• No results found

Deze scriptie begon voor mij als een zoektocht naar de verborgen wereld van Poolse arbeidsmigranten in Amsterdam. Ik was geïntrigeerd geraakt door het onderwerp vanwege romantische Poolse zwart-wit films maar ook door journalistiek onderzoek naar de uitbuiting van Poolse migranten door Nederlandse

uitzendbureaus. Daarnaast interesseert de ruimtelijke (en emotionele) component van thuis-voelen in een nieuw land mij. Deze component krijgt een extra lading als men door middel van huisvesting, die in handen is van de werkgever, wordt

afgezonderd. Gaandeweg het proces van onderzoek werd me duidelijk dat het niet alleen praktisch onhandig was om me enkel op deze groep te focussen, dit ook op een ethische manier onhandig was. Dat kwam mede door de vragen die

respondenten me stelden. Behalve nieuwsgierig, naar waarom ik dit onderwerp koos, waren sommige respondenten ook benieuwd naar de andere geïnterviewden; wat voor migranten sprak ik en wat voor beeld schetste ik van hen? Sommige

respondenten hadden de behoefte zich te distantiëren van de Poolse groep die een negatief stereotype teweegbrengt en anderen respondenten wilden graag

verduidelijken hoe zij zich door de Nederlandse samenleving bewegen.

5.1 Margin

Aleksander was een van de respondenten die zich afvroeg waarom ik Poolse migranten interviewde en ook duidelijk wilde maken dat hij zich bewust is van het Nederlandse beeld over Polen:

“Probably if you are making the work like this, you have some opinion about

the Polish people. Uhm, or you don’t. But probably you have. When I talk with the people here, in Amsterdam, they told me exactly this, what I told, that when the Poland opened the borders, for the workers, even till now, mostly the people who come are the people who make something in their life before, something that was not very good, not very happy, because of whatever” (Aleksander, woont 1 jaar in Nederland).

Vervolgens legt Aleksander me uit dat de gemiddelde Poolse persoon in Nederland niet de gemiddelde Poolse persoon in Polen is. Ze noemen de Polen die hier komen

“But uhm, if you take the average person, Polish person, from the

Netherlands, he is not average in Poland, you know. This, uhm, mostly these guys come here, we say ‘marinas’, you know what is ‘marinas’? When you have a page, when you have a notebook…” (Aleksander, woont 1 jaar in

Nederland).

Met ‘marina’s’ bedoelt Aleksander de marge, ofwel de marginale positie van Poolse migranten in Nederland. Hij wil benadrukken dat hij zich niet schaamt voor zijn Poolse afkomst, maar wel dat hij niet blij is met wat ‘those guys are doing’. Iwan spreekt over iets wat hier aan verwant is; hij vertelde me dat zijn Poolse vrienden in Nederland soms zachter gaan spreken omdat ze Pools spreken op een openbare plek. Iwan zelf staat er anders in;

“Honestly, I noticed that when I hang out with my Polish friends, they lower their voice, they try to be more quite than the other guys that are talking and shouting, cheerful. And I say: ‘Guys, why are you caring? What if we talk Polish? We are in Europe. Haven’t you noticed that in Wratislav, Warschau, Krakau, foreigners come and they talk normally?’ But you know, they are like: ‘Aaah, but it is not our country’” (Iwan, 30 jaar, 6 jaar in Nederland).

Ik vroeg aan Iwan, naar aanleiding van zijn ‘non-belonging-foto’ over racial double standards, of hij zich geracialiseerd voelde als Poolse migrant. Zijn antwoord was; ‘natuurlijk’. Hij vertelde over een aanvaring op werk die leidde tot een uitspraak als ‘Nou, als je het hier niet zint, ga je toch lekker terug naar je eigen land’. Hij legde me ook uit dat het bijvoorbeeld lastig is om een appartement te huren; zodra mensen horen dat hij uit Polen komt wordt hij niet teruggebeld.

Patryk was ook benieuwd naar wat voor mensen ik nog meer interviewde voor mijn scriptie. Later in het gesprek vertelde hij dat de verdieping boven hem, in zijn appartementencomplex, werd verhuurd aan Poolse migranten. Hij zocht geen toenadering en wilde hen in eerste instantie niet vertellen dat hij ook Pools was, totdat de geluidsoverlast zo erg was dat hij naar boven ging om hen er in het Pools op aan te spreken.

5.2 Alleen maar Poolse mensen

Hoewel het geen deel uitmaakte van mijn onderzoeksvragen, ging het in bijna alle gesprekken wel een keer over de Nederlandse taal, integratie en cultuur. Dawid en

Agniesczka wonen al vier jaar in Nederland en zijn van plan hier nog heel lang te blijven en ze hebben zowel Poolse als Nederlandse vrienden. Ik vraag hen of ze al een woordje Nederlands spreken, Dawid antwoordt:

“In home, we only talk Polish. Also in work, we only talk Polish. Where I work, only Poolse mensen, yeah” (Dawid, 27 jaar, woont 4 jaar in Nederland).

Ze leggen me uit dat het werk in de keuken van de sushifabriek enorm zwaar is. Wanneer Nederlanders daar komen werken zijn ze geschokt. Maar volgens Dawid is het, behalve wat rugklachten, toch een fijne plek om te werken; het werk is binnen, het is warm en schoon. Als we het verder over werk en vrienden hebben, vertellen Dawid en Agnieszka dat ze met Poolse vrienden niet over werk praten:

Agnieszka: “So before, in Poland we had a lot of friends and family, and

before, we spend a lot of time with our friends, like everyday, we meet and speak on telephone, and we go on the weekends somewhere. And here we have also friends, but… “

Both: “It is not the same”.

Agnieszka: “You know? It is not the same like, eh, I don’t know, from Polish

people they go to other countries, they feel like if you are better then them, you are bad. Now I am a little bit better, and I am on a higher position, and I feel like people are not really happy with me.”

I: “They are jealous?” Both: “Yes”

Agnieszka: “If somebody goes, and says, they have more money because

they have better work, I am not jealous, I am happy. And here, it is not really like that.”

I: “So is that, is there, how do you relate to other Polish people?”

Dawid: “So we hang out with other Polish people, but we don’t talk about

work, yeah. So we can go somewhere, make a barbecue, but don’t talk about how much money we have, only some good things” (Agnieszka en Dawid,

beide 27 jaar, wonen 4 jaar in Nederland).

Ook twee jongens van het uitzendbureau, Kacper & Matieusz, werken voornamelijk met Poolse collega’s, anderen Oost-Europeanen, wat Nederlanders en veel

‘buitenlanders’ – ze grappen dat ze meer Turks dan Nederlands spreken tijdens het werk. In hun vrije tijd gaan ze vooral om met collega’s van werk, sommige hebben

Nederlandse vrienden, anderen kennen eigenlijk vrijwel niemand buiten het

huisvestingscomplex en hebben daardoor vooral Oost-Europese vrienden. Piotr, die nu bij hetzelfde uitzendbureau als Kacper & Matieusz werkt, heeft zijn beste

vrienden nog in Eindhoven wonen waar hij eerst werkte; daar zitten ook Spaanse vrienden bij.

Aniela’s beste vriendinnen zijn Poolse vrouwen, die net als zij al een langere tijd geleden naar Nederland zijn gemigreerd. Aniela spreekt vloeiend Nederlands en is ‘meer gericht op Nederland dan op Polen’, maar ze voelt zich beter begrepen door deze vrouwen:

“Over bepaalde onderwerpen praat ik toch wel met Nederlanders het gemakkelijkste, vanuit mijn interesses. Maar als het toch om een bepaald soort beleving gaat, dan is het toch wel sneller bij die Poolse meisjes, of vrouwen, dat we dezelfde achtergrond hebben, al zijn we toch wel verschillend” (Aniela, 46 jaar, 19 jaar in Nederland).

