectoren sluit. In ‘Voor- waarts!’ worden alle hier genoemde aspecten van duurzaamheid vanaf het begin van het project ge- volgd. Waar mogelijk wordt een advies geformuleerd (bijvoorbeeld: beregening). Halverwege de loop- tijd van het project (2002) worden grenswaarden overwogen.

3.5.1

Duurzaam bodembeheer

Bodemvruchtbaarheid

Om de milieu-grenswaarden voor gehalten in grond- en oppervlaktewater niet te overschrijden is de vruchtbaarheidstoestand gebonden aan een maximum. Dit milieukundig maximum kan lager zijn dan de ondergrens voor optimale gewasproductie. De consequenties voor het nastreven van duurzaamheid

zijn dan sub-optimale nutriëntenniveaus, wat soms tot opbrengstreducties kan leiden. In specifieke situaties van bijvoorbeeld een eenzijdig bouwplan met fosfaatbehoeftige gewassen op uitspoelingsge- voelige bodems of bodems met een hoge Pw is geen milieukundige duurzaamheid te bereiken zonder aanpassing van het bouwplan of acceptatie van opbrengstreducties.

Een hoog organische-stofgehalte geeft gronden met een sedimentaire oorsprong duurzaam gunstige landbouwkundige eigenschappen (zoals structuur, vruchtbaarheid door met name stikstof, water- bergend vermogen en bescherming tegen stuiven). Voor landbouwkundige duurzaamheid dient een te laag organische-stofgehalte te worden gerepareerd door middel van een overschot op de organische- stof-balans. Dit kan worden bereikt door toediening van organische mest of door het achterlaten na de oogst van meer organisch materiaal. Uiteindelijk moet een evenwicht zijn bereikt, waarbij het

organische-stofgehalte op bouwplanniveau op peil blijft.

De stikstofvruchtbaarheid van een bodem is sterk gerelateerd aan de hoeveelheid en het type orga- nische stof in de bouwvoor. Organische stof valt onder te verdelen in labiele organische stof die voor- namelijk in organische mest voorkomt, en in stabiele organische stof die voornamelijk in de bodem voorkomt (zoals humus). In periodes met een mineralisatie (vrijkomen van minerale N uit organische stof) die hoger is dan de gewasvraag, is er ten tijde van een neerslagoverschot gevaar voor uitspoeling. Een te hoog organische-stofgehalte met een hoge fractie labiel materiaal (bijvoorbeeld uit organische mest) staat dus op gespannen voet met milieukundige duurzaamheid.

Naast het organische-stofbeheer kan ook gewasbeheer, gericht op zo kort mogelijke braakperiodes tussen de hoofdgewassen, een maatregel zijn om milieuverantwoord met een hoge stikstofvruchtbaar- heid om te gaan. Een groenbemester kan helpen door overtollig N in de bouwvoor te onderscheppen, wat op een gewenst moment weer vrijkomt. Landbouwkundige duurzaamheid kan echter op gespannen voet blijven met milieukundige duurzaamheid.

Bodemgezondheid

Bodemgezondheid wordt hoofdzakelijk bepaald door vruchtwisselingziekten die worden veroorzaakt door een te snelle gewasfrequentie op een perceel. In een bouwplan is zelfverdraagzaamheid van een gewas van belang, maar ook de wederzijdse verdraagzaamheid van gewassen uit eenzelfde botanische familie en soms zelfs uit totaal verschillende families. De verwekkers van vruchtwisselingziekten zijn bodemgebonden en kunnen bijvoorbeeld nematoden en schimmels zijn. De basis van het ontwerp van de bouwplannen voor de ‘Voorwaarts!’-deelnemers is een landbouwkundig voldoende bodemgezond- heid (dat zijn aanvaardbare dichtheden van plaagorganismen). Gebruik van nematiciden voor de aaltjes- bestrijding in de open teelten wordt gezien als een noodmaatregel en is geen vast onderdeel van een teeltstrategie. Voor aaltjes geldt als indicator de aaltjespopulatie vóór het gewas dat het meest gevoelig is voor het betreffende aaltje.

Bodemgezondheid wordt ook door de onkruidenzadenbank bepaald. Opslag van onkruid uit de zaden- bank kan tot problemen leiden in bepaalde gewassen of gewascombinaties. Om deze problemen voor- komen is het verhinderen van de opbouw van een zadenbank een belangrijk aspect van geïntegreerde onkruidbestrijding. Bij een streven naar een verminderde afhankelijkheid van herbicidengebruik ligt de nadruk op preventieve maatregelen. Dit begint bij de vruchtwisseling, waarmee potentiële onkruidpro- blemen vermeden kunnen worden. Preventieve teeltmaatregelen zijn bijvoorbeeld het creëren van een vals zaaibed in het voorjaar en eggen in het ‘witte draden’ stadium.

Vruchtwisseling en beheer van organische stof in bouwplanverband zijn de belangrijkste preventieve gereedschappen voor het nastreven van een duurzaam bodembeheer. Voor de ecologische akkerbouw is de zgn. multifunctionele vruchtwisseling ontworpen voor een goede bodemgezondheid en bodem-

vruchtbaarheid (Vereijken et al., 1998). De regels van de multifunctionele vruchtwisseling kunnen gezien worden als middel voor het bereiken van landbouwkundige duurzaamheid.

Voor de deelnemers aan ‘Voorwaarts!’ worden situatiespecifieke multifunctionele bouwplannen uitge- werkt. Hierbij betekent duurzaam bodembeheer naast landbouwkundige duurzaamheid nadrukkelijk milieukundige duurzaamheid.