• No results found

Notenboom bleef ‘tegen de stroom in roeien’ en

In document Nederland in de wereld (pagina 185-188)

Na zijn afscheid uit de politiek wendde No-tenboom zich tot de wetenschap. Niet alleen stelde hij zijn kennis, ervaring en archief beschikbaar voor politiek historici, hij ver-richtte zelf ook onderzoek. Het leidde in 1988 tot een proefschrift over het begrotingsrecht van het Europees Parlement. Zijn kennis over een andere grote passie, het midden- en kleinbedrijf, kon Notenboom van 1991 tot 1994 overdragen als bijzonder hoogleraar aan de Technische Universiteit Eindhoven.

Najaar 1991, een kwarteeuw na dato, leverde Notenboom met zijn boek over de financiële politiek van de kvp-fractie in de jaren 1963-1967 een bijdrage aan de herzie-ning van de visie op de Nacht van Schmelzer. Enkele weken na de presentatie van De val

van het kabinet-Cals toonden diverse

his-torici op een door de knaw georganiseerd symposium aan dat de zwartepiet voor de val van het kabinet-Cals in 1966 te eenzijdig bij de kvp was terechtgekomen.1 Onder in-vloed van slechte uitslagen bij de Staten- en gemeenteraadsverkiezingen had de PvdA een bijstelling van het kabinetsbeleid in linkse richting geëist, maar ook enkele con-fessionele ministers hadden geen zin in al te forse bezuinigingen op hun begrotingen. Notenboom had al ontdekt dat minister van Financiën Vondeling wel zijn best had ge-daan, maar in de ministerraad het deksel op de neus had gekregen. De aanvaring met de kvp-fractie tijdens de algemene politieke en Agt, namen de overheidsbestedingen flink

toe, waardoor de tekorten opliepen. Het wakkerde de strijdlust van Notenboom al-leen maar aan: hij bleef ‘tegen de stroom in roeien’ (p. 154). Hij waarschuwde dat op deze

manier de verzorgingsstaat onbetaalbaar zou worden. Dat hij zijn gelijk heeft gekre-gen, leidt bij Notenboom overigens niet tot triomfalisme, eerder tot teleurstelling.

* * *

Vanaf de jaren zestig heeft Notenboom alle zekerheden en instituties die met de katho-lieke zuil verbonden waren, zien ‘vallen’. Daartoe behoorde ook de kvp. Notenboom heeft altijd moeite gehouden met de fusie-partij cda, die naar zijn mening gedomi-neerd werd door het evangelisch-radicale gedachtegoed dat rond 1970 dominant werd in de arp. Dat had gevolgen voor de koers, aldus Notenboom: ‘Het is duidelijk dat de “financiële constante lijn”, die er altijd in het kvp-denken is geweest (Romme – Lucas – Notenboom – Nelissen – Andriessen) prak-tisch verdwenen is. Die lijn is gefundeerd op het subsidiariteitsbeginsel: sociaal beleid, maar terughoudendheid in het almaar – en zeker te snel – laten uitdijen van de col-lectieve uitgaven, de overheidstaak dus. Een substantieel deel van de kvp-politiek, al langer in een minderheidspositie terug-gedrongen, verdrinkt in 1979 in het denken en doen van de eerste cda-fractie’ (p. 147). Er klinkt heimwee in door naar de kvp.

Notenboom bleef ‘tegen de

stroom in roeien’ en

waar-schuwde dat de

verzorgings-staat onbetaalbaar zou worden

b

o

e

k

e

n

secretaris te worden (in 1967, 1971 en 1988); evenzoveel keren zei hij nee. Vanuit het parle-ment kon hij, zo meende hij, ‘de goede zaak’ veel beter dienen dan als bestuurder.

Noten

1 Zie hiervoor de verschillende bijdragen in het

Jaarboek Mediageschiedenis deel 3, Amsterdam:

Stichting Beheer iisg, 1991.

financiële beschouwingen van oktober 1966 was onvermijdelijk.

