• No results found

In artikel 24 lid 6 van het vigerende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgermeester en wethouders om de aanduiding 'bedrijfswoning' binnen het desbetreffende bouwvlak te verplaatsen. Met het voorliggende plan wordt gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. In toelichting paragraaf 2.1.3 wordt de toetsing aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid besproken.

1.1.4 Leeswijzer

Een wijzigingsplan bestaat uit drie delen. Een toelichting, planregels en een verbeelding. De toelichting is weer opgeknipt in drie delen, zijnde: Deel A het plan, Deel B de verantwoording en Deel C de uitvoerbaarheid.

Deel A geeft een inleiding op het wijzigingsplan, beschrijft het plangebied en beschrijft de beoogde ontwikkeling met als meest belangrijke onderdeel de inrichtingsschets.

Deel B omvat de verantwoording. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de (milieu-)technische haalbaarheid van het plan. Het betreft de milieuaspecten als ecologie, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, etc., maar ook aspecten als volkshuisvestiging verkeer en parkeren. In dit hoofdstuk wordt verantwoord waarom en hoe het plan ruimtelijk ordeningstechnisch inpasbaar is op de locatie.

Deel C omvat tot slot de economische en maatschappelijke inpasbaarheid. De economische inpasbaarheid geeft aan of het plan ook in financieel opzicht uitvoerbaar is. De maatschappelijke inpasbaarheid beschrijft de consultatie met wettelijk vooroverlegpartners en belanghebbenden zoals omwonenden.

1.2 Planbeschrijving

1.2.1 Ruimtelijk structuur

Het plangebied ligt aan de rand van een glastuinbouwconcentratiegebied, nabij de kern Harmelen. Het landschap rond Harmelen wordt gekenmerkt door het slagenlandschap: lange, smalle kavels met waterlopen daartussen. Ondanks de in de omgeving prominent aanwezige glastuinbouw is het slagenlandschap nog te herkennen rond het plangebied. De rechte kavels en sloten zijn nog steeds bepalende landschappelijke elementen. toelichting paragraaf 2.3.2 gaat nader in op de cultuurhistorische aspecten van dit landschap.

1.2.2 Stedenbouwkundig opzet

1.2.2.1 Huidige situatie

De planlocatie aan de Dorpeldijk 10 betreft een glastuinbouwbedrijf. Het plangebied is gelegen op het perceel dat bekend is onder sectie K perceel 26.

De huidige bedrijfswoning dateert uit 1963 en heeft twee bouwlagen en een flauwe kap. Aan de voorzijde van de woning is een siertuin aanwezig, met op de hoek van de Dorpeldijk en Heldamweg een royaal gazon.

Achter de bedrijfswoning bevindt zich een bijgebouw. Het perceel wordt omsloten vanaf de Dorpeldijk, met een dam. Parkeren ten behoeve van bewoners en bezoekers is voorzien op eigen terrein.

Het perceel is aan de zuid- en westzijde omgeven door het perceel van de woning aan de Heldamweg 14. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich grootschalige glastuinbouw. Ten noorden van het plangebied aan de overzijde van de Dorpeldijk ligt een uitgestrekt grasland.

Navolgende afbeeldingen geven de huidige situatie weer en geven een beeld van het plangebied en haar directe omgeving.

7

Huidige situatie plangebied Dorpeldijk 10 (bron: Google Streetview)

Glastuinbouw ten zuidoosten van het plangebied (bron: Google Streetview) 1.2.2.2 Toekomstige situatie

Initiatiefnemer is voornemens de huidige bedrijfswoning te slopen en een nieuwe bedrijfswoning te realiseren. De woning zal ten opzichte van de huidige woning enkele meters verplaatst worden naar het westen. Deze ontwikkeling is mogelijk door de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het geldende bestemmingsplan.

Voor de woning wordt uitgegaan van een inhoudsmaat van 600 m³. Tevens zal de nieuwe bedrijfswoning binnen het bouwvlak worden gerealiseerd en deze wordt voorzien van een dakhelling tussen de 30º en 60º.

Dit gebeurt in het kader van de wijzigingsbevoegdheid, hier wordt in toelichting paragraaf 2.1.3 nader op ingegaan. De beoogde ontwikkeling houdt rekening met de, zoals in toelichting paragraaf 2.3.2 beschreven, landschappelijke waarden.

De nieuwe woning wordt in dezelfde rooilijn als in huidige woning geplaatst. De oprit zal naar het oosten verschoven worden zodat deze in een rechte lijn naast het huis zal uitkomen. Hiermee wordt vastgehouden aan het huidige beeld waarbij de oprit ook langs het huis loopt. De beoogde ontwikkeling past daarmee goed in het landschap.

Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van de toekomstige situatie.

8

Situering nieuwe woning (Architectenburo Willem S. van Vliet, d.d. 2 mei 2019)

Gevelaanzichten van de nieuw te bouwen woning (Architectenburo Willem S. van Vliet, d.d. 2 mei 2019)

1.2.3 Planmethodiek

Dit wijzigingsplan wordt, na vaststelling door het college, onderdeel van het nu geldende bestemmingsplan 'Harmelerwaard'. In planopzet en juridische regeling is daarom aangesloten op het 'moederplan'. Waar mogelijk zijn planregels uit het 'moederplan' van overeenkomstige toepassing verklaard op dit wijzigingsplan.

Voor een verdere verklaring van de planregels en bestemmingsystematiek wordt verwezen naar de plantoelichting van het moederplan. Tevens wordt een verwijzing gemaakt naar het bestemmingsplan 'Parkeernormen Woerden', vastgesteld op 24 mei 2017, dat van invloed is op het moederplan.

9

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. De structuurvisie gaat uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen heeft het Rijk enkel nog een 'ladder voor duurzame verstedelijking’ opgenomen, zoals beschreven in toelichting paragraaf 2.1.1.3. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Planspecifiek

De SVIR is niet specifiek van toepassing op het plangebied.

2.1.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 13 nationale belangen opgenomen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn herbevestigd. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Planspecifiek

De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied raakt niet aan één van de nationale belangen en is dus ook niet specifiek van toepassing op het plangebied.

2.1.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De stappen van de ladder worden in artikel 3.1.6, leden 2 - 4 Bro omschreven.

Planspecifiek

Stedelijke ontwikkeling

Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke