In dit hoofdstuk worden de resultaten per paragraaf gepresenteerd. In paragraaf 4.1 wordt de
beschrijvende statistiek besproken. Paragraaf 4.2 zet de multicollineariteit van de data uiteen.
In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk worden de resultaten van de geteste hypothesen
besproken.
§ 4.1 Beschrijvende statistiek
Tabel 1 geeft de verdeling weer van de rapportages over de Europese economieën en de
daarbij behorende scores van de Hofstede cultuurdimensies. De scores van de Hofstede
cultuurdimensies zijn verzameld via de website van Hofstede (geert-hofstede.com, 2017). Tot
welk land een organisatie behoort, is bepaald aan de hand van de vestigingsplaats van het
hoofdkantoor. Tabel 2 geeft inzicht in de minimale en maximale waarden, het gemiddelde en
de standaardafwijking van de variabelen. Tevens kan uit Tabel 2 worden afgelezen, dat
organisaties gemiddeld over 48% van de in de disclosure index opgenomen variabelen
rapporteren. Dat betekent, dat gemiddeld over 23 van de 48 indicatoren is gerapporteerd.
Daarnaast is uit de tabel af te leiden, dat er het meest wordt gerapporteerd over de performance
indicatoren met een gemiddelde score van 56% en het minst over governance indicatoren met
een gemiddelde van 30%. Uit Tabel 2 blijkt tevens dat er onderlinge verschillen zijn in de
onafhankelijke variabelen. Voor alle onafhankelijke variabelen geldt, dat ze een
standaarddeviatie hebben die groter is dan 0.14 op een schaal van 0 tot en met 1. In Appendix
3 is een overzichtsgrafiek opgenomen met daarin de spreiding van de totale score van de drie
thema’s organisation overview, performance en governance op de disclosure index van Gray en Gillies (2015). Uit deze grafiek is af te leiden dat er sprake is van volatiliteit met betrekking
39
Voor de controlevariabele valt op, dat er met betrekking tot de grootte van een organisatie,
gemeten aan de hand van de natuurlijke logaritme van de totale activa sprake is van grote
verschillen. De kleinste organisatie heeft een totale activawaarde van ongeveer € 51.500, terwijl
de grootste organisatie een totale activa waarde van ruim € 345 miljoen heeft. Ook wanneer wordt gekeken naar de financiering van zowel vreemd dan wel eigen vermogen, zijn tussen de
organisaties uit de steekproef grote verschillen waar te nemen. Zo is er een organisatie die bijna
geheel met eigen vermogen wordt gefinancierd, terwijl er ook organisaties zijn waarbij het
vreemd vermogen groter is dan het eigen vermogen. Wat betreft de winstgevendheid, gemeten
aan de hand van de RoA, is eveneens sprake van forse onderlinge verschillen. De minst
presterende organisatie heeft een RoA van -17,07; wat inhoudt dat er per €1 activa € 17,07
verlies is geleden. De best presterende organisatie uit de streekproef heeft een RoA van 23,72,
40 Tabel 1 Hofstede cultuurdimensies per geselecteerde Europese economie
Land Aantal
Cultuurdimensies Hofstede
pdi idv mas uai itowvs ivr
Duitsland 18 35 67 66 65 83 40 Frankrijk 19 68 71 43 86 63 48 Italië 18 50 76 70 75 61 30 Spanje 20 57 51 42 86 48 44 Polen 16 68 60 64 93 38 29 Nederland 18 38 80 14 53 67 68 België 17 65 75 54 94 82 57 Zweden 20 31 71 5 29 53 78 Oostenrijk 17 11 55 79 70 60 63 Portugal 16 63 27 31 99 28 33 Griekenland 15 60 35 57 100 45 50 Finland 18 33 63 26 59 38 57 Denemarken 17 18 74 16 23 35 70
41 Tabel 2. Beschrijvende statistiek
N Minimum Maximum Gemiddelde
Std. Deviatie Afhankelijke variabelen Organisation overvieuw 229 0 .90 .48 .16 Governance 229 0 .90 .30 .26 Performance 229 0 .95 .56 .17 IR-score 229 .02 .81 .48 .14 Onafhankelijke variabelen PDI 229 11.00 68.00 45.92 18.72 INV 229 27.00 80.00 61.92 15.59 UAI 229 5.00 79.00 43.62 15.59 MAS 229 23.00 100.00 71.69 24.33 LTO 229 28.00 83.00 53.92 16.73 IVR 229 29.00 78.00 51.31 15.27 Controlevariabelen size 229 10.85 19.66 15.42 1.75 Debt/Equity ratio 229 0.14 108.22 45.03 23.37 RoA 229 -17.07 23.72 3.79 5.51
Naast de controlevariabelen in Tabel 2, zijn ook sector en het jaar van rapportage opgenomen,
als controlevariabelen. Vanwege de aard van de data zijn deze controlevariabelen niet in de
beschrijvende statistiek tabel opgenomen. Figuur 1 geeft een overzicht van de verdeling over
de verschillende sectoren. De sectoren zijn bepaald op basis van de datastream database
42 Figuur 1. Sector verdeling
Voor de controlevariabele jaargang geldt, dat er 111 rapporten uit 2013 en 118 rapporten uit
2014 zijn opgenomen.
