• No results found

4.3 Reacties in de enquête

4.4.1 Salaris, baanzekerheid en doorgroeimogelijkheden

De eerste drie categorieën sluiten aan bij veronderstelling 1 (‘Carrièreaspecten als baanzekerheid, doorgroeimogelijkheden en salaris vormen een belangrijk deel van de motivatie voor journalisten om over te stappen naar de PR’). Uit de enquête bleek dat deze veronderstelling maar deels houdbaar is: salaris, secundaire arbeidsvoorwaarden en baanzekerheid waren niet zo belangrijk,

doorgroeimogelijkheden en een gebrek aan andere banen in de journalistiek waren dat wel. Wat zeiden de geïnterviewden over deze zaken?

33 Salaris

Allemaal hielden de geïnterviewden vol dat geld geen rol speelde bij hun overstap. Een voormalig krantenjournaliste die van een landelijk dagblad overstapte naar een NGO, zei dat ze ‘heel tevreden was’ over haar salaris bij de krant. Bij een andere geïnterviewde – die eerst onderzoeksjournalist was bij een omroep, en nu woordvoerder voor een grote gemeente – was zijn journalistensalaris ook geen reden om voor de communicatie te kiezen. “Met de kennis van toen was ik tevreden. Nu zie ik dat je binnen de communicatie echt wel meer kunt verdienen dan in de journalistiek. Natuurlijk zorgt dat er wel voor dat je tevreden bent en blijft binnen de communicatie. Maar voor mij was het niet de reden om over te stappen in ieder geval.” Een voormalig parlementair verslaggever die nu als woordvoerder voor een minister werkt, vertelde dat hij ‘iets beter verdiende, maar niet spectaculair’. De overheid betaalt volgens hem niet heel veel meer dan de grote kranten. “Dat is niet de drijfveer geweest. Dan had ik echt bij een multinational moeten gaan werken, dan is het echt spectaculair meer.” Dat zei ook de journalist die radio maakte voor de publieke omroep en overgestapt is naar een brancheorganisatie in de culturele sector. Hij verdient wat meer bij zijn huidige werkgever, maar ‘netto maakt het niet eens heel veel uit’. Hij noemde de extra verdiensten een ‘leuke bijkomstigheid’, maar zei er verder niet veel belang aan te hechten. Een andere geïnterviewde, die overstapte van een baan als tv-journalist naar een baan als woordvoerder voor een bouwbedrijf, vertelde ook dat hij extra salaris een leuke bijkomstigheid vond. Voor hem waren stijgende inkomsten echter naar eigen zeggen evenmin een reden om de overstap te wagen. “Als ik iets anders ga doen, wil ik dat best doen voor hetzelfde salaris, als ik het veel leuker vind.”

Baanzekerheid

Wat baanzekerheid betreft, waren de geïnterviewden meer verdeeld. Twee van hen wisselden van baan met de geringe baanzekerheid in de journalistiek in het achterhoofd, terwijl baanzekerheid voor de andere vier juist geen issue was. Een journaliste die vlak na de eeuwwisseling vertrok bij de krant en voor een grote hulporganisatie ging werken, vond het heel belangrijk dat die organisatie haar direct uitzicht bood op een vast contract. Dat was ‘een wereld van verschil met al het ‘we denken dat er geen verlenging in zit over drie maanden, we zouden je graag willen houden, maar het is nu eenmaal niet mogelijk’’, dat ze had gehoord bij haar krant. “Ik had zelf aan den lijve ondervonden hoe

verschrikkelijk beroerd het was in de journalistiek [qua baanzekerheid]. In elk geval in die tijd. Ik was daar gewoon een beetje klaar mee.” Ook de krantenjournaliste die naar een NGO vertrok was de onzekere situatie bij haar dagblad beu. Bij haar gingen de twijfels niet zo zeer over haar eigen

34

verkeerde. “Het was gewoon niet echt meer een goede situatie binnen de krant. Dus ik dacht: misschien moet ik verder kijken.”

Daar tegenover staan de vier andere geïnterviewden, die zeiden dat baanzekerheid niet zo belangrijk voor hen was geweest bij de overstap. De ene ‘had nog dertig jaar kunnen blijven’ bij zijn omroep, een ander had een vast contract en weer een ander had allerlei aanbiedingen om hoe dan ook in de

journalistiek aan de slag te blijven. Voor één van de geïnterviewden speelde baanzekerheid zelfs ‘in omgekeerde vorm een rol’: “Ik had een vast contract bij de [omroep], als één van de laatsten, en dat heb ik opgezegd. Dat was voor mij eerder een blok aan het been waardoor het proces twee jaar heeft geduurd. Als ik dat niet had gehad, had ik al lang iets anders gedaan. Misschien binnen de

journalistiek, ik weet het niet.”

