• No results found

In 2013 publiceerde auteur Abdelkader Benali de roman Bad Boy. Benali werd geboren in Marokko, maar kwam op vierjarige leeftijd naar Nederland. Hij schreef onder meer artikelen en recensies voor Algemeen Dagblad, de Groene Amsterdammer, De Volkskrant en Vrij

Nederland. Voor zijn romandebuut Bruiloft aan zee (1996) werd hij in 1997 genomineerd

voor de Libris Literatuur Prijs.

De roman is geïnspireerd op het leven van Badr Hari. De titel van het boek is ontleend aan een van de bijnamen die Hari in de kickbokswereld draagt: Bad Boy. De roman gaat over ‘de transformatie van een schuchtere jongeman uit een volkswijk tot een van de meest gevreesde en geroemde boksers aller tijden, die uiteindelijk ten val komt’, zo staat in de catalogus van uitgeverij De Arbeiderspers te lezen. Daarmee speelt de roman in op de in de media breed uitgemeten affaire rondom Badr Hari. In een recensie uit De Volkskrant is te lezen dat het werk ‘de multiculturele samenleving en de dubbele culturele identiteit van de migrant’ aan de orde stelt.’ Bad Boy zou een roman zijn over ‘dubbele culturele identiteit’ en ‘culturele onthechting’. lxviii

De hoofdpersonage uit Bad Boy is Amir Salim, een zeer succesvolle Marokkaans- Nederlandse kickbokser. Amir is zoon van twee Marokkaanse ouders en opgegroeid in Amsterdam-Oost, waar hij en zijn vriend Mo op de basisschool regelmatig worden gepest door autochtone kinderen. Dat voor zijn moeder reden de jonge Amir op kickboksen te doen. In de roman wisselen twee verhaallijnen elkaar ieder hoofdstuk af. In het heden bevindt Amir zich in Marokko, waar hij als reisleider naartoe wordt gestuurd door zijn Marokkaanse manager Fernandez, om op zoek te gaan naar diens dochter Gina. Dat komt Amir goed uit. Een aantal dagen voordat hij zijn reis naar Marokko zal beginnen, mishandelde hij in de Amsterdam ArenA tijdens een groot dancefeest een bekende ondernemer. Hij moet zich van zijn manager dan ook een tijdje schuilhouden voor de Nederlandse media. De hoofdstukken die zich afspelen in Marokko worden afgewisseld met terugblikken naar het verleden. Die beschrijven onder andere hoe Amir als stille jongen uitgroeide tot de meest ‘gevreesde en geroemde kickbokser aller tijden’. Over Amirs jeugd is te lezen: “Op de kleuterschool bleek Amir geen prater. In volstrekte zwijgzaamheid deed hij zijn oefeningen en spelletjes, alsof

woorden de orde alleen maar konden verstoren.”lxix Die stilte wordt doorbroken op het

moment dat hij wordt voorgelezen door zijn kleuterjuf uit het prentenboek Rupsje

Rupsje Nooitgenoeg.”lxx Amir hier vergeleken met Rupsje Nooitgenoeg. In Rupsje

Nooitgenoeg ontpopt de hoofdpersonage, Rupsje Nooitgenoeg, zich gedurende het verhaal

van een rups met een niet te stillen honger tot een prachtige vlinder. Dit verhaal lijkt paralellen te hebben met de manier waarop de personage Amir zich in de roman ontwikkelt. Ook Amir heeft last van een niet te stillen honger. Die honger heeft in het geval van Amir betrekking tot honger naar meer geld, vrouwen en succes.

Amir maakt in de roman drie fases mee waarin hij zicht ontwikkelt. Gedurende het verhaal wordt Amir drie keer ‘geboren’: “Amir Salim werd drie keer geboren. De eerste keer als vierde zoon van Fatima en Mohammed Salim. De tweede keer als vechter op het canvas in een boksring. En aan het begin van de zomer kreeg hij als reisleider in Marokko zijn derde

gedaante.”lxxi Aan het eind van de roman, wanneer Amir zich in Marokko bevindt, lijkt hij

zicht te ontpoppen tot de persoon die hij in de kern misschien altijd al is geweest.

