• No results found

2.5.3 Watergang

Aan de zijde van de Dorpeldijk bevindt zich een watergang. Het voorliggende initiatief gaat gepaard met het verschuiven van de dam van de uitrit. Hierover zal overleg met Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden gevoerd worden. Het verwijderen en herbouwen van de oprit is immers vergunningplichtig, maar dit heeft in procedurele zin plaats buiten het kader van het onderhavige wijzigingsplan.

2.5.4 Conclusie

Het aspect water staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

2.6 Ecologie

2.6.1 Kader

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Ter bescherming van de natuurwaarden is per 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming (Wnb) van toepassing. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingsweg 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:

• bescherming van de biodiversiteit in Nederland;

• decentralisatie van verantwoordelijkheden;

• vereenvoudiging van regels.

Gebiedsbescherming

Wat betreft de gebiedsbescherming richt de Wet natuurbescherming zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden. Per Natura 2000-gebied zijn (instandhoudings)doelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die vermoedt of kan weten dat zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingdoelen, nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken.

Naast de bescherming vanuit de Wet natuurbescherming is in hat kader van de gebiedsbescherming het Natuurnetwerk Nederland (NNN) van belang. Het NNN vormt een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvatten bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Het NNN draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:

• vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;

• verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;

• verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.

31 Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming is gericht op het bereiken of herstellen van een gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten. Op basis van de wet zijn activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten verboden. Waar de voormalige Flora- en faunawet echter uitging van drie beschermingsniveaus, verdeelt de Wet natuurbescherming beschermde soorten in twee groepen:

• strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn;

• andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst.

Ten opzichte van de Flora- en faunawet zijn circa 200 soorten (vooral vaatplanten en vissen) niet langer beschermd en zijn enkele bedreigde soorten (met name bepaalde vlinders en vaatplannen) toegevoegd.

2.6.2 Planspecifiek

Door Blom Ecologie is op 9 november 2018 een vooronderzoek flora en fauna uitgevoerd t.b.v. de herbouw van de woning (zie bijlagen bij toelichting bijlage 4). Tijdens het verkennend onderzoek zijn geen beschermde flora en fauna aangetroffen. De werkzaamheden leiden (met voorbehoud ten aanzien van vleermuizen) niet tot aantasting van beschermde natuurwaarden en/of beschermde gebieden. Tijdens de werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van rugstreeppadden, foeragerende vleermuizen en algemene broedvogels. voor deze soorten dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. De aanwezigheid van beschermde soorten en hun leefgebied vormen geen bezwaar voor de beoogde ontwikkelingen.

De te slopen woning heeft mogelijk een functie voor vleermuizen. Middels een technische inspectie is de potentie voor mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen nader onderzocht: zie bijlagen bij toelichting, bijlage 5.

Bij die inspectie zijn alle potentieel geschikte invliegopeningen en achterliggende verblijfplaatsen fysiek gecontroleerd op de aan- dan wel afwezigheid van (gebruiks)sporen. Er zijn nergens sporen aangetroffen die duiden op het gebruik van de woning als vaste rust- en verblijfplaats voor vogels en/of vleermuizen. Dat geldt ook voor de bijbehorende schuur.

Geconcludeerd wordt dat de bebouwing op dit moment geen relevante functie heeft voor vleermuizen.

Mogelijk maken solitaire gewone dwergvleermuizen incidenteel gebruik van de bebouwing, een verblijfplaats waar permanent of veelvuldig gebruik van wordt gemaakt lijkt per definitie niet aanwezig te zijn. De beoogde sloop leidt derhalve niet tot overtreding van verbodsbepaling van de Wet natuurbescherming. Procedurele of juridische noodzakelijke vervolgstappen zijn niet noodzakelijk

In het kader van het wijzigingsplan vormt het aspect ecologie geen belemmering. Daarbij wordt uitgegaan van de volgende te treffen maatregelen:

• Alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) gefaseerd verwijderen. Dit om bodembewonende dieren de kans te bieden in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten.

• Er wordt gelegenheid gegeven aan dieren, die tijdens de werkzaamheden worden gevonden, te vluchten of zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden.

• De planlocatie tijdens de werkzaamheden en in de nieuwe situatie bij voorkeur minimaal verlichten en hierbij een vleermuisvriendelijke verlichtingswijze toepassen (amberkleurig licht, lichtbundel nederwaarts richten, toepassen geconvergeerde lichtbundel) en de werkzaamheden in de periode april-oktober tussen zonsopgang en zonsondergang uitvoeren (buiten schemerperiodes).

32

• Ten aanzien van vleermuizen dienen de werkzaamheden uitsluitend tussen zonsopkomst en zonsondergang uitgevoerd te worden of een vleermuisvriendelijke verlichtingswijze toegepast te worden teneinde verstoring van vleermuizen in de directe omgeving te voorkomen. Hieronder kan onder andere worden verstaan: beperkte hoogte van lichtmasten, verlichting naar beneden richten en convergeren, toepassen van UV-vrije verlichting, gebruik van sterk bundellicht vermijden et cetera.

• Om te voorkomen dat vleermuizen zich tussen het moment van inspectie en de herontwikkeling alsnog vestigen, wordt geadviseerd om alle dakranden en potentieel geschikte openingen af te dichten met purr-schuim of andere vleermuiswerende middelen.

• Ter behoud van de potentie voor vleermuizen wordt geadviseerd om voorzieningen voor vleermuizen op te nemen in het nieuwe gebouw (natuur-inclusief bouwen). Enkele doeltreffende voorzieningen zijn gevelkasten en inbouwkasten (VivaraPro).

• Gedurende de werkzaamheden dient het terrein ongeschikt of ontoegankelijk gehouden te worden voor rugstreeppad. Belangrijk is dat er geen vergraafbaar zand en ondiepe plassen binnen het plangebied aanwezig zijn. Dit kan bijvoorbeeld door het plaatsen van schermen van stevig plastic of worteldoek van minimaal 50 cm hoog en minimaal 10 cm ingegraven in de grond. De voorzieningen die getroffen zijn om het gebied ontoegankelijk te maken moeten zodanig geplaatst en beheerd worden dat ze hun functie te allen tijde kunnen vervullen.

• De werkzaamheden opstarten/uitvoeren buiten het broedseizoen van vogels (medio maart t/m medio juli). Indien de werkzaamheden in het broedseizoen worden uitgevoerd dient voor de aanvang door een ter zake deskundig gecontroleerd te worden of er broedvogels aanwezig zijn.

E.e.a. op aanwijzing van deskundige. Indien dit niet mogelijk is dienen de potentiële nestlocaties buiten het broedseizoen ongeschikt gemaakt te worden.

33

3 Deel C uitvoerbaarheid, overleg en inspraak