• No results found

Bronnen voor jeugdcriminaliteit

In document Monitor Jeugdcriminaliteit 2020 (pagina 36-39)

Niet alle werkelijk plaatsgevonden jeugdcriminaliteit is te meten en er is dan ook een groot dark number. Onderzoek is afhankelijk van bronnen die delen van de werkelijk plaatsgevonden jeugdcriminaliteit kunnen meten. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen niet-justitiële bronnen, zoals zelfrapportage onderzoek onder jeugdigen (of in een bredere context slachtofferenquêtes), en justitiële bronnen, zoals verdachtenregistratie van de politie. Beide vormen van bronnen hebben hun voordelen en beperkingen. Zo zal zelfrapportage voornamelijk zicht geven op vaker voorkomende en minder ernstige criminaliteit, terwijl justitiële registraties voornamelijk ernstigere criminaliteit die in het zicht van justitie is zal weergeven. Anders gezegd, het perspectief op wat tot jeugdcriminaliteit gerekend kan worden, verschilt per bron.

Binnen de MJC wordt gekeken naar jeugdcriminaliteit in de breedst mogelijke zin. Door meerdere bronnen (en methoden) naast elkaar toe te passen, worden beperkingen van individuele bronnen (die vaak selectief zijn in wat ze registreren) waar mogelijk omzeilt of opgevangen. In tabel 1.2 wordt kort weergegeven welke bronnen gebruikt zijn en in de methoden bijlage worden deze in detail besproken. Niet iedere jeugdige kan in principe in iedere bron voorkomen, omdat het referentie-kader van jeugdigen per bron (enigszins) verschilt. Zo worden alleen jeugdigen die in het bevolkingsregister ingeschreven staan in de MZJ, Basisvoorziening Hand-having (BVH) en AuraH geregistreerd. In de Onderzoeks- en Beleidsdatabase Justitiële Documentatie (OBJD) worden ook jeugdigen meegenomen die niet ingeschreven staan in een gemeente (zoals jeugdigen die illegaal verblijven of toerist zijn), zolang op een andere wijze hun jeugdige leeftijd bepaald kan worden. Zoals uit tabel 1.2 duidelijk wordt beslaat niet iedere bron dezelfde jaartallen, waarbij recentere jaren (zoals 2020) vaker ontbreken. Wanneer een bron te vroeg wordt geraadpleegd over recentere jaren, heeft dat als gevolg dat de gepresen-teerde statistieken een sterke afwijking in aantallen zal betreffen vergeleken met wanneer de bron later zou worden raad gepleegd.2 Ook kan een vertekend beeld ontstaan wanneer afwijkingen in aantallen samenhangen met specifieke kenmerken (zoals type delict of sanctie, etc.). Omdat iedere bron een ander tijdspad heeft om tot adequate cijfers te komen, heeft dit als gevolg dat niet voor alle jaren het volledige spectrum aan bronnen beschikbaar is. In het algemeen kost het bronnen die het einde van de strafrechtketen betreffen meer tijd om een volledig beeld te krijgen, dan bronnen die het begin van de strafrechtketen betreffen (bijvoorbeeld, de OBJD versus BVH). Deels heeft dit te maken met de toenemende hoeveelheid materie die geregistreerd dient te worden. Om toch een zo breed mogelijk beeld te krijgen van jeugdcriminaliteit op basis van wel beschikbare en adequate gegevens, wordt per bron en statistiek het meest recente jaar dat adequaat gebruikt kan worden gehanteerd als eindpunt. Dit leidt dan wel tot een discrepantie in de geobserveerde jaartallen naar bron.