In Bad Boy wordt een haast standaardwereld van het boksen gerepresenteerd. Zo wordt onder andere met de volgende zin verklaard waarom Amir zo van de vechtsport houdt: “Als je vocht, dan keken de jongens met ontzag naar je en hadden de mannen respect voor je. En de meiden kregen zin in je. Alles draaide om een strak lichaam, om de sterke armen en die buik

waarover een bonkig keienspoor van spieren liep.”lxxii Er wordt veelvuldig gerefereerd naar

de masculiene wereld van de vechtsport. Nadat Amirs eerste sparsessie zich heeft onttrokken: Onder zijn [Amir, MB] kleding kolkte de warmte van het gevecht nog, hij werd erin gekookt, in deze mannelijke bouillon van hitte en hitsigheid. Oerschreeuw na oerschreeuw hoorde hij achter zich. Daarboven brandde het licht fel, alsof er een brand woedde. Achter die brede ramen vochten de topatleten, waar hij zelf een paar minuten daarvoor nog tussen had gestaan. Opnieuw voelde hij het verlangen om terug te gaan en zijn plaats op te eisen. Hij keek op zijn Casio-horloge. Het was tien over zes. Het tijdstip van zijn geboorte.lxxiii

‘Mannelijke bouillon van hitte en hitsigheid’ heeft betrekking op het lichaam van Hari. Door ‘oerschreeuw’ te gebruiken, worden de vechters gerepresenteerd als primitief of instinctief. ‘Oermensen’ heeft een connotatie met mensapen of onderontwikkeld zijn. Dat instinctieve karakter komt ook in Amirs jeugd al naar boven. Wanneer zijn beste vriend van de basisschool, Mo, wordt aangevallen door een groep autochtone klasgenootjes, aarzelt Amir niet in te grijpen: “Amirs reflex was om zijn nieuwe vriend te helpen; een andere gedachte kwam niet in hem op. Zo snel ging het dat er geen tijd was voor de intelligente

terughoudendheid die het kenmerk is van alle lafheid.”lxxiv

lxxvi

lxxvii

Ook hier wordt Amir als instinctief neergezet. Hij is niet laf, hij bezit geen intelligente terughoudendheid, maar handelt in een reflex. Ook wanneer wordt ingegaan op het geweldsincident dat zich heeft voorgedaan in de Amsterdam ArenA, wordt dit handelen verklaard vanuit een bepaald instinctief gedrag: “Moet ik gestraft worden omdat ik het wurgende gevecht om mijn instinct in bedwang te houden heb verloren?”. Amir’s lichaam wordt als volgt omschreven: “’s Avonds lag hij met wijd open ogen in bed, starend naar een denkbeeldige sterrenhemel terwijl zijn oorschelp naar het lichaam fluisterde dat het te sterk was, krachtig, een

vriend.”lxxv Hier wordt Amirs ‘krachtige en sterke’ lichaam, ‘een vriend’ genoemd. Zoals uit

het theoretisch kader is gebleken, zouden ‘echte’ mannen volgens Paradis (2012) moed, een duidelijke innerlijke koers, vormen van agressie, autonomie en meesterschap bezitten, net als

dat zij aanzienlijke hoeveelheden toughness in lichaam en geest zouden bezitten. Die

ideeën passen binnen de manier waarop Amir wordt gerepresenteerd. Zo worden mannelijkheid en vrouwelijkheid als twee opposities gerepresenteerd. Het verschil tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid wordt op deze manier versterkt door een set van

symbolische tegenstellingen als man/vrouw, binnen/buiten, sterk/zwak, actief/passief.

Verder wordt er een verklaring gegeven voor het feit dat Amirs vriendin Chanel zich zo op haar gemak voelt bij jongens en mannen. Zo stelt Chanel dat vanaf het moment dat ze borsten kreeg, en ‘haar secundaire geslachtskenmerken’ doorkwamen, die borsten haar aandacht en humeur opeisten: “ze kwamen als een baksteen door een prachtig glazen huis, het huis waar ik tot dan toe als een prinsesje heerlijk in had geleefd. En ze eisten van me dat ik me ging gedragen naar hun voorschriften. Borsten maken van vrouwen dingen. Ineens ben je in staat om jezelf waar te nemen als een object en het is daar waar je ook je ontwikkeling tot vrouw begint, omdat je je lichaam anders kunt zien, als iets dat niet gewoon gegeven is

maar een lustoord, een veilinghal, een kermis. Verleidelijke, aantrekkelijke,

begerenswaardige dingen – maar dingen.”lxxviii

lxxix

Bad Boy zich niet los van stereotype beelden wat betreft vrouwen/mannen en vrouwelijkheid/mannelijkheid, zoals dat mannen stoer zijn en vrouwen sensitief: “Dat was ook de reden waarom ze [Chanel, MB] zich zo op haar gemak voelde in de masculiene wereld van Amir. De gespierde torso’s, het vulgaire, puberale taalgebruik, de onversneden grappen. Het kon haar niet stoer genoeg zijn, om een muur op te werpen tegen dat hypervrouwelijke, sensitieve en kortstondige waarin zij zich bewoog.” De herhaling van die sekse-gebonden verdelingen vestigt volgens Meijer (1996: 13) stereotypen. Wanneer Amir later bij zichzelf te rade gaat waarom hij zo verliefd op Chanel is, lezen we: “Het was alsof hij naar een vrouwelijk hologram van zichzelf keek, dat alles

