• No results found

Samenhang leerlingprestaties met school-, klas-, leerkracht- en leerlingkenmerken

stuk gaan we in op verschillen in prestaties tussen leerlingen en scholen

4.3 Samenhang leerlingprestaties met school-, klas-, leerkracht- en leerlingkenmerken

9%

17%

69%

4.3 Samenhang leerlingprestaties met school-, klas-, leerkracht- en leerlingkenmerken

Welke achtergrondkenmerken van leerlingen, leerkrachten, klassen en scholen zijn vooral belangrijk in het verklaren van de resterende verschillen in schrijfvaardigheid? Figuur 4.3a25 toont de samenhang van de verschillende domeinspecifeke en algemene kenmerken van scholen, klassen (het onderwijsleerproces), leerkrachten en leerlingen met de score voor schrijf-vaardigheid.26 Een groen bolletje in de fguur betekent dat leerlingen op scholen met het betrefende kenmerk een signifcant hogere score behalen dan leerlingen op scholen zonder dit kenmerk . Het omgekeerde geldt voor een kenmerk met een oranje bolletje. De groote van de bolletjes geef weer in welke mate het desbetrefende kenmerk en de schrijfprestaties van leerlingen samenhangen: een groot bolletje representeert een sterkere samenhang dan een klein bolletje. Overigens is in de meeste gevallen sprake van een (zeer) geringe samenhang tussen het betrefende kenmerk en de schrijfprestaties. In totaal verklaren alle in de fguur opgenomen kenmerken samen 26% van de verschillen in de schrijfprestaties tussen leerlingen.

Bij het interpreteren van de resultaten in de fguur is het belangrijk op te merken dat het telkens alleen gaat om samenhang tussen school-, klas-, leerkracht- en leerlingkenmerken aan de ene kant en de schrijfvaardigheid van leerlingen aan de andere kant. Het gaat dus niet om oorzaak-gevolgrelaties. Zo zien we in fguur 4.3a dat het hebben van meer schrijfplezier samenhangt met een hogere score voor schrijfvaardigheid. Het is echter niet per defnitie zo dat meer schrijfplezier de hogere score voor schrijfvaardig-heid veroorzaakt. Het is ook mogelijk dat leerlingen juist door een hogere schrijfvaardigschrijfvaardig-heid meer schrijfplezier ervaren.

4.3.1 Domeinspecifeke klaskenmerken (kenmerken van het onderwijsleerproces)

In fguur 4.3a is te zien dat van de kenmerken van het onderwijsleerproces die samenhangen met de schrijfprestaties van leerlingen de taalmethode hiermee de sterkste samenhang vertoont . Het gaat echter om een zeer geringe samenhang.27 Leerlingen van wie de leerkracht geen taalmethode gebruikt (3% van de bo-scholen), presteren op het gebied van schrijven signifcant beter dan leerlingen van wie de leerkracht dat wel doet. Verder presteren leerlingen van wie de leerkrachten de methoden ‘Taal in beeld’ of ‘Taal op maat’ of een combinatie van meerdere taalmethoden gebruiken doorgaans minder goed dan leerlingen van leerkrachten die andere methoden gebruiken.

Het regelmatig besteden van aandacht aan kennis over tekstsoorten tijdens de schrijfessen heef een (zeer geringe) positieve samenhang met de schrijfprestaties van de leerlingen: leerlingen van wie de leerkracht hieraan 1 keer per maand of vaker aandacht besteedt , leveren signifcant hogere schrijfprestaties dan leerlingen van wie de leerkracht dat niet doet.

Het omgekeerde geldt voor kennis over het schrijfproces: leerlingen van wie de leerkracht tijdens de schrijfessen veel aandacht besteedt aan kennis over het schrijfproces leveren signifcant lagere schrijfprestaties dan leerlingen van wie de leerkracht dat niet doet.28 Ten slote zien we dat er alleen voor het sbo een zeer kleine samenhang bestaat tussen de schrijfprestaties en de mate waarin leerkrachten aandacht besteden aan het leren van anderen: hoe meer aandacht

25 In de analyses die aan dit hoofdstuk ten grondslag liggen, is de invloed van alle achtergrondkenmerken meegenomen door middel van stapsgewijze meerniveau-analyses. In het eindmodel zijn, naast alle kenmerken van het onderwijsleerproces (in de tabel de domeinspecifeke klaskenmerken) en de algemene kenmerken van scholen, leerkrachten en leerlingen, alleen de domeinspecifeke leerling-, leerkracht- en schoolkenmerken opgenomen die een signifcante samenhang vertoonden met schrijfvaardigheid (met p<.10). Bovendien zijn in het eindmodel 2 signifcante interactie-efecten met schooltype opgenomen: specifeke samenhangen met kenmerken van het onderwijsleerpro-ces die alleen voor het bo of sbo gelden. Zie voor een uitgebreide beschrijving van de meerniveau-analyse het technisch rapport bij dit peilingsonderzoek (Ritzema et al., 2020).

