• No results found

Ruimtelijke kader

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen heeft het Rijk enkel nog een 'ladder voor duurzame verstedelijking’ opgenomen, zoals beschreven in toelichting paragraaf 2.1.1.3. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Planspecifiek

De SVIR is niet specifiek van toepassing op het plangebied.

2.1.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 13 nationale belangen opgenomen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn herbevestigd. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Planspecifiek

De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied raakt niet aan één van de nationale belangen en is dus ook niet specifiek van toepassing op het plangebied.

2.1.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De stappen van de ladder worden in artikel 3.1.6, leden 2 - 4 Bro omschreven.

Planspecifiek

Stedelijke ontwikkeling

Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke

10

ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt.

De beoogde ontwikkeling betreft de vervanging/verplaatsing van een bestaande bedrijfswoning en is daarmee geen stedelijke ontwikkeling. Geconcludeerd wordt dat voorgenomen ontwikkeling niet nader getoetst hoeft te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

2.1.2 Provinciaal Beleid

2.1.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Utrecht. Na vaststelling van de PRS in 2013, zijn er in 2014 twee partiële herzieningen gemaakt. De PRS wordt elke vier jaar opnieuw bekeken en eventueel aangepast (herijken). De herijking van de PRS (2016) is vastgesteld op 12 december 2016.

In de PRS beschrijft Provincie Utrecht haar ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. Daarbij wordt aangegeven welke doelstelling van provinciaal beleid wordt geacht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort en hoe de provincie dit beleid gaat uitvoeren. Het beleid zal onder meer via de Provinciale Ruimtelijke Verordening uitgevoerd worden.

De PRS heeft als taak om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. De provincie met een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. Deze uitgangspositie resulteert in vier pijlers, te weten:

• een duurzame leefomgeving;

• beschermen kwaliteiten;

• vitale dorpen en steden;

• dynamisch landelijk gebied.

Deze pijlers leiden tot de volgende twee belangrijkste beleidsopgaven; opgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats:

Accent op de binnenstedelijke opgave

De provincie Utrecht wil ten minste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren. Dit sluit aan bij de vraag naar (woningen in) stedelijke woonmilieus, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en winkelpanden en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave.

Behoud en versterken kwaliteit landelijk gebied

De provincie Utrecht beschikt over een aantrekkelijk landelijk gebied. Deze kwaliteit wenst de provincie te behouden en versterken, zowel voor het landelijk gebied zelf, als voor het stedelijk gebied. De binnenstedelijke opgave vraagt als contramal ook om een aantrekkelijk en bereikbaar landelijk gebied met hoge kwaliteit van landschap, natuur en recreatieve voorzieningen. De zware terugval van financiële middelen voor natuur en recreatie om de stad wordt onder andere opvangen door hier rood-voor-groen constructies mogelijk te maken.

Planspecifiek

Zoals zichtbaar op navolgende afbeelding valt het plangebied binnen de (relevante) kaartlagen 'kernrandzone' en 'glastuinbouwconcentratiegebied'.

11

Uitsnede PRS

Kernrandzone

Het plangebied is door de provincie aangewezen als kernrandzone binnen een dynamisch landelijk gebied.

De provincie staat, zo is terug te lezen in het PRS, in beginsel niet negatief tegenover ontwikkelingen in het landelijk gebied, mits de omgevingskwaliteit, van met name het landschap, voldoende is geborgd. Gelet op de feitelijke ligging in een kernrandzone is er op de locatie ruimtelijk meer mogelijk dan elders in het landelijk gebied. De grenzen tussen stedelijk gebied en landelijk gebied zijn over het algemeen geleidelijk, zonder scherpe grenzen. De beperkte ontwikkeling van een bedrijfswoning die ter vervangen dient van de huidige bedrijfswoning leidt niet tot toename van verstedelijking in het gebied.

Glastuinbouwconcentratiegebied

Het plangebied valt binnen een door de provincie aangewezen glastuinbouwconcentratiegebied en ligt op de grens met het gebied waar geen glastuinbouw is toegestaan. In de aangewezen gebieden voor glastuinbouw is ruimte voor hervestiging van verspreid liggende bedrijven in de provincie Utrecht. Bestaande bedrijven in deze gebieden hebben ruimte om te groeien. In artikel 2.3 van de provinciale verordening is bepaald dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘concentratiegebied glastuinbouw’ geen bestemmingen bevat die een belemmering vormen voor de glastuinbouw.

