• No results found

Representativiteit casussen

In document Sterk TechniekOnderwijs (pagina 61-64)

Om te starten is het interessant om te kijken in hoeverre de casussen een goede afspiegeling zijn wat het aandeel derdejaarsleerlingen in een techniekprofiel betreft.

Eerder in het rapport hebben we laten zien dat STO-regio’s hierin flink van elkaar verschillen waarbij twee STO-regio’s geen leerlingen in een technisch profiel kennen, bij vijf regio’s het aandeel minder dan 10% is en 20 STO-regio’s een aandeel tussen de 10-20% kent. Aan de andere kant van het spectrum zijn er 24 STO-regio’s met minimaal 30% techniekleerlingen. Figuur 4.1 laat zien dat de 20 casussen eveneens een duidelijke spreiding laten zien. Eén casus regio kent geen techniek-leerlingen in het derde leerjaar en een tweede kent minder dan 10%. Daarna loopt het aandeel geleidelijk op tot 40%. De vier STO-regio’s met meer dan 40% aandeel techniekleerlingen zijn niet vertegenwoordigd in de casestudies.

FIGUUR 4.1 Aandeel derdejaarsleerlingen in techniek profiel, 20 casestudies, schooljaar 2019-2020

Bron: DUO (eigen bewerking ROA).

Op basis van de DUO-data zijn de STO-regio’s in hoofdstuk in vier clusters onderverdeeld wat de groei in het aantal derdejaarsleerlingen technische en niet-technische profielen betreft (basis- en kaderberoepsgerichte leerweg). Figuur 4.2 laat de verdeling, zowel landelijk als binnen de casus STO-regio’s tussen de vier clusters zien. De figuur laat zien dat de casussen iets ondervertegenwoordigd zijn in cluster C en iets oververtegenwoordigd zijn in cluster A en D:

– Cluster A: Groei in technische en niet-technische profielen. Landelijk valt 10% van STO-regio’s in dit cluster tegenover een op de zes van de casussen waarvoor data beschikbaar zijn.

55 | Conceptrapport Monitor en procesevaluatie STO 2021Rapport Monitor -en Evaluatieonderzoek Sterk Techniek Onderwijs 2021_voor opmaak.docx

Representativiteit casussen

Om te starten is het interessant om te kijken in hoeverre de casussen een goede afspiegeling zijn wat het aandeel derdejaarsleerlingen in een techniekprofiel betreft. Eerder in het rapport hebben we laten zien dat STO-regio’s hierin flink van elkaar verschillen waarbij twee STO-regio’s geen leerlingen in een technisch profiel kennen, bij vijf regio’s het aandeel minder dan 10% is en 20 STO-regio’s een aandeel tussen de 10-20% kent. Aan de andere kant van het spectrum zijn er 24 STO-regio’s met minimaal 30%

techniekleerlingen. Figuur 4.1 laat zien dat de 20 casussen eveneens een duidelijke spreiding laten zien.

Eén casus regio kent geen techniek-leerlingen in het derde leerjaar en een tweede kent minder dan 10%. Daarna loopt het aandeel geleidelijk op tot 40%. De vier STO-regio’s met meer dan 40% aandeel techniekleerlingen zijn niet vertegenwoordigd in de casestudies.

Figuur 4.1 Aandeel derdejaarsleerlingen in techniek profiel, 20 casestudies, schooljaar 2019-2020

Bron: DUO (eigen bewerking ROA).

Op basis van de DUO-data zijn de STO-regio’s in hoofdstuk in vier clusters onderverdeeld wat de groei in het aantal derdejaarsleerlingen technische en niet-technische profielen betreft (basis- en

kaderberoepsgerichte leerweg). Figuur 4.2 laat de verdeling, zowel landelijk als binnen de casus STO-regio’s tussen de vier clusters zien. De figuur laat zien dat de casussen iets ondervertegenwoordigd zijn in cluster C en iets oververtegenwoordigd zijn in cluster A en D:

§ Cluster A: Groei in technische en niet-technische profielen. Landelijk valt 10% van STO-regio’s in dit cluster tegenover een op de zes van de casussen waarvoor data beschikbaar zijn.

§ Cluster B: Daling in de technische en de niet-technische profielen. Landelijk is dit met 40% van de STO-regio’s het grootste cluster en bij de casussen is dit aandeel ongeveer hetzelfde.

