• No results found

Rusland is van oudsher een typische imperiale

In document Nederland in de wereld (pagina 95-100)

mogend-heid die door middel van

gebiedsuitbreiding zijn

macht wil laten blijken

verdragen eisen waarin hun rechten op het gebied van onderwijs, taal en arbeid alsmede hun mensenrechten werden vastgelegd. Precies deze argu-menten gebruikte president Poetin in april 2014 toen hij dreigde met een interventie in het oosten van Oekraïne, toen etnische Russen onder druk kwamen te staan.

Militaire interventies door het Westen

Tijdens de navo-top van Lissabon in 2010 besloten staatshoofden en rege-ringsleiders een raketverdediging in Europa op te richten. Volgens de navo was niet Rusland, maar Iran de grote dreiging. Maar de Russen geloofden dat niet. Een ander pijnpunt was de Kosovo-oorlog van 1999, die de navo zonder een adequaat vn-mandaat voerde om de troepen van de Servische president en bondgenoot van Rusland uit Kosovo te verdrijven. Die oorlog brak overigens uit nadat de pogingen van de zogenoemde Contactgroep, waarin ook Rusland zitting had, geen effect hadden op de vermeende wan-daden van de Servische troepen in Kosovo.

Vooral het bombarderen van bondgenoot Servië was voor de Russi-sche elite onverteerbaar. De crisis, die door de Britse premier Blair de ‘eerste humanitaire oorlog’ werd genoemd, maakte duidelijk dat er voor het Westen een nieuwe rationale voor interventies was ontstaan; dat de door Rusland aangehangen niet-inmenging in binnenlandse aange-legenheden een dode letter was geworden; en dat de Veiligheidsraad, waarin Rusland een veto had, kon worden genegeerd. In de nadagen van de oorlog riskeerde Rusland zelfs een regelrechte confrontatie met de navo, toen tweehonderd militairen naar het vliegveld van Pristina wer-den gestuurd in de hoop daar eerder aan te komen dan de navo-militai-ren. Uiteindelijk aanvaardde Rusland toch de situatie die in Kosovo was ontstaan, maar de rancune bouwde zich op en alle politieke groeperin-gen binnen Rusland waren het erover eens dat Rusland niet een gewoon land was, maar een grootmacht.

Tot slot was er de kwestie-Libië. In 2011 autoriseerde de vn een mili-taire operatie ter bescherming van burgers die het slachtoffer dreigden te worden van de strijd tussen de troepen van de Libische leider Qadhafi en opstandelingen die vanuit het oosten oprukten. De resoluties 1970 en 1973 waarover Rusland niet zijn veto uitsprak, verboden expliciet een operatie tegen het regime met als doel het te verdrijven. Maar in een ingezonden brief in The Times, de International Herald Tribune en

Le Figaro stelden Obama, Cameron en Sarkozy in april 2011 dat Qadhafi

Westerse machtsachteruitgang

Inmiddels keerde in Poetins ogen het tij. Het Westen was verzwakt, waar-door de mogelijkheid van het Westen om de wereldeconomie en de wereld-politiek te domineren, afnam. Poetins inschatting was niet ongegrond. Ten eerste hadden de Europeanen, zoals reeds opgemerkt, hun defensies ver-regaand verwaarloosd en was een strategische cultuur ontstaan waarbij de meeste lidstaten van de Europese Unie en de navo hun militairen alleen nog maar voor humanitaire doeleinden wilden inzetten. Voor militaire macht ter ondersteuning van dwang of dwangdiplomatie was geen ruimte meer.

Ten tweede zag Poetin dat de eenheid binnen Europa was aangetast. Dit was onder meer het gevolg van de uitbreiding van de Europese Unie met Midden- en Oost-Europese landen waarvan sommige niet aan de formele toelatingscriteria voldeden. Het ondermijnde het publieke vertrouwen in het Europese project, vooral in de noordelijke lidstaten. Voorts kwam de Unie sinds het Nederlandse en Franse ‘nee’ tegen de Europese grondwet in een politieke en institutionele crisis terecht die de eenheid van Europa zodanig ondermijnde dat Europese leiders nog nauwelijks een coherent financieel, buitenland-, veiligheids- en defensiebeleid konden voeren. Dit werd later nog versterkt door de Europese schuldencrisis. De schulden-crisis stelde bovendien de solidariteit tussen noord en zuid op de proef. Hoezeer de stemming in Europa was omgeslagen bleek tijdens de Euro-pese verkiezingen van mei 2014, toen populistische en nationalistische anti-integratiepartijen in vrijwel alle lidstaten wonnen. In veel Europese landen kwam het politieke midden onder druk te staan. Populisten en na-tionalisten speelden in op de groeiende onzekerheid over de toekomst van een steeds complexere wereld, waarin welvaart en veiligheid geen vanzelf-sprekendheden meer waren.

