• No results found

Op figuren 3 tot en met 10 is weergeven hoe het zadenonderzoek gespreid is over Vlaanderen. Brussel werd, zie hoofdstuk Materiaal en methode, buiten beschouwing gelaten. Op de kaarten staan de onderzochte sites aangeduid, ongeacht het aantal eenheden van kennis per site. Genoemde gemeenten betreffen fusiegemeenten; deelgemeenten worden sporadisch vermeld. Gezien het lage aantal onderzocht sites, kan alleen maar een ruwe en weinig diepgaande beschrijving van het kaartbeeld worden gegeven. Op figuur 3 zijn alle paleo-ecologische sites weergegeven. Figuren 4 tot en met 10 behandelen de archeologische sites. Het ruimtelijke beeld op alle kaarten wordt kort besproken.

Het paleo-ecologische onderzoek (fig. 3) is zeer ongelijk gespreid over Vlaanderen. Het zwaartepunt van het paleo-ecologische onderzoek ligt duidelijk op de polders. Zowel de kustpolders (en dan vooral de oostelijke kustpolders)89 als de Scheldepolders komen aan bod. Een tweede concentratie aan sites is te vinden in het oosten van het leemgebied in de vallei van de Molenbeek - Mombeek, met een uitloper in de Kempen90. Andere gebieden in Vlaanderen zijn niet of nauwelijks aan bod gekomen. Het komt erop neer dat het kaartbeeld haast volledig wordt bepaald door de doctoraatsonderzoeken van Diriken en Allemeersch, uitgevoerd vanuit de KULeuven.

Fig. 3: lokalisatie van alle in Vlaanderen op zaden onderzochte natuurlijke afzettingen.

Op figuur 4 staan alle op zaden onderzochte archeologische sites vermeld. Dat zijn er 30 in totaal. Concentraties aan sites zijn te vinden in het grensgebied tussen kustpolders en zandig Vlaanderen (met o.a. Brugge), in de Scheldepolders (met onder andere Beveren), in zandig Vlaanderen (veel onderzochte sites, maar weinig geconcentreerd) en in het leemgebied. In het leemgebied gaat het vooral om het zuiden van de provincie Oost-Vlaanderen (met onder andere Oudenaarde, Zottegem en Aalst), Oost-Brabant en Zuid-Limburg (met vooral Tongeren). Het valt op dat stadskernonderzoek (door het VIOE en door stedelijke archeologische diensten), de werking van de UGent en grote infrastructuurwerken (havenuitbreidingswerken, hogesnelheidslijnen, aardgasleidingen) een zeer belangrijke bijdrage leveren aan het totale beeld.

89 Allemeersch 1984, 1986; Huysmans & Allemeersch 1995.

Blinde vlekken zijn de westelijke kustpolders, de West-Vlaamse delen van zandig Vlaanderen en het leemgebied, grote delen van de Antwerpse en de Limburgse Kempen, en het Maasgebied. Voor het gebrek aan onderzoek in deze gebieden zijn geen tafonomische of methodologische redenen aan te wijzen. Het gebrek aan onderzoek moet verklaard worden uit de opgravingspolitiek, uit de organisatie van het archeologische en het archeobotanische onderzoek, en uit de soms falende persoonlijke aandacht voor archeobotanisch onderzoek tijdens opgravingen.

Fig. 4: lokalisatie van alle in Vlaanderen op zaden onderzochte archeologische sites.

Het zadenonderzoek van steentijdsites betreft slechts vijf locaties, in Spiere-Helkijn, Beveren, Verrebroek, Landen en Linter (fig. 5). Het onderzoek is zo fragmentair dat een bespreking van het kaartbeeld geen zin heeft; er heeft amper onderzoek van steentijdsites plaatsgevonden.