belichaamde waarin hij tekortschoot.”lxxx Hier zie je de tegenstelling man/vrouw tegen elkaar afgezet. Chantal bezit alle eigenschappen de Ami niet bezit. Chantal past niet in de masculiene wereld van Amir, waar gespierde torso’s te vinden zijn en vulgair, puberaal taalgebruik plaatsvindt. Die wereld staat tegenover de hypervrouwelijke en sensitieve wereld waarin Chanel zich beweegt. De binaire opposities die volgens feministische kritiek moeten worden gedeconstrueerd, zijn in Bad Boy aanwezig.

De problematiek omtrent de dubbele culturele identiteit lijkt een terugkerend thema te zijn. In Nederland heeft Amir het gevoel niet te worden geaccepteerd (“De wereld moest veroverd

worden. Je was burger op papier, vechter in werkelijkheid”lxxxi), maar in Marokko komt hij

tot zijn recht als reisleider (Sommigen sloegen hun blik naar hem op, waarschijnlijk om zich

ervan te vergewissen dat hun goede herder er nog waslxxxii

lxxxiii

lxxxiv

lxxxv

). Hier wordt een tegenstelling gemaakt van hoe Amir zich in Nederland voelt en hoe hij zich in Marokko, zijn thuisland, voelt. In Nederland mag hij dan wel een burger op papier zijn, maar in werkelijkheid is hij een ‘vechter’. Dat vechten heeft betrekking op de manier waarop hij zich in Nederland voelt; hij wordt steeds weer alert gemaakt op zijn etniciteit en het feit dat hij geen Nederlandse identiteit bezig. Opvallend is dat Amir van dat vechten ook daadwerkelijk zijn beroep heeft gemaakt. Dat vechten is dan ook waar Amir vooral zijn identiteit aan ontleent: “En hij [Amir] besefte terdege dat als hij zijn talent niet had gehad, al deze mensen hem straal voorgelopen zouden zijn. Met zijn reactievermogen en wil om te slagen stond of viel met andere woorden

alles.” Amir voelt zich dan wel niet honderd procent Nederlands, ook zijn Marokkaanse

identiteit lijkt problematisch. Zo stelt Amirs oudste broer: “Wie zijn verleden niet kent, kan

zijn toekomst vergeten.” Maar, zijn familie was een ‘herinneringsvernietigingsmachine’:

“Ze hadden het talent om alles wat verband hield met het verleden kwijt te raken.” De

herinneringen die zijn ouders aan Marokko hebben, zijn verzonnen herinneringen, fictie als het ware en stroken niet met de werkelijkheid. De ‘intercontinentale verbinding’ die Amir tot zijn beschikking heeft, wordt alleen gevormd door de conversaties van zijn ouders.

Zo schaars waren de herinneringen, dat er om de paar die er waren letterlijk door de broers gevochten werd. Iedereen claimde een stuk van dat verleden te bezitten en waar nodig, om indruk te maken, werd het aangedikt totdat het genoeg substantie had om door te gaan voor de officiële familiegeschiedenis. Zo sterk werd dat verzonnen verleden, dat toen hun moeder geheel tot hun verrassing op de proppen kwam met wat oude foto’s uit het dorp, ze na getoetst te zijn aan de beelden die zij ervan hadden –

alles gebrouwen op verbeelding – opzij werden geschoven als irrelevant. ‘Zoals wij het dorp kennen staan er minder huizen, meer vijgenbomen en is het heuvelachtig. Die foto’s kloppen niet.’lxxxvi

Amir stelt dan de vraag: ‘waar komen wij dan wel vandaan?’ Deze passage is illustrerend voor de identiteitsvorming en de representatie van etniciteit in Bad Boy. Want, zo stelt

Benali: “Wat je je herinnerde, daar kwam je vandaan”.lxxxvii Amir herinnert zich niets van

Marokko; de herinneringen die hij bezit zijn van zijn ouders en fictief. In Marokko leert Amir het land van zijn ouders pas echt kennen.

