• No results found

De gemiddelden, standaard deviaties en bivariate correlaties zijn voor alle variabelen opgenomen in tabel 2.

Tabel 2 laat zien dat er een significante (p < 0,05) positieve samenhang is tussen de omvang van de directie en diversiteit op het gebied van geslacht (blau indicator) alsmede cognitieve diversiteit. Dit zou kunnen betekenen dat er bij een grotere omvang van de directie er sprake is van een hogere cognitieve diversiteit en grotere diversiteit voor wat betreft geslacht binnen een TMT. De ervaren subgroepformatie kent een significante positieve samenhang met geslacht. Dit wijst erop, dat indien er binnen een TMT een grotere diversiteit bestaat qua geslacht, subgroepformatie in hogere mate ervaren wordt. Geslacht van de directie kent echter een negatieve samenhang met het bestuursmodel (p < 0,01).

Van een significante positieve samenhang is eveneens sprake tussen sociale dominantie en leeftijd van de directie, hetgeen erop wijst dat in TMTs met meer dominante individuen de leeftijd van de betreffende TMT leden gemiddeld hoger ligt.

Er blijkt een significante positieve samenhang te zijn tussen het effectief functioneren van de directie en de reflectie op het functioneren van de directie alsmede informatie elaboratie. Dit ligt in lijn met hetgeen gehypothetiseerd is. Ook tussen het effectief functioneren van de directie en sociale dominantie blijkt een positieve samenhang te bestaan. Reflectie op het functioneren van de directie kent daarnaast nog een negatieve samenhang met geslacht. Dit zou er op kunnen duiden dat als er in grotere mate sprake is van reflectie op het functioneren er sprake is van een lagere diversiteit op gebied van geslacht. Informatie elaboratie en cognitieve diversiteit zijn daarentegen negatief gecorreleerd (p< 0,01) en tegengesteld aan hetgeen gehypothetiseerd is. Kijkend naar de RvC kan worden gesteld, dat de toezichthoudende en adviesrol negatief gerelateerd is aan de omvang van de directie alsmede aan de ervaren subgroepformatie. Dit zou erop kunnen duiden dat een RvC haar toezichthoudende en adviesrol beter uitoefent bij een kleinere directie. De negatieve relatie met de ervaren subgroepformatie komt overeen met hetgeen gehypothetiseerd is. Genoemde rol van de RvC laat daarnaast een positieve samenhang (p < 0,01) zien met informatie elaboratie, effectiviteit van de directie, reflectie op het functioneren door de directie en participatief leiderschap van de directievoorzitter. Het uitvoeren van de rol van de RvC kent een positieve samenhang met informatie elaboratie en de effectiviteit van de directie (p < 0,01). De positieve samenhang tussen de rol van de RvC en veel aspecten die een rol spelen binnen de directie wijst erop, dat de RvC een belangrijke bijdrage hierin kan leveren.

De omvang van de RvC is significant positief gecorreleerd aan de omvang van de directie.

De resultaten van de regressie analyses die gebruikt zijn voor het voorspellen van de effectiviteit van het TMT, zowel voor de hoofdeffecten als voor de modererende effecten, zijn samengevat in tabel 3. Voor informatie elaboratie en ervaren subgroepformatie omvat model 1 alleen de controlevariabele en model 2 voegt de variabelen toe die nodig zijn om de hoofdeffecten te testen. In model 3 zijn de modererende effecten meegenomen. Voor het effectief functioneren TMT geldt dat model 1 de controle variabele bevat. Voor model 2 zijn de verschillende diversiteitsvariabelen toegevoegd en model 3 bevat de mediatoren. Voor model 4 zijn de modererende effecten meegenomen.

De hypotheses 1a en 1b voorspellen, dat diversiteit positief gerelateerd is aan informatie elaboratie. De effecten van demografische diversiteit zijn niet significant gebleken. Cognitieve diversiteit blijkt zelfs een tegenovergesteld effect dan de aanname te hebben met een significante negatieve relatie met informatie elaboratie. Derhalve is geen onderbouwing gevonden voor deze hypotheses. Naast het effect van diversiteit op informatie elaboratie gaan de hypotheses 2a en 2b uit van een positieve relatie tussen diversiteit en het ontstaan van subgroepen. Deze relatie is significant gebleken voor cognitieve diversiteit en voor diversiteit op het gebied van geslacht.

Het veronderstelde positieve effect van informatie elaboratie (hypothese 3) op het effectief functioneren van het TMT blijkt significant te zijn. Daarentegen is geen significante ondersteuning gevonden voor hypothese 4, die uitging van een negatief effect van subgroepen op de effectiviteit van het TMT.

Voor de hypotheses 5a en 5b is sociale dominantie meegenomen als modererende factor, waarbij voor hypothese 5a verondersteld wordt, dat dominantie ertoe leidt, dat diversiteit een sterker positief effect heeft op de vorming van subgroepen. Dit effect kon niet worden aangetoond. Hypothese 5b voorspelt dat dominantie ertoe leidt, dat diversiteit een minder positief effect heeft op informatie elaboratie. Gebleken is, dat dominantie van individuen ertoe leidt, dat diversiteit voor wat betreft aanstellingsduur significant een sterker negatief effect heeft op informatie elaboratie. Voor cognitieve en demografische diversiteit op het gebied van leeftijd en geslacht is geen significant effect naar voren gekomen.

De voorspelde positieve relatie tussen dominantie van individuen en de vorming en instandhouding van subgroepen (hypothese 6) blijkt niet significant te zijn.

