• No results found

De rol van Will als directeur van de ontwerpersopleiding

Twan Geenen

3. De rol van Will als directeur van de ontwerpersopleiding

Van 20 juni 1991 tot 2 juni 1999 en van 15 december 2000 tot 1 maart 2002 was Will directeur van de opleiding. Als programmamanager van oktober 1995 tot november 2007 werkte ik gedurende die periode nauw met hem samen.

In de eerste jaren van de opleiding neemt de instroom geleidelijk toe. Een top wordt bereikt in 1993 wanneer een kleine 40 nieuwe cursisten instromen. Dit betekent dat er ultimo 1993 ongeveer 70 cursisten in totaal zijn waarvan er ongeveer 15 in bedrijven bezig zijn met hun eindopdracht. De cursisten spreken hun zorg uit over de gevolgen voor de kwaliteit van hun opleiding bij dit grote aantal. Er wordt beweerd dat het grote aantal zou samenhangen met de geplande opschorting van de dienstplicht per 1 mei 1997. Vanaf augustus 1996 zouden al geen dienstplichtigen meer worden opgeroepen. Door na hun universitaire opleiding nog een ontwerpersopleiding van 2 jaar te volgen zouden cursisten kunnen voorkomen dat ze de dienstplicht moeten vervullen. Vanaf 1994 neemt de instroom weer geleidelijk af. We gaan dan richting hoogconjunctuur met een afnemende instroom van Nederlandse cursisten en wat later een toename van cursisten uit Oost-Europa en het Verre-Oosten.

In oktober 1995 word ik programmamanager van de opleiding. Will laat er als directeur geen gras over groeien en op 2 januari 1996 schrijft hij mij een brief waarin hij stelt dat het ‘tijd is om eens na te denken over een aangepaste opzet van de NADO-Logistiek opleiding’. Hij wil daarvoor een werkgroep opstarten die zich bezighoudt met de volgende 2 aspecten.

De studieduren van technische opleidingen zijn weer op het niveau van 5 jaar gebracht en het is de vraag hoe de aansluiting van de doctorale op de postdoctorale opleiding het beste vorm kan worden gegeven (bijv. een gedeeltelijke ‘indaling’ van de ontwerpersopleiding in de initiële (ingenieurs)opleiding. Door deze ‘indaling’ zou mogelijk tijdwinst te behalen zijn. Misschien zijn daarover afspraken te maken met de belangrijkste toeleverende faculteiten. Als gevolg van het feit dat in de jaren daarna de Nederlandse instroom voor een groot deel ‘opdroogt’ en de instroom dus vooral uit het buitenland komt, heeft het weinig zin meer om die ideeën nader uit te werken.

Een tweede reden voor een mogelijke herprogrammering zijn de resultaten van een evaluatie die gehouden is onder afgestudeerden en aanwijzingen gegeven door de Raad van Advies.

De herprogrammeringscommissie komt begin 1997, samen met de docentenraad, tot de conclusie dat geen grote veranderingen nodig zijn en dat alleen wat kleine wijzigingen en aanpassingen zullen worden doorgevoerd. Zo zal onderzocht worden of er meer ontwerp-mogelijkheden in de opleiding kunnen komen en wat meer technologie. In de vergadering van de docentenraad van 12 juni 1997 brengt de commissie onder leiding van Will haar eindrapport uit. Door de commissie is het gehele programma geherwaardeerd door middel van een zo goed mogelijke schatting van belastingsuren. Daarbij wordt ook de ‘homogeniseringsfase’ terug-gebracht ten gunste van de ‘cursorische fase’. Vervolgens worden een aantal kleine aanpassingen voorgesteld voor een aantal vakken maar de grote aanpassingen vinden plaats bij het ‘ontwerponderwijs’. Na een aanpassing naar aanleiding van opmerkingen van de Adviesraad wordt het reeds eerder genoemde Global Supply Chain Project officieel ingevoerd met een studiebelasting van 150 uren. De belasting voor de twee Quick-Scans wordt verhoogd van 200 uren tot 300 uren totaal en het Logistics Design Project wordt van 800 uren uitgebreid naar 900 uren. Met genoemde verschuivingen en uitbreidingen kan worden tegemoetgekomen aan reeds eerder geuite wensen van het Stan Ackermans Instituut en van de Certificatiecommissie van het KIVI. Naast deze uitbreidingen wordt ook een vak ingevoerd voor het ontwikkelen van sociale en communicatieve vaardigheden (professional development). Met name door de toename van buitenlandse cursisten ontstaat hieraan steeds meer behoefte. Deze cursisten blijken op dit gebied toch minder vaardig dan de Nederlandse cursisten en ze moeten toch worden voorbereid op een arbeidsplaats in een Nederlands of ander westers bedrijf waar op dit punt hoge eisen aan hen zullen worden gesteld.