Kasia en Marcella spreken ook vloeiend Nederlands, hebben in Amsterdam vrienden van over de hele wereld wonen en bijna tot geen Poolse vrienden. Kasia deed zelf onderzoek naar Poolse migranten in Nederland voor haar scriptie. Ze wilde laten zien wat voor Polen er in Nederland zijn naast het stereotype beeld dat we in Nederland kennen. Marcella vertelde hoe ongelofelijk blij ze was toen ze Nederlands kon spreken en dat ze nu eigenlijk alleen nog maar Nederlands spreekt:

“Het enige moment dat ik in het Pools denk is als ik moet tellen. Het zit gewoon in je ergens, je kan in je bed liggen en bidden of denken in het Nederlands. Maar als het gaat over cijfers, dan toch Pools. Of ook als ik ook met mijn Oma praat, die is 96, en verder is er niemand, mijn moeder, mijn familie. En mijn buurman, die is ook Pools, maar dan, zonder dat we het willen of weten, dan spreken we in het Nederlands, en dan weer Pools en dan weer Nederlands” (Marcella, 13 jaar in Nederland).

Daarna vertelt ze (zoals eerder vermeld onder het kopje ‘actual identities’) dat ze zich als haar ‘Nederlandse ik’ veel gelukkiger voelt dan als haar ‘Poolse ik’; hier kan ze zijn wie ze is.

5.3 Heen en terug

‘En, hoe houdt je contact met familie en vrienden in Polen?’ vraag ik maar weer eens, maar ik weet het antwoord al. ‘Whatsapp, facebook en Skype’, zegt iedereen. Bijna verveeld, alsof het geen verdere uitleg behoeft. En dat hoeft het ook niet. ‘Maar, hoe vaak bezoek je Polen dan?’ vraag ik maar weer eens. Deze antwoorden verschillen enorm: De een zegt er niemand te bezoeken te hebben, de ander is er iedere maand vanwege familieomstandigheden. En ook de onderliggende motivatie voor bezoek en contact onderhouden verschilt: de een bouwt een huis in het dorp waar hij opgroeide, de ander zegt er nooit meer te kunnen wonen.

Negen van de dertien respondenten gaat geregeld terug naar Polen voor een kortere of langere periode (van eens in de zoveel keer per jaar, naar een aantal weken per jaar, tot eens per maand). Ook is het door de huidige technologie

gemakkelijk om contact in het buitenland te onderhouden en op deze manier blijven vriendschappen in Polen voortbestaan en worden familiebanden onderhouden.

6. Conclusie

Het doel van deze scriptie is om de ‘feelings of belonging’ van Poolse migranten te achterhalen, om te zien óf en hóe deze in verband staan met migratieplannen. Met de hypothese dat Poolse migranten zich voornamelijk ‘lost’ voelen, zich niet thuis lijken te voelen in Nederland, maar Polen ook afwijzen, vroeg ik mij af waar ze zich dan wél aan vast houden? Zijn dat dan bijvoorbeeld de past, actual en desirable identiteiten zoals Kosic die beschrijft? Hoe beïnvloeden de ‘feelings of belonging’ de migratieplannen? En speelt liquid migration hierbij een rol?

6.1 Visualisatie

Hoe beschrijven en visualiseren Poolse arbeidsmigranten uit Amsterdam waartoe zij zich voelen behoren?

De analyse van Toruńczyk-Ruiz (2008) over het gevoel van ‘lost’ zijn van Poolse migranten in Nederland blijkt niet op te gaan voor het merendeel van mijn

respondenten. Volgens Toruńczyk-Ruiz ontwikkelen Poolse migranten ‘verdwaalde’ gevoelens vanwege zowel het gebrek aan verbinden met de Poolse gemeenschap als het niet integreren in de Nederlandse samenleving. Maar, uit de interviews blijkt dat sommige respondenten wel degelijk goed en veel contact met ‘de eigen groep’ hebben met andere Poolse migranten in Nederland. Anderen respondenten hebben vrienden van over de hele wereld gemaakt in Nederland, en weer anderen hebben hun beste vrienden in Polen wonen en in Nederland een netwerk of een paar goede kennissen en collega’s. Enkele respondenten voelen zich inderdaad enigszins

‘verloren’ tussen deze twee landen, maar iedere respondent kon gemakkelijk drie foto’s ‘vullen’ met gevoelens van toebehoren.