Voorliggend initiatief betreft de realisatie van een bedrijfswoning ter vervanging van de huidige bedrijfswoning op hetzelfde perceel. Met deze ontwikkeling zijn er geen belemmeringen wat betreft het glastuinbouw concentratiegebied, gezien de ontwikkeling op eigen terrein.

Voorliggend initiatief betreft de vervanging van een bedrijfswoning nabij de bestaande bedrijfswoning, op hetzelfde perceel. Met de vervanging van de bedrijfswoning verandert er, in relatie tot de omliggende glastuinbouw, feitelijk niets aan de bestaande situatie. Geconcludeerd wordt dat het vestigingsklimaat van glastuinbouwbedrijven in de omgeving niet wordt aangetast met de voorgenomen ontwikkeling. Vervanging van de bedrijfswoning draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.

Geconcludeerd kan worden dat met dit wijzigingsplan de bestaande glastuinbouwbedrijven niet belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. Daarmee is het plan in lijn met hetgeen in de Provinciale Verordening maar ook de Provinciale Structuurvisie nagestreefd wordt.

2.1.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Tegelijk met de PRS is op 4 februari 2013 de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Utrecht. De PRV wordt elke vier jaar opnieuw bekeken en eventueel aangepast (herijken). De huidige herijking van de PRV (2016) is op 12 december 2016 vastgesteld.

12

In de PRV wordt deels uitvoering gegeven aan het beleid uit de PRS. In de PRV zijn regels opgenomen met betrekking op onder meer het landelijk gebied, stedelijk gebied, bedrijventerreinen, duurzame energie en cultuurhistorische waarden. Bestemmingsplannen worden aan deze regels getoetst waardoor het provinciale beleid doorwerkt naar het gemeentelijk niveau.

De beoogde ontwikkeling moet passen binnen de visie van de PRS. Deze visie is gebaseerd op vier pijlers:

een duurzame leefomgeving, beschermen van kwaliteiten, vitale dorpen en steden en een dynamisch landelijk gebied. De planlocatie is gelegen op de grens van het stedelijk gebied met het landelijk gebied en is nader aangemerkt als kernrandzone. Voorts valt het plangebied binnen een concentratiegebied glastuinbouw.

Kwaliteitsgids Groene Hart

Onderdeel van het provinciale beleid zijn de kwaliteitsgidsen. Voor ieder type landschap in de provincie Utrecht worden de landschapskwaliteiten beschreven. De beoogde ontwikkeling valt binnen het Landschap Groene Hart. Voor het landschap Groene Hart zijn de volgende kernkwaliteiten van belang om te behouden en te versterken:

1. openheid;

2. (veen)weidekarakter (incl. strokenverkaveling, lintbebouwing, etc.);

3. landschappelijke diversiteit;

4. rust & stilte.

Planspecifiek

De beoogde bedrijfswoning ligt binnen de kernrandzone en het glastuinbouwconcentratiegebied, toelichting paragraaf 2.1.2.1 gaat hier nader op in.

Kwaliteitsgids Groene Hart

Het plangebied valt binnen het in de kwaliteitsgids beschreven Landschap Groene Hart. De beoogde ontwikkeling draagt bij aan het behouden van de diversiteit van het landschap en sluit aan bij het karakter van het gebied door glastuinbouw te stimuleren in het behoudt. Tevens zal het weidekarakter van de omgeving behouden blijven. De beoogde ontwikkeling draagt bij aan het versterken of behouden van de kernkwaliteiten.

De PRV verzet zich niet tegen de beoogde ontwikkeling. De ontwikkeling draagt bij aan de vitaliteit en de kwaliteit van het gebied en gaat niet ten koste van de landschappelijke kwaliteiten.

2.1.2.3 Bodem-, Water en Milieuplan 2016-2021

Het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 -2021 is op 7 december 2015 vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Utrecht. Het Bodem-, Water- en Milieuplan is opgesteld op grond van de verplichting in de Waterwet en de Wet Milieubeheer om respectievelijk een regionaal waterplan en een provinciaal milieubeleidsplan op te stellen. Het Bodem-, Water- en Milieuplan gaat op termijn op in de omgevingsvisie.

Derhalve wordt met dit plan geanticipeerd op het gedachtegoed van de nieuwe Omgevingswet.

