Vita in kaart werd gebracht. Het doel van deze evaluaties is om meer inzicht te krijgen in hoe en waarom patiëntenplatformen van toegevoegde waarde kunnen zijn bij de zelfmanagementondersteuning van patiënten, maar tegelijkertijd ook zorgverleners kunnen ondersteunen bij het uitvoeren van hun dagelijkse werkzaamheden. Hiervoor is een zogenaamde ‘convergent parallel mixed methods design’ toegepast, waarbij kwalitatieve en kwantitatieve data naast elkaar werd verzameld, afzonderlijk werd geanalyseerd, en waarvan de resultaten vervolgens bij elkaar werden gebracht. Logdata werd gebruikt om inzicht te krijgen in hoe e‐Vita op de lange termijn werd gebruikt. Daarnaast werden focusgroepen georganiseerd om inzicht te krijgen in het beoogde gebruik van e‐Vita Diabetes volgens zorgverleners. Interviews met zorgverleners en usability tests met potentiele eindgebruikers werden gebruikt om de verschillen tussen het beoogde en het daadwerkelijke gebruik te kunnen verklaren.
Uit de interviews volgde dat de zorgverleners onvoldoende begeleiding hebben ervaren bij de integratie van e‐Vita in de dagelijkse werkprocessen. Hierdoor bleef het onduidelijk hoe zij de verschillende onderdelen van het platform zodanig kunnen integreren in de dagelijkse werkroutines, dat deze ook daadwerkelijk van toegevoegde waarde zijn. De training die zorgverleners ontvingen was voornamelijk gericht op het verzamelen van data voor de evaluatiestudies, en daardoor waren zij onvoldoende voorbereid op wat er van hen werd verwacht bij het gebruik van e‐Vita bij de zorg voor de patiënten. Hierdoor vonden zorgverleners het moeilijk om patiënten te motiveren om het platform ook daadwerkelijk te gaan gebruiken. e‐Vita werd dan ook gezien als een extra belasting bovenop de reguliere taken, in plaats van als een ondersteuning.
Tijdens de focusgroepen gaven de zorgverleners aan dat de coaching via een PHR centraal zou moeten staan, en dat het gebruik van de overige onderdelen (zoals educatie en monitoring) hierbij aan zou moeten sluiten. Echter, uit de logdata bleek dat deze onderdelen niet werden gebruikt zoals beoogd. De usability tests lieten zien dat de gebruiksvriendelijkheid van het platform (met name de gebruikte terminologie) waarschijnlijk ook van invloed is geweest op het daadwerkelijke gebruik.
De conclusie van de evaluatie is dat het gebruik van het platform door patiënten sterk is beïnvloed door de attitude van de zorgverleners. Deze attitudes werden op hun beurt waarschijnlijk sterk beïnvloed door het gebrek aan ondersteuning die de zorgverleners hebben ervaren bij het daadwerkelijk inzetten van het platform in de dagelijkse werkzaamheden. Om dergelijke problemen te voorkomen, is het van groot belang om alle eindgebruikers al vroeg in de eHealth ontwikkeling te betrekken. Op deze manier kan de toegevoegde waarde van de eHealth toepassing worden vergroot, en de daadwerkelijke implementatie worden gefaciliteerd. Korte en iteratieve ontwikkelcycli zijn cruciaal om
S
problemen al in een vroeg stadium van de ontwikkeling te signaleren en om de kans op een succesvolle implementatie te vergroten. Bij het evalueren van de implementatie van eHealth technologie is een mixed methods benadering van grote toegevoegde waarde gebleken bij het vinden van verklaringen die niet gevonden hadden kunnen worden in experimenteel onderzoek.
De resultaten van het onderzoek hebben geleid tot een aantal geleerde lessen:
Les 1: Implementatie is geen post‐design activiteit. e‐Vita is ontwikkeld op basis van brainstormsessies met patiënten en zorgverleners om inzicht te krijgen in hun ervaringen met het leven met een chronische aandoeningen (patiënten) of het leveren van zorg aan chronisch zieken (zorgverleners). Op basis van deze informatie werd een eerste versie van het platform ontwikkeld. Echter, pas toen het platform al enige tijd in gebruik was genomen, bleek dat er tijdens de ontwikkeling onvoldoende aandacht is geweest voor de inbedding van het platform in het dagelijks leven en de werkprocessen van de eindgebruikers. Veel (potentiele) eindgebruikers gaven immers aan niet goed te weten hoe zij het platform dusdanig in kunnen zetten, dat het van toegevoegde waarde kan zijn. Helaas was het door de aard van de lopende studies niet meer mogelijk om het platform hierop aan te passen. Een van de belangrijkste conclusies van dit onderzoek is dan ook dat het van groot belang is om alle eindgebruikers en andere stakeholders te betrekken in alle fases van eHealth ontwikkeling. Korte en iteratieve ontwikkelcycli zijn cruciaal om eventuele problemen al vroeg op te sporen en de technologie aan te kunnen passen op basis van de aanbevelingen van de eindgebruikers en andere stakeholders. Hiermee start de implementatie van een toepassing al in de eerste fases van de ontwikkeling.
Les 2: Een platform implementeert niet vanzelf wanneer het wordt aangeboden aan de eindgebruikers. Uit eerdere (literatuur)onderzoeken weten we dat de aansluiting van technologie op de werkroutines en de interoperabiliteit met andere systemen belangrijke voorwaarden zijn voor de acceptatie van de technologie door de zorgverleners. Deze zorgverleners spelen op hun beurt een grote rol bij het motiveren van patiënten om een toepassing te gaan gebruiken. Training en ondersteuning van alle eindgebruikers in het gebruik van een technologie is dus onmisbaar. Aan de andere kant, als de toegevoegde waarde van een toepassing beperkt is, zal het nog steeds nauwelijks worden gebruikt. Het is dus van groot belang om toegevoegde waarde te creëren, nog voordat een technologie daadwerkelijk in gebruik wordt genomen. De eindgebruikers en andere stakeholders zijn daarom onmisbaar in alle fases van eHealth ontwikkeling, implementatie en evaluatie.