Doorgroeimogelijkheden

De interviews maakten duidelijk dat er aan de factor ‘doorgroeimogelijkheden’, die als één van de belangrijkste uit de enquête kwam, een grote inhoudelijke component vast zit. Bij vijf van de zes ondervraagde ex-journalisten ging doorgroeien niet zo zeer, of niet alleen, over promotie maken en hogerop komen in de journalistieke organisatie, maar vooral over persoonlijke groei. Zij hadden het gevoel dat er wat dat betreft meer mogelijkheden lagen in de (overstap naar de) communicatie dan in de journalistiek. De geïnterviewde die na jaren radio maken overstapte naar een brancheorganisatie, verwoordde het zo:

“Wat ze bij [tv-programma waar hij kon gaan werken] van me wilden, of bij [publieke radiozender die hem ook wilde hebben], was eigenlijk meebrengen van dat wat ik acht jaar geleden bij [publiek radiostation waar hij werkte] al bracht. Namelijk een soort

jongehondenmentaliteit, laten we het eens creatiever maken dan het saaie, droge verhaal. Daar ben ik goed in, dat sprak ze aan. Maar ik dacht: wat leer ik dan eigenlijk nog? Kan ik überhaupt nog leren in de journalistiek?”

Hij vond dat hij de overstap eigenlijk ‘al veel eerder had moeten maken’. “Zevenenhalf, acht jaar op dezelfde plek blijven zitten is gewoon niet goed, hoe leuk het ook was. […] De laatste vijf jaar stond ik gewoon stil qua ontwikkeling. Ik deed nog veel leuke dingen, maar leerde niets meer. Zonde, eigenlijk.”

Andere geïnterviewden zaten met ongeveer dezelfde gevoelens. Bijvoorbeeld de journaliste die nu voor een NGO werkt. “Als ik nadacht hoe de komende tien jaar er voor mij uitzagen, dacht ik: oké, dan is dit het eigenlijk. Het was heel leuk, iedere dag was heel veelzijdig, maar ik wilde toch wel wat meer. En uiteindelijk heb daarom ook hiervoor gekozen.” Of de gemeentewoordvoerder die vroeger onderzoeksjournalist was bij de tv. Hij ‘verliest zijn interesse zodra hij merkt dat iets een trucje

35

wordt’. Dat gevoel had hij. “Ik merkte dat ik toe was aan een nieuwe uitdaging, nieuwe dingen leren.” Maar bij de televisie zat dat er niet in, vond hij:

“Het best haalbare voor mijn gevoel was dat ik nog weer ergens anders in de

onderzoeksjournalistiek zou kunnen gaan werken. Daar waren ook wel kansen toe, een collega van mij ging naar [journalistiek programma op de publieke omroep]. Dus daar had ik

waarschijnlijk ook wel naartoe gekund. Maar ik dacht: dan ga ik toch weer hetzelfde doen als ik nu doe, en ik wil dingen leren.”

Ook de voormalige tv-journalist die nu de woordvoering doet voor een bouwbedrijf, vond dat er in de journalistiek te weinig ruimte was voor persoonlijke ontwikkeling:

“Ik vond persoonlijk dat als je wilt groeien binnen de journalistiek, je uiteindelijk maar twee opties hebt. De ene is eindredactie, dan krijg je ietsjes meer betaald maar mag je de leuke dingen niet meer doen. Buiten de leuke klussen doen kan niet meer. Of presentatie. Dat is natuurlijk niet voor iedereen weggelegd. Ik heb wel een kans gekregen om dat bij [regionale omroep] te doen, maar dat vond ik niet helemaal bij me passen. Dus als je dan in het

communicatievak ambities hebt, en je wilt gewoon verder, dan word je eigenlijk gedwongen de journalistiek te verlaten.”

Zelfs prestigieuze journalistieke banen, zoals het correspondentschap, voelden voor hem aan als een herhaling van zetten. “In feite doe je nog steeds wat je altijd doet, namelijk kijken wat er is gebeurd en daar verslag van doen. Dat vond ik eigenlijk een beetje meer van hetzelfde, en niet echt doorgroeien en andere onderdelen van het vak verkennen.” Daarnaast had hij het gevoel alles wel zo’n beetje

meegemaakt te hebben:

“Ik heb de allerleukste dingen gedaan. Ik mocht naar Pinkpop toe, de Vierdaagse, Koninginnedag. Maar als je op een gegeven moment weer die klus doet en na zeven jaar dezelfde quotes haalt en dezelfde soundbites opneemt, weet je, dan gaat zelfs dat vervelen, hoe gek het misschien ook klinkt.”

Datzelfde ondervond ook de voormalige parlementair verslaggever.

“In die elf jaar heb ik alles meegemaakt was je kunt meemaken, qua gekkigheid. Hoeveel kabinetten Balkenende zijn er wel niet geweest. Ik ben bij Geert Wilders geweest, op de ‘minder minder minder’-avond. Ik was erbij toen D66 nog maar een paar zetels overhield. Ik was bij GroenLinks, toen het helemaal fout ging met Jolande Sap. En toen Rutte de grootste werd, was ik daar ook bij. Dus dan heb je tamelijk veel van dichtbij gezien.”

De laatste twee jaar vroeg hij zich geregeld af hoe lang hij het werk nog bleef doen. “Elf jaar Den Haag is natuurlijk best lang.” En in de journalistiek zag hij niet veel mogelijkheden om ‘iets anders’ te

36

gaan doen, waar hij juist aan toe was. “Of je moet heel graag leidinggevende willen worden – dat is me ook wel eens aangeboden – maar dat lijkt me de ergste hondenbaan die er is. Je bent niet meer journalistiek actief. Je kunt van de zijlijn dingen roepen, maar de journalist is als het goed is eigenwijs genoeg om zijn eigen plan te trekken.”