Ten derde werd de Europese eenheid ondermijnd door Chinese investe-ringen en steunprogramma’s, die zich vooral leken te richten op de door de schuldencrisis getroffen zuidelijke lidstaten. Griekenland, Italië, Portugal en Spanje werden al snel goed voor dertig procent van alle Chinese inves-teringen in Europa. Het gevolg was dat de zuidelijke lidstaten onderdeel werden van een geopolitiek spel waarbij hun loyaliteit ten opzichte van de noordelijke lidstaten verder op de proef werd gesteld. Elders in Europa werd China, met investeringen in infrastructuur en hightech, ook actiever. In 2007 werd bijvoorbeeld in Duitsland het vliegveld van Schwerin-Par-chim gekocht en werd China uiteindelijk een van de grootste investeerders in de Rotterdamse haven. China kreeg gemakkelijk toegang tot de Euro-pese markten, omdat politici de relatie nauwelijks in geopolitieke termen beoordeelden, maar puur in termen van handelspolitiek. Dat de Europese

eenheid door de nadruk van de investeringen in de zuidelijke lidstaten bewust door de Chinezen werd ondermijnd, werd feitelijk niet gezien. Dat gold ook voor het feit dat er geen sprake was van reciprociteit: Chinezen werden in Europa met open armen ontvangen, maar omgekeerd was dat niet het geval.

De Chinese investeringen zelf brachten nog een andere tweedeling aan het licht: Europese landen die een ideologische houding ten opzichte van vrijhandel hadden (Denemarken, Nederland, het Verenigd Konink-rijk en Zweden) en die samen met landen als Duitsland en FrankKonink-rijk gefrustreerd raakten over de gebrekkige markttoegang in China, versus de meeste zuidelijke lidstaten, die vooral uit waren op het oplossen van hun financiële problemen door deals met China. De gefrustreerde landen zagen in toenemende mate in dat zakendoen met staatskapitalistische landen andere regels kent, en dat die zich slecht verhouden tot die van de vrije markt. Willen deze landen de regels van de vrije markt zo veel moge-lijk overeind houden, dan zal er meer eenheid in Europa moeten komen. Politiek gezien is het voordelig voor China dat Europa door deze politiek voorlopig geen geopolitieke speler kan worden. Dat is uiteraard ook in het voordeel van Rusland.

De onmacht van Europa om een geopolitieke speler te worden wordt ook veroorzaakt door de Russische energiepolitiek, die evenals de Chinese investeringen de noordelijke en zuidelijke lidstaten uit elkaar speelt. Dit bleek uit een grote deal van Gazprom met Oostenrijk, Bulgarije en Honga-rije over de South Stream-pijpleiding op het moment dat de Europese Unie besluiten nam over sancties tegen Rusland na de Anschluss van de Krim in maart 2014. Gas zou niet langer via Italië worden gedistribueerd, maar via een hub in Oostenrijk. Omdat South Stream gas langs Oekraïne naar Europa transporteert en met separate deals de lidstaten van de Europese Unie uit elkaar speelt, is South Stream feitelijk een geopolitiek project ge-worden. Daarvan getuigt ook het feit dat de pijpleiding werd omgelegd om de Oekraïense Exclusieve Economische Zone te omzeilen. Om deze rede-nen zijn het Europese Parlement en de Europese Commissie tegen South Stream. De Europese Commissie trachtte in 2014 deze vervolgens met ju-ridische maatregelen te voorkomen, waardoor de eu-landen die tekenden, op ramkoers met de Commissie kwamen te liggen. Dat was uniek en kon vergaande gevolgen hebben. In elk geval sloeg Rusland effectief een wig in de Europese solidariteit. Om hierin verandering te brengen pleitte de Poolse premier Tusk onder meer voor een Energie-unie. Dit plan voorzag in een nieuwe eu-autoriteit die namens de lidstaten de onderhandelingen met Rusland aangaat om een prijs te bedingen, zoals al gebruikelijk is bij de aankoop van uranium.