§ 4.2 Multicollineariteit
Op basis van de Kolmogorov-Smirnov test is bepaald, of de onafhankelijke en controle
variabelen normaal verdeeld zijn. Uit de resultaten van de Kolmogorov-Smirov test bleek, dat
alle onafhankelijke variabelen en controlevariabele RoA niet normaal verdeeld zijn. Derhalve
dient voor het bepalen van de multicollineariteit gebruik gemaakt te worden van de Kendall’s
tau correlatie matrix (Field, 2009). 28 38 18 15 4 73 15 12 6 20 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Fre q u en cie
Sector
43 Tabel 3: Correlaties
PDI IDV MAS UAI LTO IVR jaar GRI-IR Size RoA Debt/equity Sector
PDI - IDV -.125** - MAS .159** -.114* - UAI .596** -.403** .319** - LTO -.011 .387** .197** -.037 - IVR -.433** .230** -.444** -.478** .013 - Jaar .012 -.004 .012 .012 -.006 -.004 - GRI-IR .160** -.044 -.036 .118* -.008 -.038 .060 - Size .072 .072 .041 .008 .228** -.100* .010 -.045 - RoA -.042 -.006 -.111* -.094* -.050 .057 -.032 -.060 -.061 - Debt/equity -.006 -.089 .040 .051 .009 -.087 -.011 .003 .094* -.250** - Sector -.020 -.035 .063 -.009 -.089 -.081 .033 .088 .089 -.038 .044 -
** Correlatie is significant op het niveau .01 (2-tailed). * Correlatie is significant op het niveau .05 (2-tailed).
44
Uit Tabel 3 blijkt, dat er geen sprake is van multicollineariteit. Naast de Kendall’s Tau
correlatie matrix is bij de controle op multicollineariteit tevens gebruik gemaakt van de
VIF-waarde van de variabelen in de regressiemodellen. Bij de resultaten zijn van elk model de hoogste
VIF-waarde opgenomen (zie Tabel 4). Volgens (Field, 2009) is sprake van multicollineariteit of
collineariteit, wanneer de VIF-waarde hoger is dan 10. Hier is alleen in lichte mate sprake van
indien het complete model wordt getest. Hetgeen verklaard kan worden door de samenhang van
de verschillende cultuurvariabelen. Aangezien geen sprake is van multicollineariteit bij de
Kendall’s Tau matrix en de VIF maar licht hoger dan 10, is besloten om hier geen correcties voor uit te voeren.
De andere voorwaarden waaraan, zoals omschreven in de methodologie, voor het uitvoeren
van een regressieanalyse voldaan moet worden, waren de onafhankelijk van de error-term en de
normale verdeling van de error-term. Op basis van de Durbin-Watson test (Durbin en Watson,
1951) is vastgesteld, dat de waarde hiervan binnen de gestelde grenzen van 1 en 3 blijft. Er kan
derhalve vanuit worden gegaan, dat de error-term onafhankelijk is. Aan de hand van de
Kolmogorov-Smirov test blijkt, dat de error-term normaal verdeeld is. Aangezien aan de
belangrijkste voorwaarden voor het uitvoeren van een regressieanalyse is voldaan, worden de
hypothesen in het volgende paragraaf op basis hiervan getoetst.
§ 4.3 Toetsing hypothesen
In deze paragraaf zullen de resultaten van de uitgevoerde regressie-analyses met betrekking
tot het toetsen van de in hoofdstuk 2 gestelde hypothesen worden besproken. De resultaten van
de regressie-analyses worden weergeven in Tabel 4.