Medio 1998 wordt door de docentenraad, mede op verzoek van een voor de opleiding relevant deel van het bedrijfsleven, besloten om de opleiding vanaf 1 december daaropvolgend geheel in de Engelse taal te gaan aanbieden. Een bijkomend voordeel is dat dan ook buitenlandse cursisten gemakkelijker kunnen instromen. Tot dat moment moeten zij eerst de |Nederlandse taal machtig worden om in staat te zijn de Nederlandstalige colleges te volgen en te kunnen participeren in de projecten. Uiteraard heeft dit besluit grote gevolgen. Zo moet al het materiaal vertaald worden en kan voor het ‘homologatieprogramma’ geen gebruik meer worden gemaakt van vakken uit de predoctorale fase(s) van de opleiding(en). Extra kosten zijn dus het gevolg. Halverwege 1998 is de instroom van Nederlandse cursisten zodanig teruggelopen dat wordt besloten om een communicatiebureau in te schakelen om een marktonderzoek te doen en de wervingsactiviteiten te verbeteren. Tot dat moment geschiedt de werving centraal door het overkoepelende Stan Ackermans Instituut en we vragen ons af of we de werving niet beter zelf ter hand kunnen nemen. Bij de presentatie aan de docentenraad van de derde fase van dit project op 2 juni 1999, komt ook de naam van de opleiding ter sprake. Men besluit om de naam

‘Ontwerpersopleiding Logistieke Besturingssystemen’ te wijzigen in de volgens sommigen meer aansprekende naam ‘International Program in Logistics Management Systems’. Dit verloopt niet zonder discussie want de voorgestelde benaming ‘International Logistics Management’ vindt geen genade in de ogen van voorzitter Will. De opleiding gaat immers niet over international logistics en het is ook geen opleiding op het gebied van logistics management. De nieuwe naam moet dus met ‘aandacht’ worden gelezen.

Aan het einde van de vergadering van 2 juni 1999 draagt Will de voorzittershamer die hij 8 jaar heeft gehanteerd, over aan Peter van Laarhoven. Ongeveer 1,5 jaar later krijgt hij hem weer terug voor een interimperiode van ruim 1 jaar.

Vlak voordat Will de voorzittershamer weer opneemt wordt nog een belangrijke structurele wijziging in de organisatie van het programma doorgevoerd. Tot medio 2000 heeft de opleiding een jaarindeling met 3 trimesters en een zomerperiode waarin ook cursussen worden gepland. Door de daarin vallende zomervakantie is die studieperiode veel korter. Bij 3 instroomtijd-stippen per jaar leidt dat tot veel planningtechnische problemen. Besloten wordt om het jaar in te delen in 4 periodes die inclusief vakantiedagen, een deel van de ADV-dagen en de feest-dagen, evenveel werkdagen bevatten zodat een gelijkmatige werkverdeling ontstaat. De overgang van het ene naar het andere systeem brengt uiteraard de nodige problemen met zich mee, maar na invoering ontstaat veel meer rust in het programma.

In december 2000 neemt Will de voorzittershamer weer op. Door de lagere instroom zijn ook begrotingsproblemen ontstaan en tegelijkertijd speelt de discussie of en hoe de opleiding moet reageren op de invoering van de Bachelor/Master-structuur in de eerste fase-opleidingen. In eerste instantie wordt door het management van de opleiding gedacht aan het voortzetten van de ontwerpersopleiding als een masteropleiding in de logistiek voor excellente studenten. De overheid heeft in haar notitie van 13 november 2000: “NAAR EEN OPEN HOGER ONDERWIJS” die mogelijkheid geopend. Groot voordeel zou zijn dat de financiering via de eerste geldstroom gaat en studenten onder het stelsel van studiefinanciering vallen waardoor geen salaris meer betaald hoeft te worden. Selectie van studenten blijft mogelijk. Het College van Bestuur blijkt nog niet toe te zijn aan masteropleidingen voor excellente studenten. Men is bang voor een devaluatie van de ‘gewone’ masteropleidingen.

