• No results found

Resocialisatie en recidive Bronnen

In document Monitor Jeugdcriminaliteit 2020 (pagina 186-189)

Juvenile Crime Monitor 2020

Hoofdstuk 5 Resocialisatie en recidive Bronnen

BVH. Voor de aantallen jeugdige verdachten wordt gebruikgemaakt van het Basis-voorziening Handhavingsysteem van de politie, welke bewerkt is door het CBS. In dit systeem kan de politie, onder andere, incidenten registeren en processen-verbaal opstellen. Informatie over verdachten bevat kenmerken van deze persoon, zoals geslacht en leeftijd, maar ook kenmerken van het misdrijf waarvan een persoon verdacht is.

OBJD. De bron die gebruikt wordt om de aantallen jeugdige strafrechtelijke daders te bepalen, evenals de sancties tegen deze groep, is de Onderzoeks-en Beleidsdata-base Justitiële Documentatie (OBJD; Wartna, Blom & Tollenaar, 2011). De OBJD is een gepseudonomiseerde variant van het Justitiële Documentatie Systeem (JDS) en bevat alle gerechtelijke uitspraken in Nederland en de daarbij horende informatie (bijvoorbeed daderkenmerken, de gepleegde delicten en opgelegde sancties). SSB. Het Stelsel van Sociaal-Statistische Bestanden is een congregatie van diverse bronnen over uiteenlopende onderwerpen, zoals huisvesting, werk en scholing. Het SSB is ondergebracht bij het CBS en toegankelijk voor, onder andere, wetenschap-pelijk onderzoekers. Gegevens zijn op individueel niveau beschikbaar en worden gekoppeld via een pseudoniem genaamd het Record Identification Number (RIN). Het is mogelijk om via andere persoonsgegeven (zoals het BSN-nummer) gegevens uit externe bronnen te koppelen aan het SSB.

Observatie

De tijdseenheid in deze monitor is het kalenderjaar en voor verdachten start de observatie op de pleegdatum van het misdrijf waarvan men verdacht is en voor

veroordeelden wordt uitgegaan van de datum waarop het OM of de rechter een afdoening heeft opgelegd. Voor de algemene populatie jeugdigen wordt uitgegaan van 1 januari van het desbetreffende jaar als start van de observatie. Naast een initiële observatie op dit beginpunt, wordt ook gekeken naar de situatie van een individu in latere jaren. Het verschilt per statistiek hoeveel jaar dit is (bijvoorbeed voor politierecidive wordt, zover deze gegevens beschikbaar zijn, tot vijf jaar later gekeken). Het gaat bij deze observaties om momentopnames.

De teleenheid is individuen, waarbij indien jeugdigen twee of meer keer verdacht of veroordeeld zijn de eerste verdenking of veroordeling leidend is voor bepaling van de datum. Het is mogelijk dat jeugdigen in meerdere categorieën (d.w.z., verdach-ten, veroordeelden en algemene populatie) kunnen voorkomen. Er wordt primair gekeken naar de samenstelling van deze drie groepen, zowel door de tijd heen (d.w.z., een specifiek cohort gedurende meerdere jaren volgen), als tussen cohorten (d.w.z., cohortjaren met elkaar vergelijken).

Leeftijdsbepaling

Voor verdachten en strafrechtelijke daders wordt in eerste gekeken naar de leef- tijd tijdens het plegen van het misdrijf waarvoor zij een sanctie hebben opgelegd gekregen (dit kan afwijken van de leeftijd tijdens de beslissing). Voor de algemene populatie gaat het om de leeftijd op 1 januari van het desbetreffende cohortjaar. De leeftijd wordt bepaald door de tijd te berekenen tussen de geboortedatum van de verdachte/dader en de datum van het gepleegde delict of de eerste dag van het cohortjaar. Omdat vanuit privacyoverwegingen alleen geboortejaar en -maand bekend zijn in het SSB en de OBJD, is er een foutmarge van ongeveer één maand.

Daarnaast wordt voor veroordeelden ook gekeken naar de leeftijd tijdens veroorde-ling, indien het gaat om een kenmerk die relatief leeftijdsgevoelig zijn, zoals huis-houdelijke situatie. Er gaat in het algemeen relatief veel tijd overheen vanaf het moment van plegen tot aan veroordeling. Hierdoor zou een ongelijke vergelijking ontstaan wanneer veroordeelden op diverse resocialisatiekenmerken vergeleken worden met verdachten en de algemene populatie, omdat zij ondertussen ouder zijn geworden. Hiermee worden veroordeelden die ouder zijn dan 22 jaar niet meegenomen in deze statistieken. Er wordt aangegeven waar dit van toepassing is.

Resocialisatiekenmerken

Diverse resocialisatiekenmerken worden bestudeerd in dit hoofdstuk. In de volgende paragraaf wordt beschreven uit welke (sub)bronnen deze gehaald zijn en hoe de bronnen zijn bewerkt. De categorisatie van inkomen/onderwijs en huishouden is ook gebruikt in een effectstudie onder jeugdigen (Prop, Beerthuizen & Van der Laan, 2021).