Veertien sites uit de metaaltijden zijn op zaden onderzocht (fig.6). Ze liggen allemaal in landelijk gebied. De rol van opgravingen in het tracé van hogesnelheidslijnen en aardgasleidingen is duidelijk, met sites in Antwerpen, Meer, Boutersem, Gingelom en Landen. Het kaartbeeld wordt vooral gedomineerd door lege gebieden; in de polders en in het Maasland werd geen enkele site onderzocht. Sites uit steen- en metaaltijden zijn in het archeobotanische onderzoek nog maar spaarzaam aan bod gekomen. Dit heeft te maken met het relatief minder voorkomen van sites uit deze periodes en met, in vergelijking met latere periodes, het schaarse voorkomen van (diepe) structuren met een goede bewaring van archeobotanisch materiaal.

Fig. 6: lokalisatie van alle in Vlaanderen op zaden onderzochte archeologische sites uit de metaaltijden.

Voor de Romeinse periode werden 38 sites onderzocht (fig. 7), met kleine concentraties op de overgang polders / zandig Vlaanderen, in het centrale (Oost-Vlaamse) deel van zandig Vlaanderen, in het Oost-Vlaamse deel van het leemgebied (en dan vooral in Velzeke), in Oost-Brabant met enkele sites op de hogesnelheidslijn en in Tienen, en in Tongeren in het oosten van het Limburgse deel van het leemgebied. Blinde vlekken zijn hier de Kempen, op enkele sites na, en het grootste deel van West-Vlaanderen. Het overgrote deel van de sites ligt in landelijk gebied; alleen in Tongeren hadden de opgravingen plaats in een stedelijke context. Voor Tongeren slaat ‘stad’ trouwens zowel op de historische als op de actuele situatie: Tongeren is de enige Romeinse stad in Vlaanderen. Ook Romeinse vici spelen een belangrijke rol in het archeobotanisch onderzoek van de Romeinse periode: Kerkhove (met Avelgem), Zottegem (met Velzeke), Waasmunster en Tienen komen aan bod. Wat de aard betreft van de werken die aanleiding hebben gegeven tot het archeobotanische onderzoek, komen opnieuw de hogesnelheidslijnen en aardgasleiding naar voor (Damme, Zele, Brecht, Ekeren, Steenokkerzeel, Boutersem).

Fig. 7: lokalisatie van alle in Vlaanderen op zaden onderzochte archeologische sites uit de Romeinse tijd.

De middeleeuwse sites, 33 in totaal, liggen verspreid over het grootste deel van Vlaanderen (fig. 8). De Limburgse Kempen is de meest markante blinde vlek. Ten opzichte van de Romeinse periode heeft er een duidelijke verschuiving plaats: meer sites zijn gebonden aan een actuele stedelijke context, met sites in Brugge, Ieper, Gent, Aalst, Geraardsbergen, Antwerpen, Mechelen en Tongeren. Het aantal onderzochte sites uit de nieuwe tijd bedraagt 11 (fig. 9). Daarvan liggen er zeven in een actuele stedelijke context (Brugge, Aalst, Antwerpen, Tongeren en Maaseik). Voor de nieuwste tijd werden maar twee sites onderzocht, met name ‘Huis de Spiegel’ in de stadskern van Gent en Fort 4 uit Antwerpen (fig. 10).

Fig. 8: lokalisatie van alle in Vlaanderen op zaden onderzochte archeologische sites uit de middeleeuwen.

Voor een groot deel van het archeologische patrimonium uit de middeleeuwen en later is er een duidelijke link is met de huidige steden. Toch ontbreken heel wat steden bij de archeobotanisch

onderzochte locaties of zijn ze maar mager vertegenwoordigd, soms zelfs ondanks het feit dat er een stedelijke archeologische dienst actief is. Deze discrepantie heeft niets te maken met de mogelijkheden of beperkingen van het archeobotanische onderzoek, maar alles met de stand en aard van het archeologisch onderzoek zelf.

Fig. 9: lokalisatie van alle in Vlaanderen op zaden onderzochte archeologische sites uit de nieuwe tijd.

Fig. 10: lokalisatie van alle in Vlaanderen op zaden onderzochte archeologische sites uit de nieuwste tijd.