Als uitvloeisel van de discussie met het faculteitsbestuur hierover blijkt dat de gedachte leeft dat er misschien behoefte is aan een postdoctorale (parttime) opleiding op het gebied van Logistics Management Systems (MBA-achtig) gericht op academici en HBO-opgeleiden met een technische of bedrijfseconomische achtergrond en met een aantal jaren relevante bedrijfs-ervaring. Het opleidingsmanagement werkt gedachten hierover verder uit. Deze opleiding zou dan buiten de eerste fase-opleiding en buiten de ontwerpersopleiding gestalte moeten krijgen. Doordat het faculteitsbestuur geen duidelijk standpunt inneemt over deze voorstellen komt ook dat niet van de grond.

Eind 2001 wordt het echter spannend voor de ontwerpersopleidingen en voor LMS in het bijzonder. De TU/e is financieel gezien in zwaar weer terechtgekomen. De LMS-begroting voor 2002 wordt door het overkoepelende SAI niet goedgekeurd met als voornaamste reden de dalende instroom en het daardoor optredende financiële tekort. Ook wordt bekend dat het College van Bestuur op een eerdere toewijzing van gelden aan het SAI nog 1 miljoen gulden gekort heeft (2001 is het laatste jaar van deze vertrouwde munteenheid). Ook heeft het College aan een commissie opdracht gegeven om een advies aan haar uit te brengen over de gewenste toekomst van het SAI en de ontwerpersopleidingen. In een gesprek op 14 januari 2002 tussen directie SAI, directie LMS, afvaardiging faculteitsbestuur en afvaardiging College van Bestuur proberen we duidelijk te maken dat LMS nog steeds een goede toekomst heeft en ook in een behoefte voorziet. LMS moet zich dan wel duidelijker gaan richten op een buitenlandse instroom (Oost-Europa en Azië). Dit betekent wel een andere werving en selectie, een herstructurering van het programma en intensievere begeleiding gezien de optredende cultuurverschillen. Op 15 januari vindt een overleg plaats tussen de Rector Magnificus, directie SAI en leden van de commissie herstructurering. Uit informatie blijkt dat men conform het advies van de commissie het aantal ontwerpersopleidingen van het SAI van 10 naar 5 wil terugbrengen. De opleiding LMS is daar niet bij. Het dreigt fout af te lopen voor LMS. Echter door goede interne contacten en een informeel overleg tussen faculteitsbestuur en Rector Magnificus wordt besloten dat LMS doorgaat met daarbij een herprogrammering en dat de opleiding zich gaat richten op een grotere instroom vanuit het buitenland. Op 11 februari, twee weken voordat Will de voorzittershamer voor de tweede keer overdraagt, horen we dat de doorstart ook is gehonoreerd door de directie SAI, de commissie herstructurering en het faculteitsbestuur. Dit laatste is nodig omdat onderdeel van de plannen ook blijkt te zijn dat de ontwerpersopleidingen ondergebracht worden bij de penvoerende faculteiten waarbij de Rector Magnificus beleidsmatig verantwoordelijk blijft. Dit houdt echter in dat de financiële en personele verantwoordelijkheid voor de opleidingen geheel bij de desbetreffende penvoerende faculteit komt te liggen. Het SAI wordt als aparte beheerseenheid binnen de TU/e opgeheven en wordt omgevormd tot een klein staf- en dienstenbureau voor het College van Bestuur.

Het onderbrengen van de opleidingen bij de desbetreffende faculteiten zal, naar later blijkt, grote consequenties hebben. De centrale regie over de opleidingen komt te vervallen en de faculteiten kunnen nu zelfstandig beslissingen nemen over het eventuele voortbestaan van een opleiding. Verder kunnen zij eisen stellen aan de wijze waarop aan de inhoud wordt vormgegeven.

Ik denk dat het een gelukkig moment voor Will was om de voorzittershamer op 1 maart 2002 over te dragen aan Nico Dellaert. De richting die daarna met de opleiding wordt ingezet onder invloed van eisen gesteld door het faculteitsbestuur zullen hem niet met vreugde vervullen. Om tegemoet te komen aan de financiële eisen van de faculteit moet steeds meer gebruik gemaakt

worden van vakken uit de reguliere masteropleiding en het specifieke karakter gaat dus een beetje verloren.

Ik wil daar niet verder op ingaan want dit verhaal gaat over de periode Will Bertrand en die eindigt hier. Het vervolg van het verhaal mag iemand anders schrijven in een volgend Liber Amicorum.

Nogmaals benadruk ik dat ik niet heb geprobeerd de volledige geschiedenis van LMS in deze periode te beschrijven. Ik heb de onderwerpen gekozen waarvan ik dacht dat ze belangrijk waren en waarbij Will een leidende en bepalende rol heeft gespeeld.