26 Bij de meerniveau-analyses is het onderscheid tussen bo en sbo ter controle meegenomen. Uit fguur 4.2b bleek immers al dat het schooltype voor een groot deel de schrijfvaardigheid van leerlingen verklaart.

27 Taalmethode: 1% verklaarde variantie.

28 Aandacht voor kennis over tekstsoorten: 0,6% verklaarde variantie; aandacht voor kennis over het schrijfproces: 0,6% verklaarde variantie.

VERSCHILLEN IN SCHRIJFPRESTATIES 119

sbo-leerkrachten hieraan besteden, hoe hoger de schrijfprestaties van leerlingen.29 In het bo ontbreekt deze samenhang.

4.3.2 Domeinspecifeke leerlingkenmerken

Als we kijken naar de domeinspecifeke leerlingkenmerken, dan wordt duidelijk dat leerlingen hogere schrijfprestaties leveren als zij meer schrijfplezier ervaren, hun eigen schrijfvaardigheid hoger inschaten en in hun vrije tijd af en toe tot regelmatig schrijven (minimaal 1 of 2 keer per jaar of vaker versus nooit). Zoals in fguur 4.3a te zien is, verklaren deze kenmerken, net als de domeinspecifeke klaskenmerken, slechts een klein deel van de prestatieverschillen.30

4.3.3 Algemene kenmerken van de scholen, leerkrachten en leerlingen

Het percentage gewichtenleerlingen en de denominatie van de school hangen beide ongeveer evenveel samen met de schrijfprestaties van de leerlingen. L eerlingen op scholen met meer dan 25% gewichtenleerlingen leveren signifcant lagere schrijfprestaties dan leerlingen op scholen zonder gewichtenleerlingen.31 Daarnaast zien we dat leerlingen op rooms-katholieke scholen signifcant lagere schrijfprestaties leveren dan leerlingen op openbare scholen.32

In fguur 4.3a is verder te zien dat de werkervaring van leerkrachten in geringe mate negatief samenhangt met de verschillen in de schrijfprestaties van de leerlingen.33 Het voorlopig schooladvies en het geslacht van de leerlingen hangen van alle onder-zochte kenmerken het sterkst positief samen met de verschillen in de schrijfprestaties. L eerlingen met een hoger schooladvies en meisjes presteren op het gebied van schrijven gemiddeld beter dan leerlingen met een lager schooladvies en jongens.34

Figuur 4.3a Overzicht van de mate van samenhang van de schrijfprestaties met de domeinspecifeke en algemene school­, klas­, leerkracht­, en leerlingkenmerken

Algemene kenmerken Domeinspecifieke kenmerken

School

Taal in beeld, Taal op maat en combinatie taalmethoden Aandacht voor kennis over tekstsoorten

(een keer per maand of meer versus nooit)

Aandacht voor kennis over het schrijfproces Leren van anderen in het sbo

Leerkracht

-

11-15 jaar en meer dan 21 jaar werkervaring versus 0-5 jaar werkervaring

Inschatting van de eigen schrijfvaardigheid

Schrijven in de vrije tijd

(een à twee keer per jaar versus nooit)

NB In de figuur zijn alleen de kenmerken die significant samenhangen met de prestatieverschillen opgenomen.

DEEL B

29 Leren van anderen in het sbo: 1% verklaarde variantie.

30 Schrijfplezier: 2% verklaarde variantie; inschating van de eigen vaardigheid: 0,6% verklaarde variantie; schrijven in de vrije tijd: 0,5%

verklaarde variantie.

31 Percentage gewichtenleerlingen: 0,8% verklaarde variantie.

32 Denominatie: 0,7% verklaarde variantie.

33 Werkervaring leerkracht: 0,5% verklaarde variantie.

34 Voorlopig schooladvies: 7% verklaarde variantie; geslacht 6,5% verklaarde variantie.

[HOOFDSTUK] 121

DEEL C

Achtergrond