2 Ter illustratie: in de MJC2017 (Van der Laan & Beerthuizen, 2018) betreft in 2016 – het toen laatst geobser-veerde jaar – het aantal minderjarige strafrechtelijke daders 7.830, terwijl het in de huidige monitor gaat om 8.030 in datzelfde jaar. Bij jongvolwassenen gaat het om, respectievelijk, 21.390 en 20.500. Bij minderjarigen vindt een onderschatting van 3% plaats en bij jongvolwassenen juist een overschatting van 4%. Bij de MJC2017 zaten ten minste zes maanden tussen einde observatie en extractie uit de bron. Een (nog) kortere period zou tot

Tabel 1.2 Gebruikte bronnen in MJC2020

Bron Indicator Periode Hoofdstukken

MZJ Zelfgerapporteerd daderschap 2005, 2010, 2015 en 2020 2 BVH Registraties, incidenten, verdachten 2010 tot 2021 3, 5, 6, 7

AuraH HALT-jeugdigen 2005 tot 2020 4

OBJD Strafrechtelijke daders en sancties 2000 tot 2020 4, 5 UNODC Verdachten en veroordeelden 2008 tot 2019 6 Vonnissen Kwalitatieve informatie strafzaken

cybercriminaliteit

2010, 2015 en 2019 8

Noot. Het Stelsel van Sociaal-statische Bestanden (SSB) en Rapsody Centraal Min (RAC-min) worden ook als bronnen

gebruikt, maar voornamelijk voor verrijking van andere bronnen of voor selecteren van relevante registraties in andere bronnen.

1.5 Leeswijzer

De MJC2020 bestaat uit een reeks van afzonderlijk leesbare hoofdstukken, waarbij ieder hoofdstuk een specifiek thema of perspectief van jeugdcriminaliteit bespreekt. Waar relevant wordt wel naar andere hoofdstukken verwezen, maar in principe is het niet noodzakelijk de gehele MJC2020 te lezen om ieder individueel hoofdstuk te begrijpen.

De volgorde van hoofdstukken wordt in eerste instantie bepaald door de ‘trechter-werking’ van de strafrechtketen. Als eerste gaat het over jeugdcriminaliteit die zich buiten de strafrechtketen bevindt, waarna vervolgens de aandacht uitgaat naar jeugdcriminaliteit binnen het zicht van politie, om vervolgens te kijken naar jeugd-criminaliteit die wordt afgedaan door politie, OM of ZM met een gerechtelijke of buitengerechtelijke afdoening. Als laatste wordt ook gekeken naar hoe het jeugdige verdachten en daders afgaat na de strafrechtketen. Daarnaast zijn er een drietal specialistische hoofdstukken qua methodiek of thema die in de tweede helft van de monitor besproken worden.

De volgorde van hoofdstukken en hun thema’s is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt zelfgerapporteerd daderschap besproken, gevolgd door jeugdige verdachten in hoofdstuk 3 en strafrechtelijke daders en hun sancties in hoofdstuk 4. Vervolgens komen in hoofdstuk 5 resocialisatiekenmerken en recidive van jeugdige verdachten en daders aan bod. De drie specialistische hoofdstukken kijken naar ontwikkelingen van concentraties in jeugdcriminaliteit op lokaal niveau en naar internationale ont-wikkelingen. In hoofdstukken 7 en 8 is de aandacht in het bijzonder voor cyber-criminaliteit, waar de jeugdige verdachten in politieregistraties aan bod komen in hoofdstuk 7 en wordt er in hoofdstuk 8 gekeken naar vonnissen van strafzaken tegen jeugdige cybercriminelen.

Het jaar 2020 komt, zoals eerdergenoemd, niet in ieder hoofdstuk naar voren. Door de recentheid van 2020 is niet in iedere bron dergelijke informatie al beschikbaar. Jeugdcriminaliteit in (delen van) 2020 wordt besproken in hoofdstuk 2 (zelfgerap-porteerd daderschap), hoofdstuk 3 (verdachten) en hoofdstuk 7 (jeugdige verdach-ten cybercriminaliteit in politieregistraties).

Literatuur

Laan, A.M. van der, Beerthuizen, M.G.C.J. (2018). Monitor Jeugdcriminaliteit 2017: Ontwikkelingen in de geregistreerde jeugdcriminaliteit in de jaren 2000 tot 2017. Den Haag: WODC/CBS. Cahier 2018-1.

Tollenaar, N., Rokven, J., Macro, D., Beerthuizen, M.G.C.J., Laan, A.M. van der (2019). Predictieve textmining in politieregistraties: Cyber- en gedigitaliseerde criminaliteit. Den Haag: WODC. Cahier 2019-2.

2 Zelfgerapporteerd daderschap

In document Monitor Jeugdcriminaliteit 2020 (pagina 36-39)