Notenboom was naar eigen zeggen eerder volksvertegenwoordiger dan politicus. Zo schrijft hij dat zijn vriend en fractiegenoot Rinus Peijnenburg ‘meer politiek ingesteld’ was (p. 112). Notenboom heeft altijd verlei-dingen om tot het kabinet toe te treden weer-staan. Drie keer is hij gevraagd om

staats-Inkadering

Het museum pronkt met een doek vol Hollandsche schepen op woest water De meeuwen huilen zichtbaar

Het publiek ziet vooral een zeer massieve schilderijlijst Het water kan niet weg

Verslikt de suppoost zich nu in zijn koffiemoment?

Nogmaals, de mensen willen graag de bestemming van de vloot weten De lijst als obstakel (niet: spektakel)

Het is Hollands Glorie die zich niet verplaatst Het is slechts de Noordzee die opschuimt

Zolang de lijst geruststelling tot doel heeft (voor hoelang, voor hoelang?)

Ramona Maramis (Haarlem, 1968) is CDV-huisdichter en schrijft voor elk CDV-nummer een gedicht naar aanleiding van het thema. Zij debuteerde in 2001 met Duckstad aan de

Amstel bij uitgeverij Vassallucci. Haar gedichten verschenen in onder meer de

bloemle-zing 10 jaar Winternachten en Den Haag. De stad in gedichten. Ze is lid van het bestuur van de CDa-afdeling in Delft.

In 1909, enkele jaren voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, verscheen er een pamflet van een Engelse journalist die betoogde dat het gezien de ver voortgeschreden handelsbetrekkingen tussen Duitsland en Groot-Brittannië waanzin was om een nieuwe oorlog te beginnen. Europe’s Optical Illusion, zoals het pamflet van Norman Angell luid-de, is na die verschrikkelijke oorlog alsnog een bestseller geworden. Waarschijnlijk ech-ter om de verkeerde reden. Het bleek een fatale misvatting te zijn. Ook al onderhielden Duitsers en Britten intensieve handelsrelaties met elkaar, het verhinderde niet dat zij op de slagvelden van Europa elkaar vier jaar lang op leven en dood bestreden.

De moderne geschiedenis is het toneel van een niet-aflatende reeks aan gewapende conflicten. De afgelopen eeuw was zelfs een van de gewelddadigste in zijn soort. Toch leven honderd jaar later velen in een illusie die te vergelijken is met die van Angell. Als verklaring poneerde de Franse politiek filosoof Raymond Aron (1905-1983) dat de mensen in Europa de neiging hebben zich buiten de geschiedenis te plaatsen omdat er op ons continent al zo lang vrede is. De wapens leken te kunnen worden afgeschaft juist door het machtsevenwicht. Daarvoor zorgden de Amerikanen, die na de oorlog de vrede wisten te garanderen. Toen het fout ging in voormalig Joegoslavië hadden we de Amerikanen nodig om daar de vrede te herstellen.

Conflicten tussen landen binnen de Europese Unie worden vooralsnog met overleg opgelost. En toch: toen de eurocrisis dreigde te exploderen, werd de kans op een oorlog in landen als Duitsland en Frankrijk, waar het historisch besef toch niet geheel verdwe-nen is, wel degelijk als een mogelijkheid geopperd. Niet overal, en zelfs niet in Europa zijn alle mensen zo redelijk dat ze met praten genoegen nemen. Van andere wereldde-len wilwereldde-len we geloven dat daar verlies en aangetaste eer tot oorlog kunnen leiden, zoals bijvoorbeeld de huidige gespannen relatie tussen China en Japan bewijst, maar ook op ons eigen continent – zie Rusland – blijkt de rede niet het laatste woord te hebben en is het niet voldoende om naar het handelsargument te luisteren.

De geschiedenis is per se tragisch van karakter. De oude vraag rijst dan opnieuw hoe conflicten bedwongen kunnen worden. Zonder geweld als het kan, met geweld als het moet.

In document Nederland in de wereld (pagina 185-188)