• No results found

De rol van menselijk en sociaal kapitaal, faalangst en attitude

Ondernemerschapsklimaat Waarom vrouwen (niet)

5.5 De rol van menselijk en sociaal kapitaal, faalangst en attitude

Wat is de invloed van het menselijk en sociaal kapitaal en van faal-angst op de kans dat men een eigen onderneming opstart? Opnieuw baseren we ons op de resultaten van de Global Entrepreneurship Monitor om hierover uitsluitsel te krijgen (De Clercq e.a., 2003). We zijn er vooral in geïnteresseerd of het bij vrouwen en mannen dezelfde eigenschappen zijn die de kans om ondernemer te worden beïnvloeden.

De gegevens in dit deel hebben betrekking op België.

Of iemand toegang heeft tot informatie kan de doorslag geven in de beslissing om al dan niet een bedrijf op te starten en uit te bouwen.

Deze toegang tot informatie hangt onder meer af van het opleidings-niveau dat men heeft genoten en van specifieke vaardigheden en ervaringen. Het gaat dan om vaardigheden die relevant zijn voor een ondernemer in spe zoals bedrijfsspecifieke ervaring, start-up-kennis of ervaring opgedaan in een bepaalde bedrijfstak. Het geheel van opleiding, vaardigheden en ervaring wordt hier het ‘menselijk kapitaal’ genoemd.

Daarnaast kunnen ook de relaties een bron zijn van kennis voor wie ondernemer wil worden. Men spreekt dan van het ‘sociaal kapitaal’.

In de GEM-studie kijkt men bijvoorbeeld naar de contacten die een persoon heeft met bestaande ondernemers en naar de eventuele ervaringen die men heeft als zogenaamd ‘informeel investeerder’.

Contacten met ondernemers nemen een stuk onzekerheid weg doordat men nuttige informatie krijgt over ondernemen, wat mensen ertoe kan aansporen om er zelf aan te beginnen. Zo doet het voorbeeld van succesvolle ondernemers het geloof in de eigen slaagkansen toenemen. Informele investeerders zijn mensen die kapitaal verschaffen aan ondernemers met wie zij informele banden hebben zoals familie, vrienden of kennissen. Ervaring als informeel investeerder zou de kans verhogen dat men zelf met een onderneming begint omdat men toegang krijgt tot interessante informatie en kennis die men kan gebruiken om zelf een bedrijf op te starten.

Factoren en hun invloed op de kans om ondernemer te worden - België, 2002 De kans om ondernemer te zijn 1. Algemeen menselijk kapitaal: onderwijsniveau

2. Specifiek menselijk kapitaal: vaardigheden +++

3. Sociaal kapitaal: contact met bestaande ondernemers +++

4. Sociaal kapitaal: ervaring als informeel investeerder (+)

5. Faalangst (-)

6. Perceptie van opportuniteiten +++

7. Geslacht

-8. Leeftijd

Resultaten van de logistieke regressie.

Om klaarheid te scheppen in de rol van dat menselijk en sociaal kapitaal bij de kans om ondernemer worden, werd in de GEM-studie een logistieke regressie uitgevoerd (De Clercq e.a., 2003). De tabel toont regressiecoëfficiënten en hun statistische significantie (+++ of - - - bij p<.001, ++ of - - bij p<.01, + of – bij p<.05 en (+) of (-) bij - p<.10 ; tweezijdige test) waarbij de +tekens staan voor een positief verband en de –tekens voor een negatief verband

Bron: Global Entrepreneurship Monitor (Bewerking Steunpunt WAV)

Wat de invloed van het menselijk kapitaal betreft, blijkt uit de resultaten geen rechtstreeks significant verband tussen de kans om ondernemer te zijn en het onderwijsniveau (1). Een hogere opleiding leidt dus niet rechtstreeks tot een grotere kans om ondernemer te zijn. De specifieke vaardigheden (2) daarentegen, zoals bijvoorbeeld ervaring in een gelijkaardig bedrijf als loontrekkende, spelen wel een belangrijke rol.

Wie denkt over de nodige vaardigheden te beschikken om met een onderneming van start te gaan is bijna vijf keer meer geneigd om ondernemer te zijn.

