• No results found

3 Bestaande kennis en hypothesen

3.1 Bestaande kennis

3.1.12 Reptielen en amfibieën

Voor deze groep is gesproken met Jeroen van Delft en Raymond Creemers (RAVON). Er werden 9 soorten onderzocht waarvan er 1 relatief zeldzaam is en waarvan er 6 relatief vaak achteruit gaan. De Boomkikker (Hyla arborea) en de Levendbarende hagedis (Zootoca vivipara) zijn relatief slecht

onderzocht. Boomkikker wordt verder niet besproken vanwege de beperkte binding met het nat zandlandschap. De zeldzaamheid in het verleden van de Poelkikker betreft een waarnemerseffect; tegenwoordig wordt de soort goed herkend. De soort wordt verder niet behandeld. De Heikikker (Rana arvalis) en Vinpootsalamander (Lissotriton helveticus) zijn momenteel niet bedreigd en worden verder niet behandeld.

Vergrassing

Vergrassing is voor veel reptielen geen probleem. De aanwezigheid van graspollen is zelfs essentieel voor dekking en regulatie van de

lichaamstemperatuur en vochthuishouding van reptielen. Het te rigoureus bestrijden van met name Pijpenstrootje (of Pitrus) vormt een probleem. Uit te voeren maatregelen moeten gefaseerd (hydrologie), kleinschalig (plaggen) en extensief (begrazing) worden uitgevoerd.

Variatie in het landschap

Voor alle soorten reptielen is een gevarieerd heidebeheer van belang. Een combinatie van plaggen (plekken langs de hele gradiënt), maaien, chopperen en verwijderen van opslag zijn voor de meeste soorten een goede beheermaatregel. Met name de kleinschaligheid is daarbij van belang. Daarbij hoeft ook voor reptielen niet te netjes te worden gewerkt. Her en der een grote pol met Pijpenstrootje, of Pitrus, of een omgevallen boom is juist positief. Pijpenstro is voor de reptielen dan ook geen negatief onderdeel van het heidelandschap, maar heeft juist op veel soorten een aantrekkingskracht en vervult een essentiële functie in hun overleving.

Voor de Knoflookpad (Pelobates fuscus) zijn gerichte maatregelen nodig, waarbij zowel de voortplantingsbiotoop (rijk begroeide poelen), als de

landbiotoop (zandige schrale graslanden) van belang zijn. De Kamsalamander (Triturus cristatus) heeft naast geschikte poelen ook behoefte aan een vochtig landbiotoop, bij voorkeur bos.

Herstel hydrologie

Soorten als Adder (Vipera berus), Gladde slang (Coronella austrica) en

Levendbarende hagedis zijn gevoelig voor de gevolgen van verdroging. Herstel van de hydrologie is daarom voor de soorten van groot belang, maar hierin schuilt ook direct een groot gevaar. Voor Adder vormt een te snelle vernatting, met name

in de winter, een probleem. Adders overwinteren in groepen en zijn daarbij erg gevoelig voor het plotseling opzetten van het peil. De Levendbarende hagedis doet het vanwege zij grote gevoeligheid voor verdroging goed tijdens vochtige zomers. Ook voor deze soort geldt dat geleidelijke vernatting van belang is voor de overleving. Bij voorkeur vindt vernatting plaats in het begin van het voorjaar.

Begrazing

Hoewel begrazing op zich een goede beheermaatregel kan zijn, pakt het in de praktijk voor met name Adder en Levendbarende hagedis meestal negatief uit. Beide soorten zijn bewezen erg gevoelig voor begrazing. Als er toch wordt begraasd is sturing van de begrazing essentieel, waarbij de gevoeligste delen kunnen worden ontzien. In kleine terreinen (<40 ha) waar zich reptielen bevinden, is begrazen af te raden.

Foto 2: De Levendbarende hagedis (zootoca vivipara) is erg gevoelig voor

verdroging, maar ook voor sterke vernatting. Geleidelijke vernatting is van belang voor de overleving van populaties (Foto: Jaap Bouwman).

Photo 2: The common lizard (zootoca vivipara) is sensitive to dessication as well as rewetting. Gradual rewetting is important for the survival of populations (Photo: Jaap Bouwman).

Bestrijding exoten

Exoten in poelen kunnen een negatieve invloed uitoefenen op amfibieën. Met name de aanwezigheid van Italiaanse kamsalamander (i.v.m. kruisen met de inheemse Kamsalamander) en de Zonnebaars zijn negatief voor amfibieën in het algemeen.

3.1.13 Vogels

Voor deze groep is gesproken met Henk Sierdsema (SOVON). Er zijn

13 soorten onderzocht, waarvan er 5 relatief zeldzaam zijn en waarvan er ook 5 relatief vaak achteruit gaan. Opmerkelijk genoeg zijn 11 soorten relatief slecht op trend onderzocht.

Situatie buitenland en klimaatverandering

Voor een aantal vogelsoorten is niet zozeer de situatie in Nederland sturend voor de achteruitgang van de soorten, maar is de situatie elders in de wereld van belang. Daarbij kan het zowel gaan om bedreigingen die in de

overwinteringsgebieden gelegen zijn (bijvoorbeeld Wielewaal (Oriolus oriolus)), als ook om het feit dat Nederland voor sommige soorten een “overloopgebied” vormt vanuit het kerngebied van de verspreiding. De aanwezigheid van Geoorde futen (Podiceps nigricollis) in Nederland hangt voor een belangrijk deel samen met de situatie op de Oost-Europese steppen. Ook klimaatverandering vormt voor enkele soorten een oorzaak voor de achteruitgang in Nederland (bijvoorbeeld Paapje (Saxicoloa rubetra)). Deze knelpunten zijn met beheer niet of nauwelijks op te lossen.

Herstel hydrologie en natuurontwikkeling

Watersnip (Gallinago gallinago) reageert positief of vernatting en

natuurontwikkeling in en om hoogveenrestanten. Hierdoor ontstaan met name langs de randen meer plas-dras situaties die geschikt zijn voor de soort. Vooralsnog reageert de Wintertaling (Anas crecca) nog nauwelijks op

dergelijke maatregelen. Mogelijk heeft deze te veel last van verzuring en de daarmee samenhangende kwaliteit en het voorkomen van voedsel. De Dodaars (Tachybaptus ruficollis) die in dezelfde biotoop voorkomt, doet het vrij goed. Deze kan profiteren van andere voedselbronnen en kan

bijvoorbeeld ook vis eten.

De Wielewaal komt vooral voor in vochtige bossen waar mogelijk als gevolg van verdroging het insectenaanbod afneemt. Hydrologisch herstel van dergelijke bossen is waarschijnlijk positief.

Kleinschalig beheer heidelandschap

Een kleinschalig en gevarieerd heidebeheer waarbij kleinschalig plaggen, begrazen, branden en akkeren met elkaar worden gecombineerd, is ideaal voor het Korhoen (Tetrao tetrix). Extensieve begrazing is voor de

Nachtzwaluw (Caprimulgus europeaus) een goede beheermaatregel in combinatie met het realiseren van kapvlaktes.