Jeugdreclassering. Voor jeugdreclasseringstrajecten is gebruikgemaakt van JGDRECLASBUS uit het SSB. Informatie per traject bestaat uit, onder andere, de start- en (eventuele) einddatum en type maatregel. Er is (vooralsnog) geen mogelijkheid om trajecten bij de jeugdreclassering direct te koppelen aan de straf-zaak waarin deze is opgelegd. Wel is het mogelijk om per persoon te kijken of op relevante datums een traject bij de jeugdreclassering actief is, zoals op het moment van veroordeling. Wanneer dit het geval is, dan wordt voor een persoon een actief traject genoteerd. Het is dus mogelijk dat een traject niet noodzakelijk voortkomt uit de veroordeling waarmee iemand tot een cohort is toegewezen, maar kan ook een eerdere veroordeling betreffen, of in het geval van latere observaties, een latere veroordeling. Wanneer een traject geen bekende einddatum heeft, dan wordt

Inkomen/onderwijs. Voor de situatie qua inkomen/onderwijs is gebruikgemaakt van SECMBUS uit het SSB. Hierin staan gegevens op maandniveau welke bronnen van inkomsten er zijn per persoon, en of zij naar school gaan of studeren. In het huidige hoofdstuk wordt een elkaar uitsluitende vierdeling van de registreerde situaties ge-bruikt, waarbij de voornaamste bron van inkomen/onderwijs leidend. Het gaat om: (1) schoolgaand/studerend (met of zonder inkomen), (2) actief inkomen (d.w.z., werknemer, directeur/grootaandeelhouder, zelfstandige, meewerken gezinslid of overig actief inkomen), (3) passief inkomen (d.w.z., werkeloosheidsuitkering, bijstandsuitkering, uitkering sociale voorzieningen, uitkering ziekte/arbeidsonge-schikt of pensioenuitkering) of (4) geen inkomen (dan wel geregistreerd als geen inkomen hebben of niet geregistreerd zijn in SECMBUS). Wanneer iemand meer geld verdient uit een actief inkomen dan een passief inkomen, dan is actief inkomen lei-dend. Wanneer iemand naar school gaat of studeert, dan is deze categorie leidend, ongeacht andere vormen van inkomen.

Huishouden. Voor de huishoudelijke situatie is gebruikt gemaakt van GBAHUIS-HOUDENSBUS van het CBS. Hierin staan gegevens op dagniveau betreffende huis-houdelijke samenstelling van het adres waarop iemand woont, evenals de positie van de persoon in dit huishouden. In het huidige hoofdstuk wordt een elkaar uit-sluitende vierdeling van de geregistreerde plaats in het huishouden gebruikt. Het gaat om: (1) thuiswonend (d.w.z., thuiswonend [geadopteerd] kind bij ouders), (2) uitwonend (d.w.z., alleenstaande met of zonder kinderen, wonend met [gehuwde] partner met of zonder kinderen, of overig huishouden [bijvoorbeed samenwonend met familieleden anders dan ouders]), (3) institutioneel huishouden (d.w.z., wonen in een instituut, zoals verzorgingstehuis of justitiële inrichting), of (4) onbekende huishoudelijke situatie (d.w.z., geregistreerd als onbekend of niet in GBAHUISHOUDENSBUS voorkomen).

Politierecidive

Om politierecidive te bepalen is gebruikt gemaakt van BVH. Politierecidive betreft in dit hoofdstuk het opnieuw als verdachte geregistreerd worden na een eerdere ver-denking of veroordeling. Deze recidive wijkt af van strafrechtelijke recidive, waar iemand na een eerdere veroordeling opnieuw vervolgd of veroordeeld wordt voor een misdrijf (zie Wartna et al., 2011). Vanwege beperkingen in de specificiteit van gegevens betreffende specifieke personen en jaren, kan alleen op jaarniveau gekeken worden of iemand opnieuw verdacht is geworden, waardoor recidive binnen het initiële cohortjaar niet gemeten kan worden. Hierdoor zijn er wel significante verschillen tussen personen in de periode waarover politierecidive bepaald wordt. De percentages zijn door de jaren heen cumulatief – als iemand na één kalenderjaar recidiveert, betekent dat hij of zij ook voor de latere kalenderjaren als recidivist gekenmerkt wordt. De statistieken zijn niet gecorrigeerd voor veranderingen in de samenstelling van de groepen en betreffen dus ruwe observaties.

Literatuur

Wartna, B.S.J., Blom, M., & Tollenaar, N. (2011). De WODC-Recidivemonitor: 4e herziene versie. Den Haag: WODC. Memorandum 2011-3.

Hoofdstuk 6 – Geografische ontwikkelingen

In document Monitor Jeugdcriminaliteit 2020 (pagina 186-189)