Besluit

Ondanks periodes van dooi en van samenwerking is in de afgelopen de-cennia in Rusland veel rancune ontstaan ten opzichte van West-Europa en Amerika. De vaak innige handelsrelaties en economische banden bleken dit niet te kunnen compenseren. Uiteindelijk aanvaardde Rusland in de meeste gevallen de door het Westen geëntameerde en voor het land zelf onwelgevallige ontwikkelingen en situaties. Dit werd echter als des te pijnlijker ervaren, omdat alle politieke groeperingen binnen Rusland het erover eens zijn dat Rusland niet een gewoon land is maar een grootmacht. Het stoorde de Russen dan ook zeer dat het Westen weigerde om Rusland aanvankelijk op te nemen in de belangrijkste westerse instituties. Na de Anschluss van de Krim in 2014 raakte Rusland bovendien zijn plek aan de tafel van de G8 kwijt.

Het probleem van Rusland is echter dat het een grootmachtstatus opeist die niet onderbouwd wordt door een florerende economie, een hoog inko-men per hoofd van de bevolking, innovatie en een sterk leger. Tegenover de Europese soft power en de gestage uitbreiding van de navo en de Europese Unie kon Rusland zelf geen soft power zetten, omdat het volstrekt geen aantrekkingskracht had op de landen van het voormalige Warschaupact. Daarom kon Rusland tegenover die soft power slechts hard power zetten. Dat gebeurde tijdens de Oekraïnecrisis. President Poetin maakte daarbij gebruik van de westerse machtsachteruitgang en het Europese postmo-dernisme, waardoor militaire macht als instrument voor machtspolitiek in belangrijke mate was afgezworen. Europa’s probleem werd voorts ver-sterkt door de toegenomen Amerikaanse afzijdigheid in de internationale politiek, het beginsel van ‘leading from behind’ en de ‘rebalancing’ naar Azië, ingegeven door de verzwakte machtspositie van de Verenigde Staten zelf. Dit betekent dat van de Europeanen wordt verlangd dat zij primair voor hun eigen veiligheid verantwoordelijk worden.

Door deze ontwikkelingen komen ook andere typisch Europese voor-keuren onder druk te staan, zoals de nadruk op effectief multilateralisme, de internationale rechtsorde en waarden als mensenrechten en democra-tie. Kortom, mede door eigen toedoen heeft Europa zich als strategisch speler buitenspel gezet. De gevolgen daarvan kwamen voor het eerst in de Oekraïnecrisis aan het licht.

Noten

1 Deze bijdrage is een ingekorte versie

van hoofdstuk 8 uit: Rob de Wijk,

Machtspolitiek. Amsterdam:

De unipolaire wereld, waarbij één land de meeste macht heeft en de spelregels bepaalt, loopt op haar eind. We zijn op weg naar een nieuwe wereldorde. De spelregels die de wes-terse landen stelden zijn niet meer leidend. Dat vraagt van de westerse landen, en van de

eu in het bijzonder, een aanpassing van de internationale politiek. Daarbij is voor de eu

de relatie met Rusland de vitaalste waar zij in de toekomst belang bij heeft.

Dat is in het kort de belangrijkste bood-schap van cda-senator René van der Linden over de huidige internationale spanningen. Van der Linden spreekt niet zozeer als oud-Tweede Kamerlid (1977-1986, 1988-1998), als voormalig staatssecretaris van Europese Za-ken (1986-1988) of als lid van de Eerste Kamer (1999-heden). Het is zijn ervaring als voorzit-ter van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa (2005-2007) die zijn visie op de internationale verhoudingen – en dan vooral de positie van Rusland daarin – heeft gevormd. Het geluid dat Van der Linden ver-kondigt wijkt af van de anti-Ruslandretoriek die de westerse politiek en media domineert.

* * *

‘Na de val van de Muur hebben we gezegd: geen nieuwe scheidslijnen meer in Europa. Vijfentwintig jaar later staan we op de drem-pel van een nieuwe Koude Oorlog. De eu

heeft fouten gemaakt en kansen laten lig-gen. Zo heeft zij nagelaten om een duidelijke partnerschapstrategie richting Rusland te

ontwikkelen. De eu is steeds gericht geweest op de uitbreiding van haar eigen invloeds-sfeer. Door Oekraïne het lidmaatschap van de navo en de eu in het vooruitzicht te stel-len, hadden wij geen oog voor het belang van Rusland. Oekraïne heeft voor Rusland altijd een bijzondere betekenis gehad. Dat is een onbegrijpelijke inschattingsfout waar-mee we het omgekeerde hebben bereikt van de oorspronkelijke wens om geen nieuwe scheidslijnen in Europa te creëren.’

René van der Linden (1943)

Eerste Kamerlid namens het CDA en voormalig voorzitter van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa.

In document Nederland in de wereld (pagina 95-100)