‘Non-belonging’ bleek daarentegen de moeilijkste opgave voor de respondenten. Volgens May (2011) hoeven we aan non-belonging niet persé een negatief gevoel over te houden, want juist het gevoel dat je ergens níet op je plek bent kan je ook tot actie aanzetten. Dit was het geval bij enkele respondenten. Bij vijf respondenten hadden de non-belonging foto’s een politieke lading. Bij twee respondenten ging dit over de politiek (de leiders in Polen) of de mentaliteit in Polen (De grote invloed van religie), opvattingen die hen er mede toe aanzette te migreren. Bij anderen ging het om de politiek in Nederland (Wilders en zijn Polenmeldpunt) en de EU (over de hoeveelheid migranten die de EU toelaat), deze opvattingen zetten niet direct aan tot actie.

Uit de interviews kwam naar voren dat verreweg de meeste Poolse migranten die ik interviewde zich niet voelen behoren tot ‘landen’ maar wel tot; 1) Mensen (familie en vrienden), tot 2) Een bepaalde mentaliteit, en tot 3) Plekken/activiteiten met een bepaalde betekenis. Deze bevindingen sluiten aan bij intersectionele en de meervoudige benadering van belonging zoals Lähdesmäki et al (2016) die beschrijven, waarbij ervan uit gegaan wordt dat identiteit en gevoelens van verbondenheid hybride en gelaagd zijn en dat één iemand tegelijkertijd tot verschillende groepen en categorieën behoort. De gelaagdheid en

dubbelzinnigheid van belonging wordt duidelijk in de foto’s waar meerdere betekenissen tegelijkertijd een rol spelen. Dat de respondenten tegelijkertijd tot meerdere groepen behoren is zichtbaar door de variatie van onderwerpen; feelings of belonging worden zowel op kleine schaal (het gezin of de familie) als op grote schaal (mentaliteit) gevonden. Behalve dat belonging door de respondenten werd gevisualiseerd als menselijke relaties en mentaliteit, werden er ook af en toe foto’s gemaakt van dingen of plekken. Deze bevinding sluit aan bij de materiële

academische benadering van belonging, zoals Lähdesmäki et al (2016) die

beschrijven. Deze benadering –waarbij gevoelens van verbondenheid herleidbaar zijn naar iets tastbaars, zoals een huis of de relatie tot de natuur– is duidelijk bij een aantal foto’s; zo fotografeerden vijf respondenten de natuur en drie die het eigen huis als iets waartoe ze zich verbonden voelden.

6.2 Identiteit in de Tijd

- Hoe kunnen deze ‘gevoelens van ergens te behoren’ worden ingedeeld op het onderscheid tussen past, actual en desirable identiteit?

Het onderscheid dat Kosic (2006) maakt tussen past, actual en desirable identities van migranten, lijkt voor dit onderzoek niet de beste indeling. Kosic beschrijft dat haar respondenten tijdens de interviews vaak onderscheiden wie ze waren, wie ze

zijn, en wat ze mogelijk worden. Deze distinctie is niet als zodanig geobserveerd

tijdens de interviews met de respondenten, en zijn ook niet duidelijk terug te zien in de foto’s. Wel is er een mooie mengeling van ‘past, actual en desirable -belonging’ zichtbaar binnen één foto. Dat vind ik de foto van het stadion (gemaakt door Iwan, 30 jaar, woont 6 jaar in Nederland); deze foto gaat enerzijds over het sporten zelf omdat hem dat altijd een goed gevoel geeft. Maar ook over het verleden; in Polen speelde hij met een team, dat waren zijn ‘brothers’, dat is nu voorbij want hier heeft hij geen team. Daarnaast lijken veel respondenten ook vooral met het nu bezig te zijn. Zeker diegenen die nog niet weten wat ze willen qua migratie, bijvoorbeeld;

‘eerst een vast contract krijgen en dan plannen maken voor de toekomst’ zoals Kacper zei (Kacper, 28 jaar, 2 jaar in Nederland). Ook heb ik bij één respondent het tegenovergestelde mechanisme dat Kosic (2006) beschrijft, geobserveerd: Kosic schrijft dat discrepantie in de identiteit (wanneer de verwachtingen niet met de realiteit kloppen) soms wordt ‘opgelost’ door te focussen op identiteiten uit het verleden. Marcella, de respondent die beschreef dat ze zich als haar Nederlandse ik gelukkiger voelt dan als haar Poolse ik, is daar met –haar dertien jaar hier– een voorbeeld van. Voor haar is haar huidige identiteit belangrijker dan haar verleden.

