• No results found

Sallie met de roomijskar

In document Louis Davids, De mooiste liedjes · dbnl (pagina 142-148)

Een mens heeft in zijn leven wat een zorg in zijn kop, Om te blijven een fatsoendelijke man,

En als je wilt fatsoenlijk zijn, dan heb je strop op strop. Je wordt er gewoon balorig van.

Mijn buurman in zijn zaak Heeft zich vlug schatrijk gemaakt. Gezwendeld heeft hij zonder hart of ziel. Ik hou niet van die pretjes,

Ik deed het altijd netjes,

Daarom blijf ik een arme schlemiel. Want ik ben Sallie, goocheme Sallie, Die de mensen op zijn duimpje kent. Hoeveel mensen in de rats

Heb ik van mijn kleine krats Nog wat gegeven.

Zal ik leven!

Ja ik ben Sallie, goocheme Sallie, En toch zegt men ‘Ik ben een oude nar.’ Dan schud ik alleen mijn kop,

'k Geef er geheel heus antwoord op. Ik ben Sallie met de roomijskar.

Ze smoezen over crisis dat een mens balorig wordt. Heb je ooit zo een mesjoggaas gezien?

Spinazie wordt verbrand, de koffie in de zee gestort, En suiker en rubber bovendien.

Van alles is te veel,

En we zien van honger scheel,

Terwijl de boel te rotten staat op het land. Wat is dat voor een crisis,

Een crisis die mij misch is,

Aan één ding is gebrek, dat is verstand.

En hoor nou Sallie, goocheme Sallie, Die de mensen op zijn duimpje kent. Voor kanonnen is er geld,

Worden miljoenen neer geteld, Ondanks Genève.

Zal ik leven!

Dat zegt u Sallie, goocheme Sallie. Weet u het einde van dat geharrewar? Morgen is Japan de piet,

Heel Europa gaat failliet,

Dat zegt Sallie, met de roomijskar.

Scheidingsfeest

Tante Na en Oome Dorus gingen scheije Want ze hadden altijd heibel met z'n twee, Omdat Dorus altijd jajemde en staakte En aanhalig met het schillenmeisje dee. Het proces hadden ze lang geheim gehouwe, 't Gaf zoo'n jeiles as dat zaakje werd bekend, Maar vandaag zou dan de eindbeslissing vallen Met de laatste uitspraak van den president. Nelis zei: zooiets gebeurt niet alle dagen, Ik verlet een dagje voor die plechtigheid, Scheije mot je op gepaste wijze vieren, 't Is het laatste wat een arrebeider heit. Hij versierde toen z'n blommehek met rozen, Heel de buurt stak unaniem de vlaggen uit En ze teekenden met vetkaars op de glazen ‘Zalig uiteinde voor Bruidegom en Bruid.’ Alle buren uit het steegje hielden Zondag, Hein de bakker liep in zijn getuigejas Lange Daan was al om acht uur in de lorem Alsof hij de groene scheidingsbruigom was. Oome Dorus lag nog heel bedaard te maffen, Totdat Nelis aan de trap een seintje gaf: ‘Tante Na en Oome Dorus, kom beneden, Zonder jullie is de aardigheid er af’.

Tante Mietje had drie dagen zitten grienen, En ze snikte: ‘Mensch, m'n strot is dichtgesnoerd, Dat ze scheiden gaan, motten ze zellef weten, Maar 't is altijd voor de kinderen zoo beroerd. 'k Heb die wijvenbeul al jarenlang geschoten, As 't ie 'n rok ziet, wordt ie razend sakkerju, En z'n eigen wijf verwaarloost ie, die broeier, Ja wat zeg je van zoo'n vent meheer Landru’. Ko de slager zei: ‘Het zijn intieme zaken, 't Zijn privaat affaires tusschen man en vrouw, Als ie slaan wil - daar heb ik niks mee te maken’, Toen zei Mietje: ‘Krijg de senuwe, nou gauw, Denken jullie kerels, dat een vrouw een beest is, Dat je ranselen ken - nou Moe, nou wordt ie best, As mijn vent een vinger naar me uit zou steken Sla'k hem met de bijl een steegie in z'n test.’ Oome Dorus kwam met Tante Na beneden, Allebei tot in de puntjes aangekleed,

Oome Dorus gaf op 't hoekje eerst een rondje, En zei plechtig: ‘Jongelui - ik ben gereed.’ Daarna binnen ze de uitspraak gaan vernemen, In een ommezientje was het voor mekaar, Buiten stonden ze te schelden op den rechter, Tante Na riep huilend: ‘Zoo'n ellendelaar.’

Ko de slager zei: ‘Zit jij nou niet te grienen, Jullie zijn weer vrijgezellen, o wat fijn.’ Daarna binnen ze de ringen gaan verkoopen, Oome Dorus zei: ‘ De centen zijn voor mijn.’ Spoedig zaten ze weer bij een hassebassie Oome Dorus gaf de heele buurt een fuif.

Lange Daan hield toen een voordracht van de liefde, Die zoo rein was-(hik)-gelijk een blanke duif. Heel de middag bleef het clubje zitten peren, Hein de bakker gaf aan Tante Na een zoen, Toen zei Dorus: ‘Hein, ik bin nu wel geschejen, Maar dat mot jij in mijn bijzijn nog niet doen.’ Tante Na riep: ‘Groot gelijk - jij bint een Iinkert, In het bijzijn van mijn man, dat vind ik min.’ Daarna sloeg ze'm met een flesch met zure haring En ze beet een stukkie uit z'n onderkin.

Lange Daan greep toen een queu en zei: ‘Niet knokken, Wie hier heibel zoekt, die gaat met mij d'r uit.’

Daarna dronken ze weer uit mekanders glaassie En ze zongen: ‘Leve Bruidegom, en Bruid.’ Hein de bakker zei: ‘De wittebroodsche weken Zijn begonnen voor het jong gescheje paar.’ Toen ging Na met Oome Dorus naar het steegie En ze kropen weer gezellig bij elkaar.

Het Kurhaus-cabaret, o.l.v. Louis Davids.

In document Louis Davids, De mooiste liedjes · dbnl (pagina 142-148)