• No results found

S worden geopend Dit vraagt om een holistische benadering waarbij rekening wordt 

gehouden  met  de  technologie,  de  gebruikers  en  de  context  waarin  de  toepassing  wordt  geïmplementeerd.   Dit proefschrift richt zich op de evaluatie van de implementatie van een PHR voor patiënten  met diabetes mellitus type 2, chronisch hartfalen, of COPD (e‐Vita). Het eerste deel van dit  proefschrift bestaat uit het conceptueel kader dat als basis dient voor de evaluatie van e‐ Vita. Het tweede deel omvat drie hoofdstukken die inzicht geven in de implementatie van e‐ Vita en de relatie tussen de gebruiker en de technologie en de invloed van de context hierop.  Hierbij zullen we ons gaandeweg dit proefschrift richten op de volgende onderzoeksvragen:   1. Hoe wordt e‐Vita op de lange termijn gebruikt?  2. Wie zijn de bedoelde en daadwerkelijke gebruikers van e‐Vita?   3. Wordt e‐Vita ervaren als gebruiksvriendelijk?   4. Zijn de stakeholders tevreden met de diensten die worden geleverd via de PHR?  5. Welke implementatiescenario's kunnen worden ontwikkeld voor de integratie van een  PHR in de bestaande zorgprocessen om toegevoegde waarde te kunnen realiseren? 

Deel 1: Conceptueel kader 

In eHealth evaluaties is steeds meer aandacht voor hoe het daadwerkelijke gebruik van een  technologie  heeft  bijgedragen  aan  de  uitkomsten  die  werden  gevonden.  Dit  wordt  vaak  gedaan door de adherentie aan de technologie te evalueren. Adherentie geeft aan in welke  mate  het  gedrag  van  een  persoon  (in  dit  geval  het  gebruik  van  een  technologie)  in  overeenstemming  is  met  de  overeengekomen  aanbevelingen  van  bijvoorbeeld  de  zorgverlener (het beoogde gebruik). Er is echter tot op heden nog maar weinig bekend over  wat  het  beoogde  gebruik  is  van  verschillende  soorten  eHealth  technologie,  en  dus  wat  adherentie  aan  eHealth  technologie  is.  In  Hoofdstuk  2  wordt  daarom  een  systematisch  literatuuronderzoek  (een  systematic  review)  beschreven,  waarbij  we  62  studies  hebben  geëvalueerd waarin de adherentie aan eHealth technologie wordt gemeten. Dit hebben we  gedaan door per studie de volgende drie elementen in kaart te brengen: 1) hoe is het gebruik  gemeten; 2) of het beoogde gebruik is omschreven; en 3) of er op basis van theorie, eerder  onderzoek, of rationale een onderbouwing is gegeven voor het beoogde gebruik.   De resultaten van het literatuuronderzoek lieten zien dat adherentie in meer dan de helft  van de geïncludeerde studies wordt omschreven als ‘hoe meer gebruik, hoe beter’, zonder  hierbij aan te geven wat het beoogde gebruik is. Wanneer het beoogde gebruik wel werd  omschreven,  was  dit  vaak  niet  gebaseerd  op  theorie,  eerder  onderzoek  of  rationale.  Natuurlijk is het ook niet altijd mogelijk om het beoogde gebruik te definiëren (wanneer een  technologie bijvoorbeeld heel nieuw is), maar in dat geval kan er ook niet van ‘adherentie’ 

worden  gesproken.  De  conclusie  van  Hoofdstuk  2  is  dan  ook  dat  adherentie  aan  eHealth  technologie een onderontwikkeld en vaak incorrect toegepast concept is in de bestaande  literatuur.  

Het gebruik van technologie wordt vaak geanalyseerd met behulp van logdata. Met behulp  van logdata kan continu en objectief inzicht worden verkregen in hoe een technologie wordt  gebruikt  door  de  individuele  gebruikers.  Echter,  tot  op  heden  zijn  de  mogelijkheden  van  logdata nog niet ten volste benut. In Hoofdstuk 3 wordt daarom beschreven hoe logdata‐ analyses kunnen bijdragen aan een verbeterd inzicht in het gebruik van eHealth technologie.  In dit hoofdstuk beschrijven we eerst wat logdata is en welke onderzoeksvragen beantwoord  kunnen worden met logdata‐analyses. Daarnaast beschrijven we welke eisen gesteld kunnen  worden aan de kwaliteit van de logdata, geven we aanknopingspunten voor het verwerken  van de ruwe logdata tot bestanden die geschikt zijn voor de data‐analyse en beschrijven we  enkele methodes voor de data‐analyse. Ook beschrijven we wat de toegevoegde waarde is  van  logdata  analyses  voor  zowel  de  wetenschap  als  de  praktijk. Logdata  analyses  kunnen  bijvoorbeeld nieuwe inzichten geven in hoe het gebruik van de technologie heeft bijgedragen  aan de gevonden effecten van een technologie. Deze resultaten kunnen vervolgens inzicht  geven  in  hoe  de  eHealth  technologie  en  de  onderliggende  gedragsmodellen  verbeterd  kunnen worden. Logdata‐analyses zijn daarom van grote toegevoegde waarde bij het openen  van de black box van eHealth.  

Deel 2: De evaluatie van de implementatie van e‐Vita 

Het  tweede  deel  van  dit  proefschrift  omvat  drie  hoofdstukken  die  inzicht  geven  in  de  implementatie van e‐Vita. Om duurzame eHealth technologie te kunnen ontwikkelen, is het  belangrijk inzicht te krijgen in de relatie tussen de technologie, de gebruiker en de context  waarin  de  technologie  wordt  geïmplementeerd.  Dit  impliceert  tegelijkertijd  dat  het  functioneren van een technologie maar zelden in kaart kan worden gebracht wanneer het  slechts  vanuit  één  oogpunt  of  op  één  niveau  wordt  geëvalueerd.  Daarom  werd  het  functioneren van e‐Vita op verschillende niveaus onderzocht.  

Het doel van Hoofdstuk 4 is om meer inzicht te krijgen in hoe gebruikers van e‐Vita Diabetes  over het platform navigeren wanneer zij voor de eerste keer inloggen. Hiervoor hebben we  de logdata gebruikt die is verzameld in de eerste zes weken na de lancering van een nieuwe  versie van de PHR. Evaluaties lieten zien dat de meeste gebruikers de globale menustructuur  van  het  systeem  volgden,  en  daarbij  meestal  of  één,  of  vijf  verschillende  onderdelen  bezochten. Deze resultaten kunnen worden gebruikt voor het verbeteren van het ontwerp  van  het  systeem.  Op  deze  manier  kan  de  aansluiting  van  het  systeem  bij  de  gebruikers  worden  verbeterd,  waardoor  de  technologie  ook  op  de  langere  termijn  aantrekkelijk  kan  blijven voor de gebruikers.