Voor de hypotheses 7 en 8 is het modererend effect van de rol van de RvC gemeten. Waarbij aangevoerd is dat een effectief functionerende RvC het negatieve effect van subgroepen binnen een TMT mitigeert (hypothese 7) en het effect van informatie elaboratie binnen een TMT versterkt (hypothese 8). Voor zowel hypothese 7 als 8 is geen bewijs gevonden.

Naast de opgenomen hypotheses is gekeken naar het effect van participatief leiderschap van de directievoorzitter op de verschillende variabelen. Zoals verondersteld kon worden, is een significant positief effect hiervan op informatie elaboratie aangetoond en eveneens op reflectie op het functioneren van de directie. Daarnaast kan worden vastgesteld, dat participatief leiderschap een significant negatief effect heeft op de ervaren subgroep formatie.

Aangezien verondersteld kan worden dat reflectie de potentiële negatieve effecten van diversiteit kan tegengaan, is gekeken wat het effect van reflectie op het functioneren door de directie heeft op de verschillende variabelen. Naar voren is gekomen een significant positief effect op informatie elaboratie. Een negatieve relatie met de perceptie van subgroepen bleek niet significant te zijn.

In het algemeen kan worden gesteld, dat steun is gevonden voor de hypotheses 2a en 2b (deels), 3, en 5b. Opmerkelijk is, dat de voorspelde positieve relatie van diversiteit op informatie elaboratie voor cognitieve diversiteit een negatieve relatie blijkt te zijn. Demografische diversiteit voor wat betreft leeftijd en aanstellingsduur blijkt hier geen rol van betekenis te spelen. De factor geslacht speelt alleen een rol bij de vorming van subgroepen.

TABEL 2

Beschrijvende statistieken en correlaties

Variabele M SD 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 1. Omvang directie 3,42 0,774 - 2. Bestuursmodel 1,07 0,343 -0,125 - 3. SD leeftijd directie 5,732 2,996 -0,069 -0,102 - 4. SD aanst. duur directie 1,758 1,492 0,089 0,018 0,106 - 5. Geslacht dir. (blau indicat.) 0,151 0,206 0,194* -0,155* 0,049 0,034 - 6. Cognitieve diversiteit 3,817 0,824 0,160* 0,025 0,096 0,052 -0,032 - 7. Sociale dominantie 4,098 0,480 -0,074 -0,030 0,173* -0,078 0,054 0,072 - 8. Informatie elaboratie 5,821 0,668 -0,130 0,029 0,071 -0,058 -0,134 -0,364** 0,111 - 9. Erv. subgroep formatie 2,217 0,793 0,140 -0,110 0,025 -0,082 0,207* 0,361** 0,106 -0,300** - 10. Effectiviteit directie 5,576 0,571 -0,088 0,043 0,047 -0,008 -0,083 -0,072 0,163* 0,493** -0,002 - 11. Reflectie op funct. directie 5,297 0,887 -0,080 0,000 0,055 0,090 -0,259** -0,082 0,114 0,394** -0,128 0,195* - 12. Participatief leidersch. dv 5,519 0,585 -0,084 0,006 -0,003 -0,126 0,005 -0,298** -0,042 0,502** -0,319** 0,170* 0,270** - 13. Toezichth. en adviesrol rvc 4,780 0,715 -0,158* 0,133 -0,028 0,015 -0,039 -0,135 0,148 0,337** -0,210* 0,320** 0,270** 0,319** - 14. Uitvoering rol door rvc 6,160 0,368 0,005 0,047 0,014 0,000 -0,022 -0,101 0,137 0,281** 0,103 0,542** 0,003 0,045 0,115 - 15. Omvang rvc 5,87 0,984 0,165* -0,001 -0,028 0,063 0,094 -0,110 -0,105 0,055 0,019 0,040 0,072 0,081 0,034 -0,096 - * p < 0,05 ** p < 0,01

TABEL 3

Resultaten van de regressieanalyses

Variabele Informatie elaboratie Ervaren subgroep formatie Effectief functioneren TMT Model 1 Model 2 Model 3 Model 1 Model 2 Model 3 Model 1 Model 2 Model 3 Model 4 Omvang directie -0,130 -0,043 -0,031 0,140 0,064 0,046 -0,120 -0,103 -0,060 -0,051 Cognitieve diversiteit -0,351** -0,373** 0,348** 0,337*

SD Leeftijd directie 0,070 0,094 0,027 -0,001 SD Aanstellingsduur directie -0,044 -0,093 -0,098 -0,076 Geslacht directie (blau indicator) -0,118 -0,139 0,192* 0,178

Informatie elaboratie 0,495* 0,537* 0,458** Ervaren subgroep formatie 0,050 0,054 0,056 Sociale dominantie 0,117 0,012

Participatief leiderschap directievoorz. 0,495** 0,406** -0,312* -0,288 Reflectie op functioneren directie 0,386** 0,304* -0,118 -0,042 Dominantie x Cognitieve diversiteit 0,028 0,009 Dominantie x SD Leeftijd -0,171 0,031 Dominantie x SD Aanstellingsduur -0,219* 0,054 Dominantie x Geslacht directie (blau ind.) 0,239 0,115 Toezichth. en adviesrol RvC x Ervaren

subgroep formatie 0,139

Toezichth. en adviesrol RvC x Informatie

elaboratie -0,149

Uitoefening rol RvC x Ervaren subgroep

formatie -0,258

Uitoefening rol RvC x Informatie elaboratie 0,121 R2 0,017 0,173* 0,240* 0,020** 0,191* 0,233* 0,014 0,020 0,294** 0,312** Delta R2 0,156 0,067 0,171 0,042 0,006 0,274 0,018 Alle  vermelde  coëfficiënten  zijn  gestandaardiseerde  beta’s

N = 115 * p < 0,05 ** p < 0,01

GERELATEERDE DOCUMENTEN