Het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021 is gericht op het voorkomen van problemen en vooral op het verbeteren van de Utrechtse leefkwaliteit. In de strategische agenda 2011 - 2015 richt de provincie zich op het behoud en verder verbeteren van het aantrekkelijke woon-, werk- en leefklimaat in de provincie Utrecht:

een provincie met krachtige steden en dorpen en een vitaal landelijk gebied in combinatie met een sterke economische positie. Voor bodem, water en milieu betekent het centraal stellen van deze doelen:

• streven naar een robuust bodem- en watersysteem. Dit houdt in dat onder normale omstandigheden alle functies goed uitgevoerd kunnen worden en dat extreme situaties goed opgevangen kunnen worden.

• streven naar bodem-, water- en milieukwaliteiten die passend zijn voor de functie van een gebied.

• streven naar een duurzaam gebruik van de fysieke leefomgeving, zodat de mogelijkheden die het natuurlijk systeem ons biedt ook in de toekomst gebruikt kunnen worden.

13

• streven naar een gezonde leefomgeving, die een positieve bijdrage levert aan de economische en maatschappelijke ontwikkelingen in de regio.

Met het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021 wordt bijgedragen aan het realiseren van deze ontwikkelopgaven door in een vroeg stadium kennis en inzichten in te brengen vanuit het bodem-, water- en milieudomein. Om focus aan te brengen is dit beleid uitgewerkt aan de hand van vier prioriteiten, die aansluiten bij de ontwikkelopgaven in de strategische agenda:

• Waterveiligheid en wateroverlast;

• Schoon en voldoende oppervlaktewater;

• Ondergrond;

• Leefkwaliteit stedelijk gebied.

Planspecifiek

Om de beleidsdoelen te realiseren zorgen gemeenten voor ruimtelijke bescherming van water. In de waterparagraaf van het voorliggende wijzigingsplan (toelichting paragraaf 2.5) wordt toegelicht hoe met water wordt omgegaan in het plangebied.

2.1.3 Gemeentelijk beleid

2.1.3.1 Toetsing voorwaarden wijzigingsbevoegdheid

Onderhavig wijzigingsplan maakt aanspraak op de wijzigingsbevoegdheid zoals benoemd in artikel 24.

In lid 6 van desbetreffend artikel is beschreven dat de aanduiding 'bedrijfswoning' verplaatst en vergroot mag worden voor herbouw van de bestaande woning op een andere plaats binnen het desbetreffende bouwvlak of bestemmingsvlak wanneer aan de daar genoemde voorwaarden wordt voldaan. De voorwaarden zijn in de navolgende tabel weergegeven:

Voorwaarde Toetsing

a. het niet gaat om een woning in een monumentaal pand, cultuurhistorisch waardevol bijgebouw of karakteristiek hoofdgebouw;

er is bij de beoogde ontwikkeling geen sprake van een woning in een monumentaal pand, een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw of karakteristiek hoofdgebouw.

b. de aanduiding op ten hoogste 10 m afstand wordt verplaatst en zoveel mogelijk aan de voorzijde van het bouwvlak of bestemmingsvlak blijft, op een door burgemeester en wethouders, in goed overleg met initiatiefnemer, te bepalen plaats;

de aanduiding zal op ten hoogste 10 m afstand worden verplaatst in dezelfde rooilijn als de huidige aanduiding. De woning wordt daarmee tegen de rand van het bouwvlak gebouwd om deze zo ver grotendeels op de plek komt van de huidige woning.

d. de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering belemmerd worden;

in toelichting paragraaf 2.4.6 wordt

geconcludeerd dat de ontwikkeling geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

e. de erfbebouwing of bedrijfsgebouwen achter de voorgevelrooilijn van de herbouwde woning blijven;

de aanwezige bedrijfsbebouwing en overige erfbebouwing zal achter de voorgevelrooilijn van de herbouwde woning blijven.

14 f. voor het overige de bepalingen bij de

desbetreffende bestemming in acht worden genomen:

tevens worden de overige bepalingen bij de desbetreffende bestemming in acht genomen. Zo zal de nieuwe woning maximaal 600 m³ bedragen en zal de dakhelling niet minder dan 30º en niet meer dan 60º bedragen. Daarbij zal de woning worden gebouwd met de nokrichting evenwijdig aan de slagenverkaveling.

Conclusie:

De beoogde ontwikkeling van één bedrijfswoning ter vervanging van de huidige bedrijfswoning past binnen de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid.