• No results found

Samenhang tussen scaffolding en verhaalbegrip

In document Expert of medelezer? (pagina 47-50)

4.2 Effecten op de interactie

4.2.8 Samenhang tussen scaffolding en verhaalbegrip

Tabel 15: Gemiddelde en standaarddeviatie proportie scaffolding

Boek Conditie Gemiddelde Standaarddeviatie

DZKB Expertlezer 0,15 0,08 Medelezer 0,40 0,12 IBDB Expertlezer 0,08 0,08 Medelezer 0,14 0,25 DZKB Totaal 0,28 0,17 IBDB Totaal 0,11 0,18 Expertlezer Totaal 0,11 0,09 Medelezer Totaal 0,27 0,23

4.2.8 Samenhang tussen scaffolding en verhaalbegrip

Om uitspraken te doen over de werking van scaffolding door de leerling op het verhaalbegrip van de kleuter, is er een correlatietest gedaan. Omdat de sleutels vragen en reacties bevatten over het verhaal is de gedachte dat scaffolding de kleuter zal helpen vooruit te gaan in hun verhaalbegrip. Echter, er is geen significante correlatie gevonden tussen verhaalbegrip proportioneel en proportie sleutels met scaffolding. De correlatie (r= -0,33) is negatief. Dit betekent dat wanneer het verhaalbegrip hoger wordt, de scaffolding daalt.

42

5 Conclusie & Discussie

In dit hoofdstuk zullen de conclusies van het onderzoek worden besproken met als doel een antwoord geven op de onderzoekvragen die in paragraaf 3.1 zijn gesteld:

1. Welke verschillen in interactie tussen kleuters en leerlingen uit groep 7 doen zich voor bij interactief voorlezen met een expertlezer- en een medelezer-stijl?

2. In hoeverre voeren de leerlingen uit groep 7 de expertlezer-stijl en de medelezer-stijl volgens voorschriften uit?

Om een antwoord te geven op deze twee hoofdvragen zullen de belangrijkste uitkomsten besproken worden. Allereerst zal de uitvoering van de voorleesstijl besproken worden waarna de conditie-effecten volgen en tot slot de boek-effecten. Daarna zal er een algemene conclusie worden geformuleerd. Tot slot zal in dit hoofdstuk worden ingegaan op de tekortkomingen van het onderzoek en zullen er suggesties worden gedaan voor toekomstig onderzoek.

5.1 Uitvoering voorleesstijl

De doelstelling van dit onderzoek was om aan te tonen welke verschillen zich voordoen bij interactief voorlezen met een expertlezer- en een medelezer-stijl tussen leerlingen uit groep 7 en kleuters. De leerlingen uit groep 7 zijn geïnstrueerd door de onderzoeker om zich op te stellen als expertlezer of als medelezer. Omdat validiteit van het onderzoek valt en staat met het correct uitvoeren van de voorleesstijl door de leerlingen uit groep 7, zijn er twee

controlevariabelen gebruikt om hier controle op te kunnen uitvoeren. Als controlevariabelen zijn ‘realisatie sleutels’ en ‘realisatie handelingen’ gebruikt. Realisatie sleutel heeft betrekking op de manier waarop de leerling uit groep 7 de leesaanwijzingen heeft opgevolgd. Realisatie handeling heeft betrekking op het daadwerkelijke gedrag van de leerling: heeft deze zich gehouden aan de instructie om zich als medelezer of expertlezer te gedragen? Analyse van deze variabelen wijst uit dat er een significant verschil bestaat tussen het percentage correcte uitgevoerde instructies bij de medelezer- en expertlezerconditie. De sleutels zijn significant vaker volledig en de handelingen zijn significant vaker juist bij de expertlezer in vergelijking met de medelezer.

43 De conclusie is dat de leerlingen, ondanks instructies en sturing via stickers, het moeilijker vinden om zich als medelezer op te stellen dan als expertlezer. Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat leerlingen bekend zijn met het voorlezen als expert. Leerkrachten en ouders lezen vaak als een alwetende verteller voor. Dit sluit aan bij de bevindingen van Kwant (2011) in haar promotieonderzoek waarin leerkrachten door middel van leesaanwijzingen een verhaal moesten voorlezen. Leerkrachten hadden zich een eigen manier van voorlezen ontwikkeld waardoor het erg moeilijk was om hier vanaf te wijken. Een andere verklaring voor het feit dat de leerlingen het beter hebben gedaan als expertlezer heeft te maken met de formulering van de sleutels. De sleutels zijn bij de expertlezer explicieter in vergelijking met de

medelezer. Bij de medelezer is er sprake van lezersreacties en dit vergt meer initiatief van de voorlezer. Er is hierdoor meer vrijheid voor de voorlezer om te reageren. Deze vrijheid kan de verklaring zijn voor het feit dat er meer sleutels onvolledig zijn behandeld en meer onjuiste handelingen zijn gedaan door de medelezer.

Om te onderzoeken of de uitvoering van de voorleesstijl ook effect had op de

interactieaspecten is er gekeken naar samenhangen tussen de uitvoering van de voorleesstijlen en de interactieaspecten. Er zijn geen significante effecten gevonden. Dit laat zien dat de uitvoering van de voorleesstijl geen invloed heeft gehad op de interactieaspecten. Wanneer dit wel het geval was geweest, dan hadden er geen betrouwbare conclusies getrokken kunnen worden wat betreft de interactieaspecten. Ondanks het feit dat de effecten niet significant zijn bevonden, zijn er wel een aantal opvallende resultaten. Zo blijkt dat hoe meer sleutels er worden overgeslagen, des te meer de MLU van de kleuter daalt. Voor de verklaring hiervoor kijken we naar de sleutels. De sleutels zijn ontworpen om de interactie te stimuleren. Ervan uitgaande dat de interactie tijdens voorlezen een positieve invloed heeft op het taalgebruik van voorlezer en voorgelezene, betekent dit ook dat de sleutels de MLU van de kleuter bevordert. Wanneer er sleutels worden overgeslagen, heeft dit negatieve gevolgen voor de MLU van de kleuter zo blijkt uit de correlatie.

Een andere bevinding was de negatieve samenhang tussen het aantal onjuiste handelingen en het verhaalbegrip van de kleuter. Wanneer er meer onjuiste handelingen zijn, gaat het

verhaalbegrip naar beneden. Hieruit blijkt dat juiste handelingen bijdragen aan het

verhaalbegrip van de kleuter. De verklaring hiervoor is logisch aangezien de kleuter enkel kan scoren op verhaalbegrip als de handeling correct gedaan is. Deze verklaring wordt gesteund door de bevinding dat er ook een negatieve samenhang is tussen het aantal sleutels dat wordt

44 overgeslagen en het verhaalbegrip van kleuters. Hieruit blijkt dat de sleutels bijdragen aan verhaalbegrip en dat is een logisch gevolg aangezien de kleuter geen kans krijgt om te scoren op verhaalbegrip als de sleutels worden overgeslagen.

In document Expert of medelezer? (pagina 47-50)