Dus dit was het landschap dat zijn vader had ingewisseld voor dat andere landschap, waar de horizon werd afgedekt door gebouwen, winkels, scholen, maartse buiten en ambities, waar de zon echt zijn best moest doen om zijn weg te vinden naar je gezicht. Van het alles naar niets gegaan; dat moet wel iets met je doen. Zijn vader had zijn kinderen altijd voorgehouden dat ze in Nederland te gast waren.lxxxviii

In het eerder aangehaalde onderzoek van Morrison concludeert zij dat het boek Saphira een demonstratie is van de enorme druk die de geracialiseerde samenleving uitoefent. Zij leest betekenissen die aan de bewuste intenties van de auteur ontsnappen. Dit lijkt ook het geval in de roman van Benali. Amir gelooft bijvoorbeeld ‘maar tot op zekere hoogte in de goede bedoelingen van mensen’ en zijn manager Fernandes drukt Amir op het hart: “Wij bruinen

moeten de wereld een beetje bijkleuren.”lxxxix Waarna Fernandes de mannen opnoemt aan wie

Amir zich kan spiegelen: “Nelson Mandela, Miles Davis, Muhammad Ali en Obama: ‘Wat

hebben die een hoop ellende moeten overwinnen”.xc De zwarte man – of: ‘de bruinen’ –

worden hier neergezet als verongelijkt, zij die altijd hebben moeten knokken. Tegen het einde van de reis is Amir beter gaan begrijpen waarom hij ‘zo graag de vlag van Marokko droeg: iedereen was hier vroeg of laat de underdog. Die eeuwige pech, die alle pogen genadeloos de

grond in boorde.”xci Ook hier komt weer het verongelijkte dat ‘Marokkanen’ zouden voelen

naar voren: ‘eeuwige pech’.

Verder lijkt ook Benali in te spelen op het feit dat Hari meerdere persoonlijkheden lijkt te hebben. Zo wordt gerefereerd aan Amir als acteur en iemand met een masker op. Tijdens zijn reis door Marokko maakt Amir op een gegeven moment een foto van zichzelf: “Met zijn stoppels en in boernoes begint hij steeds meer samen te vallen met het Marokkaanse landschap. Acteur in een decor dat hij niet zelf gekozen had”xcii En wanneer Amir bij

zichzelf te rade gaat over de loop die zijn leven heeft genomen denkt hij: “Je hele leven dein je heen en weer tussen je gemankeerde rechtvaardigheidsgevoel en je drang naar

zelfverwezenlijking. Wat heeft het van je gemaakt: een egoïst met een maskertje op.”xciii De representatie van Amir is, net als in de biografieën De kickbokser en Badr Hari: de harde

werkelijkheid achter Badr Hari, niet eenduidig. De identiteit wordt geconstrueerd door de

kruispunten van gender en etniciteit.

6. Conclusie

In dit onderzoek heb aangetoond dat het denken vanuit meerdere assen van maatschappelijke en symbolische betekenisgeving ons in staat stelt meer te zien en te begrijpen dan wanneer wij slechts naar één van deze assen kijken. Dit is tegelijkertijd het vernieuwende aan dit onderzoek: ik heb gekeken naar de onderlinge samenhang met betrekking tot de representatie van identiteit, in plaats gender en etniciteit te zien als losse analytische categorieën zoals de meeste feministische tekstkritiek doet. Zoals gesteld structureren de categorieën gender en etniciteit de werkelijkheid zoals die aan ons gepresenteerd wordt op diepgaande manieren. Taal en vertogen spelen een cruciale rol bij de vorming van subjectiviteit en de constitutie van de werkelijkheid. Taal is daarmee geen transparant en neutraal medium voor het spreken over de werkelijkheid is: ze creëert veeleer de werkelijkheid volgens haar eigen regels opnieuw. Representatie is daarmee werkelijkheidsvormend.

Het doel van dit onderzoek was de samenhang van etniciteit en gender te analyseren in literatuur over kickboksen, een sociaal universum waarbij de traditionele verschillen tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid nog steeds lijken te bestaan. Vechtsporten of zogenaamde gewelddadige sporten, zeker het kickboksen waar sporters een hoog risico lopen op blessures en verwondingen, zouden de notie van masculiniteit en fysieke dominantie versterken en naturaliseren. Zo zouden pijn en blessures worden gezien als symbool voor kracht in de sociale arena en mannelijkheid bevestigen. De vraag die in dit onderzoek werd gesteld was hoe de verschillende opposities van mannelijke en vrouwelijke eigenschappen en etniciteit worden gerepresenteerd in de biografieën en de roman over kickboksers en wat de ambiguïteiten van die categorieën zijn. Daar is geen eenduidig antwoord op te geven aan de hand van de analyses. Uit de analyse is gebleken dat, hoewel het lastig uit het genderdiscours te ontsnappen, de representatie van identiteit niet eenduidig is, maar ambivalent. Etniciteit speelt in identiteitsvorming en de representatie daarvan en grote rol. De intersectionele theorie bleek een zeer behulpzame theorie om te kijken naar de manier waarop Badr Hari en