§ Cluster C: Groei in de technische profielen en daling in de niet-technische profielen. Landelijk valt 31% van de regio’s in dit cluster en in de casussen is dit een vijfde deel.

§ Cluster D: Daling in de technische profielen en groei in de niet-technische profielen. Landelijk valt 19% van de regio’s in dit cluster tegenover een kwart van de casussen.

Figuur 4.2 Verdeling in een viertal clusters, schooljaar 2019-2020 0

62

– Cluster B: Daling in de technische en de niet-technische profielen. Landelijk is dit met 40% van de STO-regio’s het grootste cluster en bij de casussen is dit aandeel ongeveer hetzelfde.

– Cluster C: Groei in de technische profielen en daling in de niet-technische profielen.

Landelijk valt 31% van de regio’s in dit cluster en in de casussen is dit een vijfde deel.

– Cluster D: Daling in de technische profielen en groei in de niet-technische profielen.

Landelijk valt 19% van de regio’s in dit cluster tegenover een kwart van de casussen.

FIGUUR 4.2 Verdeling in een viertal clusters, schooljaar 2019-2020

Bron: DUO (eigen bewerking ROA).

Naast de groei of daling in het aantal derdejaarsleerlingen van de bb- en de kb-leerweg is het interessant om te kijken in hoeverre de casussen een goede afspiegeling van het landelijke beeld zijn wat het aanbod aan profielen en het aantal leerlingen in de profielen betreft. Tabel 4.1 vergelijkt daarvoor het landelijke cijfer met het cijfer voor de casussen wat a) het aandeel STO-regio’s betreft dat een profiel in minimaal 1 van de beroepsgerichte leerwegen aanbiedt en b) het gemiddeld aantal derdejaarsleerlingen dat het profiel in een van de drie beroepsgerichte leerwegen volgt.

TABEL 4.1 % STO-regio’s dat profiel aanbiedt, schooljaar 2019-2020.

  Landelijk Casussen

% aanbod Aantal leerlingen % aanbod Aantal leerlingen

BWI 89 49 90 64

MaT 6 55 5 25

MVI 43 44 45 56

M&T 70 28 70 37

PIE 96 64 90 87

Bron: DUO (eigen bewerking ROA).

Wat het aandeel STO-regio’s dat een bepaald profiel aanbiedt betreft, laat Tabel I.1 duidelijk zien dat de casussen een goede afspiegeling zijn van het landelijke beeld.

Zo biedt landelijk bijvoorbeeld 89% van de STO-regio’s het profiel BWI in minimaal

56 | Conceptrapport Monitor en procesevaluatie STO 2021Rapport Monitor -en Evaluatieonderzoek Sterk Techniek Onderwijs 2021_voor opmaak.docx

Bron: DUO (eigen bewerking ROA).

Naast de groei of daling in het aantal derdejaarsleerlingen van de bb- en de kb-leerweg is het interessant om te kijken in hoeverre de casussen een goede afspiegeling van het landelijke beeld zijn wat het aanbod aan profielen en het aantal leerlingen in de profielen betreft. Tabel 4.1 vergelijkt daarvoor het landelijke cijfer met het cijfer voor de casussen wat a) het aandeel STO-regio’s betreft dat een profiel in minimaal 1 van de beroepsgerichte leerwegen aanbiedt en b) het gemiddeld aantal derdejaarsleerlingen dat het profiel in een van de drie beroepsgerichte leerwegen volgt.

Tabel 4.1 % STO-regio’s dat profiel aanbiedt, schooljaar 2019-2020.

Landelijk

Bron: DUO (eigen bewerking ROA).

Wat het aandeel STO-regio’s dat een bepaald profiel aanbiedt betreft, laat Tabel I.1 duidelijk zien dat de casussen een goede afspiegeling zijn van het landelijke beeld. Zo biedt landelijk bijvoorbeeld 89%

van de STO-regio’s het profiel BWI in minimaal een van de drie beroepsgericht leerwegen aan en is dat in de casussen bij 90% van de ondervraagde STO-regio’s het geval. Vergelijken we echter het gemiddeld aantal derdejaarsleerlingen binnen een profiel, dan zien we dat de ondervraagde STO-regio’s in alle profielen gemiddeld tot de grotere regio’s behoren. Zo kent landelijk een STO-regio gemiddeld 64 leerlingen in het profiel PIE terwijl de casus STO-regio’s gemiddeld 87 leerlingen in dit profiel kennen.