In model 2 (size, RoA, Debt/equity, jaar, sector en PDI) van Tabel 4 wordt H.1 getest. H.1
gaat van de veronderstelling uit, dat de mate van Power distance negatief gerelateerd is aan de
45
onderzoek van (Gray, 1988) geen sprake is van een significant negatief verband tussen de mate
van Power distance en de behaalde score op de disclosure index. Er zijn voor de tegenstellingen
meerdere verklaringen mogelijk. In het huidige onderzoek is de invloed van de Hofstede
cultuurdimensies op de invulling van duurzaamheidverslaggeving en Integrated Reports getest,
terwijl Gray (1988) de invloed van de Hofstede cultuurdimensies heeft getest op financiële
verslaggeving in het algemeen. Een andere verklaring zou te maken kunnen hebben met de
verschillen in de gehanteerde Hofstede cultuurdimensies tussen het huidige onderzoek en Gray
(1988). In het onderzoek is gebruik gemaakt van de zes cultuurdimensies (Hofstede, 2015),
terwijl Gray (1988) gebruik maakte van de vier cultuurdimensies (Hofstede, 1980; 1983). Het
onderzoek van Akman (2011) vindt met de vijf cultuurdimensies van Hofstede (1991) tevens
geen significante effecten op financiële verslaggeving in het algemeen.
H.2 gaat van de veronderstelling uit, dat de mate van Individualism positief gerelateerd is aan
de behaalde score op de disclosure index en wordt getest met behulp van model 3 (size, RoA,
Debt/equity, jaar, sector en IDV) in Tabel 4. Zoals in Tabel 4 is af te lezen blijkt, dat er sprake is
van een positief verband tussen de mate van Individualism en de behaalde score op de disclosure
index. Dit is in lijn met eerder onderzoek naar financiële verslaggeving in het algemeen (Akman,
2011; Jaggi en Low, 2000) en duurzaamheidverslaggeving en Integrated Reports
46 Tabel 4. Regressieanalyse
Variabele Model 1 Model2 Model 3 Model 4 Model 5 Model 6 Model 7 Model 8 Model 9 Size -.013** -.013** -.012** -.013** -.013** -.010** -.013** -.011** -.012** RoA -.004** -.004** -.004** -.004** -.004** -.004** -.004** -.004** -.003* Debt/equity -.000 -.000 -.000 -.000 -.000 -.000 -.000 -.000 -.000 Jaar -.021 -.021 -.021 -.021 -.021 -.021 -.021 -.002 -.002 Sector -.000 -.000 -.000 -.000 -.000 -.001 -.000 -.000 -.000 PDI -.000 -.003** -.003** IDV -.001 -.003** -.003** UAI -.000 -.004** -.004** MAS -.000 -.002 LTO -.001* -.000 -.000 IVR -.000 -.000 -.000 R2 -.062 -.062 -.067 -.064 -.064 -.051 -.056 -.096 -.102 F-waarde 2.936*** 3.336** 2.657*** 2.530 ** 2.511** 3.353** 3.353** 2.585*** 2.240*** Hoogste VIF 1.109 1.111 1.126 1.114 1.110 1.115 1.115 10.734 9.051 * Coëfficiënten zijn statistisch significant op een niveau van 0.10
** Coëfficiënten zijn statistisch significant op een niveau van 0.05 *** Coëfficiënten zijn statistisch significant op een niveau van 0.01
47
De resultaten van H.3, waarin verondersteld wordt dat de mate van Uncertainity avoidance
negatief gerelateerd is aan de behaalde score op de disclosure-index, worden weergegeven in
model 4 (size, RoA, Debt/equity, jaar, sector en UAI) van Tabel 4. Hieruit blijkt dat in lijn met
eerder onderzoek, over financiële verslaggeving in het algemeen (Akman, 2011) en
niet-financiële verslaggeving (García-Sánchez et al., 2013), geen significantie relatie bestaat tussen
de mate van masculanity en de behaalde score op de disclosure index.