Ernesto Hoost worden gerepresenteerd. Zo bleek uit de analyse van Bad Boy dat op het moment dat iemand zijn etnische achtergrond niet kent, identiteit ook niet kan worden geconstrueerd. Veeleer kwam naar voren dat de constructies wat betreft mannelijkheid, vrouwelijkheid en etniciteit sociaal geconstrueerd worden. De manier waarop wij praten, lezen of denken, structureert de werkelijkheid. Een aanbeveling voor vervolgonderzoek is het analyseren van meerdere maatschappelijke assen, zoals sociale klasse, leeftijd en seksualiteit, die ook in grote mate invloed hebben op de representatie van het leven van kickboksers.

7. Bibliografie

Primaire literatuur

Benali, A. (2013) Bad Boy Uitgeverij De Arbeiderspers, Utrecht. Kalter, J. (2011) De Kickbokser Uitgeverij Prometheus, Amsterdam.

Kalter, J. (2013) Badr Hari, de harde werkelijkheid achter Badr Hari Uitgeverij Prometheus, Amsterdam.

Secundaire literatuur

Alphen, van E. (1992) Vorm als vent. Bodybuilding, Francis Bacon en de zonen van Noach In: Tijdschrift voor Vrouwenstudies 49, jrg. 13 nr. 1:56-70

Ashcroft, B., Griffitsh, G. and Tiffin, H (1998) Post-Colonial Studies, The Key Concepts Routledge, London and New York.

Algemeen letterkundig lexicon (2012) dbnl / G.J. van Bork, D. Delabastita, H. van Gorp, P.J. Verkruijsse en G.J. Vis.

Anthias, F. en Yuval Davis, N. (1992) Racialized Boundaries. Race, Nation, gender, Colour,

Class and the Anti-Racist Struggle, London en New York: Routledge.

Bosma, U. (2012) Post-colonial Immigrants and Identity Formations in the Netherlands Amsterdam University Press, Amsterdam.

Boven, E. van, en Dorleijn, G. (2003) Literair mechaniek Uitgeverij Coutinho, Bussum. Bourdieu, P. (2001) Masculine domination. Stanford, CA: Stanford University Press. Butler, J. (1990) Gender Trouble, New York: Routledge.

Carbin, M. and Edenheim, S. (2013) The intersectional turn in feminist theory: A dream of a common language? In: European Journal of Women's Studies August 1, 2013 20: 233-248. Carrigan, T. , R. W. Connell, and J. Lee. (1985) Toward a new sociology of masculinity.

Theory and Society 14:551-604.

Connel, R.W. and Messerschmidt, J.W. (2005) Hegemonic Masculinity: Rethinking the Concept, In: Gender & Society 19: 829.

Connel, R. W. (1990) An Iron man: The body and some contradictions of hegemonic

masculinity. In M. Messner & D. Sabo (Eds), Sport, men and the gender order: Critical

feminist perspectives. Champaign, IL: Human Kinetics.

Cranny Francis, A. et al (2003) Gender studies. Terms and debates, Palgrave Macmillan London.

Hermans, M. (2002) Intersectionaliteit: Een uitnodiging tot inclusief denken over gender,

etniciteit, discriminatie en beeldvorming.

Hargreaves, J. (1997) Women’s Boxing and Related Activities: Introducing Images and Meanings, Body and Society 3: 33-49.

LaffertY. and J. McKay (2004) “Suffragetes in Satin Shorts”? Gender and competitive boxing, In: Qualitative Sociology 27: 249-76.

McCall, L. (2005) The Complexity of Intersectionality, In: Signs, Vol. 30, No. 3, pp. 1771- 1800.

Meijer, M. (2005) In tekst gevat. Inleiding tot een kritiek van representatie Amsterdam University Press, Amsterdam.

Oates, J.C. (1987) On Boxing. Garden City, NY: Dolphin/Doubleday.

Paradis, E. (2012) Boxers, Briefs or Bras? Bodies, Gender and Change in the Boxing Gym, In: Body and Society 18.

Reeser, T.W. (2010) Masculinities in Theory. An introduction. Wiley-Blackwell, Oxford.