De uitzondering is de casus-regio waarin het profiel MaT aangeboden wordt. Met 25 leerlingen in de beroepsgerichte leerwegen is deze regio landelijk gezien een kleine regio wat dit profiel betreft.

Conclusies

Samenvattend is te stellen dat wat geografische spreiding, het aandeel techniekleerlingen in het derde leerjaar, de groei dan wel daling in het aantal derdejaarsleerlingen in de bb- en kb-leerweg betreft en wat de aangeboden profielen betreft de casus STO-regio’s een vrij goede weergave van het landelijke

0%

Cluster A Cluster B Cluster C Cluster D

63

een van de drie beroepsgericht leerwegen aan en is dat in de casussen bij 90% van de ondervraagde STO-regio’s het geval. Vergelijken we echter het gemiddeld aantal derdejaarsleerlingen binnen een profiel, dan zien we dat de ondervraagde STO-regio’s in alle profielen gemiddeld tot de grotere regio’s behoren. Zo kent landelijk een STO-regio gemiddeld 64 leerlingen in het profiel PIE terwijl de casus STO-STO-regio’s gemiddeld 87 leerlingen in dit profiel kennen. De uitzondering is de casus-regio waarin het profiel MaT aangeboden wordt. Met 25 leerlingen in de beroepsgerichte leerwegen is deze regio landelijk gezien een kleine regio wat dit profiel betreft.

Conclusies

Samenvattend is te stellen dat wat geografische spreiding, het aandeel techniekleerlingen in het derde leerjaar, de groei dan wel daling in het aantal derdejaarsleerlingen in de bb- en kb-leerweg betreft en wat de aangeboden profielen betreft de casus STO-regio’s een vrij goede weergave van het landelijke beeld bieden. Wel dient er rekening mee gehouden worden dat de casussen gemiddeld relatief grotere regio’s betreffen.

Daarnaast is het belangrijk om op te merken dat de representativiteit van de casussen op een aantal relevante aspecten niet op basis van DUO-data vastgesteld kan worden.

Dit betreft bijvoorbeeld het interne proces dat regio’s doorlopen in het kader van STO of de keuzes die regio’s maken bij een aanbod van een bepaald profiel. Met andere woorden, de casus-regio’s zijn dan wel representatief wat de DUO-data betreft, een simpele generalisering van de bevindingen in de casussen zou zeker te kort door de bocht zijn. Voor een representatief beeld hebben we dan ook een landelijke enquête afgenomen onder programmaleiders en schoolleiders.

64

5 STO uit de startblokken: eigenaarschap en ervaren urgentie

In hoofdstuk 5 tot en met 7 doen we verslag van de eerste fase van STO en gaan we in op de gegevens uit vragenlijsten onder programmaleiders, schoolleiders en de twintig casestudies. We starten in hoofdstuk 5 met ervaren eigenaarschap, ambities en urgentie.

Vervolgens gaan we in hoofdstuk 6 in op concrete interventies en samenwerking. Tot slot lichten we in hoofdstuk 7 de belemmerende en bevorderende factoren toe die mogelijk nu en de toekomst een rol spelen in STO.

5.1 Eigenaarschap STO in regio’s

Hoe leeft STO in de regio’s? De helft van de programmaleiders geeft aan dat STO leeft in hun regio; 7% van hen vindt dat STO (zeer) sterk leeft. Bijna de helft programmaleiders nemen een neutrale positie in. Volgens zeven programmaleiders (12%) leeft STO in hun regio niet.

Leeft STO (ook) bij de vmbo-scholen zonder techniekprofielen? In 43% van de regio’s geven de programmaleiders aan dat STO (ook) leeft bij de vmbo-scholen zonder techniekprofielen. Ruim een kwart (27%) neemt een neutrale positie in en 15% geeft aan dat STO niet leeft bij de vmbo-scholen zonder techniekprofielen.

Eigenaarschap op operationeel niveau blijft met name nog

In document Sterk TechniekOnderwijs (pagina 61-64)