Ook het sociaal kapitaal blijkt een belangrijke factor: contacten met ondernemende rolmodellen (3) – voorbeelden van succesvolle

ondernemers – hebben een positieve invloed op de kans om onder-nemer te zijn. Het is dan ook niet te verwonderen dat ook de mate waarin men met goede marktopportuniteiten in contact komt in de omgeving (6. perceptie van opportuniteiten) positief verbonden is met de neiging om een bedrijf op te starten. Tot slot blijkt ook het andere aspect van ‘sociaal kapitaal’ een rol te spelen: voor mensen die reeds een ervaring achter de rug hebben als informeel investeerder (4) is het dubbel zo waarschijnlijk dat zij een ondernemer zijn dan wanneer men die ervaring niet heeft.

In welke mate verschillen mannen en vrouwen nu op het vlak van die menselijke en sociale bagage die zo belangrijk blijkt voor het al dan niet ondernemer worden? We beschikken niet over resultaten opgesplitst naar geslacht. We weten wel in welke mate elk van de genoemde factoren correleren of samengaan met de eigenschap ‘vrouw’. De volgende tabel vat dit samen.

De gegevens lijken erop te wijzen (zonder dat we een statistisch onderbouwd causaal verband kunnen leggen) dat vrouwen minder dan mannen over die eigenschappen van sociaal en menselijk kapitaal beschikken die nu net de kans verhogen dat men de stap zet naar het ondernemerschap.

Verband tussen vrouw-zijn en factoren die de kans op ondernemerschap kunnen beïnvloeden - België, 2002

Correlatie met ‘vrouw-zijn’

1. Ondernemer

-2. Ondernemer met sterk potentieel -3. Algemeen menselijk kapitaal (onderwijsniveau)

4. Specifiek menselijk kapitaal (vaardigheden) -5. Sociaal kapitaal: contact met ondernemers -6. Sociaal kapitaal: informele investeerder -7. Faalangst

8. Perceptie van opportuniteiten

-Correlatiematrix

In de tabel worden de regressiecoëfficiënten en hun statistische significantie weergegeven (+++ of -- -- bij p<.001, ++ of -- -- bij p<.01, + of – bij p<.05 en (+) of (--) bij -- p<.10 ; tweezijdige test) waarbij de +tekens staan voor een positief verband en de –tekens voor een negatief verband

Bron: Global Entrepreneurship Monitor (Bewerking Steunpunt WAV)

We zien dat vrouw-zijn significant negatief samenhangt met de verschillende vormen van ondernemerschap, maar vooral met die kenmerken waarvan de regressie-analyse (zie vorige tabel) heeft uitgewezen dat ze samengaan met een grotere kans om ondernemer te zijn. Het gaat dan om een negatieve samenhang met specifieke vaardigheden (4), met contacten met bestaande ondernemers (5) en met vroegere ervaringen als informeel investeerder (6). Vrouwen blijken ook minder dan mannen in contact te komen met goede marktopportuniteiten om met een onderneming van start te gaan (8). Dit bevestigt wat er in deel 5.4 gezegd werd door de experts of

‘key informants’.

Anderzijds is er voor de aspecten, waarvan gebleken is dat ze de kans op ondernemerschap niet significant verhogen, zoals bijvoorbeeld onderwijsniveau (3) en faalangst (7), geen duidelijk negatieve relatie met het feit dat men een vrouw is.

Bij het statistisch beeld dat we in deze publicatie van de ondernemers geven, trachten we zo dicht mogelijk bij de internationale om-schrijving van ondernemerschap te blijven1. We baseren ons op de International Classification of Status in Employment (ICSE-93) die in 1993 werd overeengekomen in de schoot van de International Labour Organisation (ILO). Kort samengevat beschouwen we in deze publicatie iedereen als ondernemer die ofwel 1) als zelfstandige actief is, ofwel 2) als loontrekkende of meewerkend familielid aan het hoofd staat van een zaak of bedrijf. De eerste groep, de

‘zelfstandigen’, delen we in in zelfstandigen zonder personeel en zelfstandigen met personeel. De tweede groep vatten we samen onder de noemer ‘overige ondernemers’.