H.4 gaat van de veronderstelling uit, dat de mate van masculanity negatief gerelateerd is aan
de behaalde score op de disclosure index. Deze hypothese is in lijn met de resultaten van Orij
(2010), Akman, (2011) en García-Sánchez et al. (2013). Echter de toetsing van H.4 in model 5
(size, RoA, Debt/equity, jaar, sector en MAS) Tabel 4 laat zien, dat er binnen het huidige
onderzoek geen significantie relatie te zien is tussen de mate van masculanity en de behaalde
score op de disclosure index. De huidige onderzoeksresultaten lijken in lijn te zijn met Hope
(2003) en Jaggi en Low (2000). Zij vonden een positieve relatie tussen masculanity en
financiële verslaggeving.
In model 6 (size, RoA, Debt/equity, jaar, sector en LTO) van Tabel 4 wordt het resultaat van
H.5 weer gegeven. H.5 gaat van de veronderstelling uit, dat de mate van Long-term orientation
positief gerelateerd is aan de behaalde score op de disclosure index. Deze hypothese is in lijn
met de resultaten van Orij (2010). Uit Tabel 4, model 6 is af te lezen dat er sprake is van een
positief significante relatie.
H.6 gaat van de veronderstelling uit, dat de mate van Indulgence positief gerelateerd is aan
de behaalde score op de disclosure index. Op basis van de vorige hypothese kan echter gesteld
worden, dat een sociale cultuur (zie de onderbouwing van onder andere H2 en H4) positief
gerelateerd is aan de behaalde score op de disclosure index. Deze hypothese is in model 7 (size,
RoA, Debt/equity, jaar, sector en IVR) van Tabel 4 getest. Er worden geen significante relaties
48
Tenslotte is in model 8 van Tabel 4 gekeken naar wat de invloed is op de behaalde score van
de disclosure index, indien alle cultuurdimensies van het Hofstede Model (2015) gezamenlijk
in de regressieanalyse worden meegenomen. Opvallend is, dat voor de cultuurdimensies Power
distance, Individualis en Uncertainity avoidance, in model 8 wel een significante relatie wordt
gevonden. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat deze cultuurdimensies elkaar versterken.
De gevonden resultaten zijn in overeenstemming met eerder onderzoek van financiële
verslaggeving in het algemeen (Akman, 2011; Gray, 1988) en niet-financiële verslaggeving
(Adams et al., 1998; García-Sánchez et al., 2013).
De VIF-waarde is > 10, in model 8, Tabel 4. Dit duidt dat er mogelijk sprake is van
collineariteit tussen de onafhankelijke variabelen van model 8. Om deze reden is model 9
getest, waarbij de cultuurdimensie met de hoogste VIF-waarde, masculanity, uit de
regressie-analyse gehaald is (zie Tabel 4). De verhoogde VIF-waarden zouden de resultaten uit model 8
kunnen beïnvloeden. De resultaten van model 9 zijn echter identiek aan model 8, waardoor er
geen reden is om aan de resultaten van model 8 te twijfelen.
§ 4.4 Controlevariabelen
In model 1 van Tabel 4 is de invloed van de controlevariabelen op de maatschappelijke
verslaggeving weergegeven. Voor de controlevariabele totale activa is een significante
positieve relatie gevonden met betrekking tot de behaalde score op de disclosure index. Dit is
in overeenstemming met de verwachting, dat grote organisaties meer rescources kunnen
inzetten, om deze zodoende te kunnen besteden aan niet-financiële verslaggeving, zoals
duurzaamheidsverslagen en Integrated Reports (García-Sánchez, 2011; Gray et al., 2011; Meek
et al., 1995). Voor de winstgevendheid van de onderneming was de verwachting dat naarmate
de winst van een organisatie hoger is, de behaalde score op de disclosure index hoger zou zijn
49
significant negatief verband. Hetgeen betekent, dat naar mate de winstgevendheid van de
organisatie toeneemt er minder aan niet-financiële verslaggeving, zoals
duurzaamheidsverslaggeving of Integrated Reporting wordt gedaan. Op basis van de
stakeholdertheorie kan voor deze resultaten een verklaring gegeven worden. Het is namelijk
mogelijk dat de stakeholders al tevreden zijn met de behaalde prestaties van de organisatie en
dat daardoor de behoefte naar additionele niet-financiële verslaggeving minder groot is
(Emeseh en Songi, 2014; Freeman en Mc Vea, 2001). Voor de debt/equity ratio was de
verwachting, dat er een positief verband zou bestaan tussen de mate waarin een organisatie met
vreemd vermogen gefinancierd is en de behaalde score op de disclosure index (García-Sanchez
50