6. 3 Toevallig of bewust thuisgevoel?

- ’Op welke manier spelen deze ‘gevoelens van behoren’ een rol in het vormen van migratieplannen?

Gevoelens van ‘ergens wel of niet behoren’ hangen sterk samen met (toekomstige) migratieplannen. De respondenten passen hun migratieplannen aan wanneer ze zich ergens (niet) op hun plek voelen: Zo voelt Ewa zich niet thuis in Nederland en

solliciteert ze daarom momenteel naar banen buiten Nederalnd. En zo denkt Aniela dat zij zich ergens anders minder makkelijk thuis zou voelen waardoor zou ze niet snel ergens anders opnieuw zou willen beginnen. Andersom streven sommige

respondenten ook naar het creëren van een ‘gevoel van hier te behoren’ wanneer ze van plan zijn zich in Nederland te vestigen. Zo voelt Aleksander zich thuis in

Nederland, al weet hij dat het maar een tijdelijk verblijf is, en is hij actief bezig met de taal en de cultuur te leren, plekken in Nederland te bezoeken en zijn dochtertje op te zwemles sturen.

Ook Iwan is bewust bezig met ‘het thuisgevoel’, hij geeft zichzelf vijftien jaar om het te maken in Nederland, mocht dat lukken dan blijft hij hier wonen. Tot slot waren er een aantal respondenten die zeiden zich overal thuis te kunnen voelen; Kasia is hier haast toevallig terecht gekomen en besefte al snel dat ze Nederlands moest leren om te kunnen studeren. Dat deed ze in rap tempo en nu heeft ze hier een baan, een huisje, een vriend en veel vrienden. Maar zij kan overal een thuis maken en op die manier wil ze misschien opnieuw migreren.

6. 4 Habitus

- In hoeverre corresponderen de casussen van de respondenten met het profiel van een liquid migrant, zoals beschreven door Engbersen?

Het lijkt erop dat er van alle dertien geïnterviewde er geen enkele respondent volkomen voldoet aan het ideaaltype van de liquid migrant. Het is lastig om de

individuele overlevingsstrategie op te nemen in de analyse. Sommige respondenten zeggen inderdaad terug te willen vanwege familie; maar dat zegt nog niet alles over het inzetten van migratie als individuele of collectieve overlevingsstrategie. Als deze component achterwege wordt gelaten, zijn er zo’n vier á vijf respondenten die bij het ideaaltype ‘liquid migrant’ in de buurt komen (zie arcering in de tabel). Zij hebben behalve een tijdelijk werkcontract en een tijdelijk huurcontract, ook nog onvaste aspiraties over de toekomst en hun migratietraject, oftewel de ‘migrerende habitus’. Dit zijn overwegend vaak de respondenten die bij het uitzendbureau werken, maar ook de schoonmaakster, de aannemer en de grafisch ontwerpster. Aan het onvermogen om Engbersen’s liquid migration theorie te rijmen met mijn respondenten ligt mogelijk ook ten grondslag dat niet alle zes criteria even goed tot zijn recht kwamen tijdens het (voor-)onderzoek van deze scriptie. Bij het selecteren van de respondenten was ‘arbeidsmigrant’ wel een selectiecriterium maar in de praktijk bleek dat sommige respondenten gewoonweg meerdere motieven hadden om te migreren. Vijf van de dertien respondenten, te weten Kacper, Matieusz, Piotr, Ewa en Suzanna, komen enigszins in de buurt van deze beschrijving. De eerste drie zijn werkzaam bij en worden gehuisvest door het uitzendbureau –wat voor een onzekere basis zorgt. Zij hebben alle drie ongedefinieerde plannen. Piotr heeft zijn baan gevonden via een radioadvertentie, de andere twee gingen naar het

dichtstbijzijnde uitzendbureau in Polen en vroegen specifiek naar banen in Nederland. Ewa kwam hier voor werkmogelijkheden en Zuzannna onder andere omdat haar visum in het Midden Oosten verliep, zowel Ewa als Zuzanna zijn bezig met het maken van nieuwe migratieplannen, al zijn ze nog niet helemaal zeker van de bestemming. In veel gevallen is de migratie niet tijdelijk of is het nog niet