• No results found

Relaties tussen de energiegevers, -rovers en uitkomstmaten

3.1 Correlaties

Tabel 3 Onderlinge correlaties tussen energiegevers, -rovers en uitkomstmaten in de voormeting

Energiegevers Energierovers Uitkomstmaten

Steun van het team

(visie) Leermogelijkheden Afwisseling Autonomie Rolduidelijkheid Sociale

steun

collega's Feedback

Tevredenheid over

leiderschap Tijdsdruk

Emotionel e belasting

Werk-privé

balans Jobonzekerheid

Lichamelijke

Plezier in het werk

0,54*** 0,64*** 0,50*** 0,27** 0,42*** 0,56*** 0,55*** 0,49*** ns ns -0,43*** ns ns ns 0,44*** 1,00

Vermoeidheid -0,20* -0,36*** -0,37*** -0,30** ns -0,29** -0,33** -0,35** 0,30** ns 0,57*** 0,21* ns ns ns -0,45***

ns= niet significant; *p<0,05; **p<,01; ***p<0,001

24

Tabel 3 toont de correlaties of samenhangen tussen de verschillende constructen in de voormeting.

Wanneer de correlaties niet significant zijn, worden deze aangeduid met ‘ns’. Significante samenhangen krijgen één of meerdere sterretjes afhankelijk van het desbetreffende significantieniveau. Hoe meer sterretjes, hoe groter de kans dat het verband wel degelijk bestaat.

Een correlatie is steeds gelegen tussen -1 en 1. Hoe dichter de correlatie ligt bij 1 (in het geval van positieve correlaties) of bij -1 (in het geval van negatieve correlaties), hoe sterker het verband. Een correlatie met de waarde ‘1’ geeft aan dat er een perfecte samenhang bestaat tussen twee constructen.

Vandaar dat in Tabel 4 steeds een ‘1’ staat bij de correlaties tussen twee dezelfde constructen.

Een correlatie met een negatieve waarde verwijst eveneens naar een samenhang, maar dan in negatieve zin. Dit betekent dat een hogere score op één variabele, gepaard gaat met een lagere score op een andere variabele. Uit de bovenstaande tabel kan u bijvoorbeeld afleiden dat -over het algemeen- de energiegevers negatief samenhangen met de energierovers.

Een opvallende uitzondering hierop is de positieve correlatie van 0.33*** tussen emotionele belasting en afwisseling, die aangeeft dat -in de voormeting- meer afwisseling in het takenpakket gepaard gaat met een grotere emotionele belasting. Dit zou bijvoorbeeld verklaard kunnen worden doordat complexere dossiers meer afwisseling in het werk bieden maar ook vaak gepaard gaan met een grotere emotionele belasting.

De correlatie tussen ‘plezier in het werk’ en ‘vermoeidheid’ bedraagt -0,45***. Dit wil zeggen dat een groter plezier in het werk gepaard gaat met minder vermoeidheid. Hoe dichter de negatieve waarde -1 benadert, hoe sterker de negatieve samenhang. Zo bedraagt de correlatie tussen ‘steun van het team (visie)’ en ‘vermoeidheid’ -0,20*; deze negatieve samenhang is dus minder sterk dan deze tussen

‘plezier in het werk’ en ‘vermoeidheid’ (-0,45***).

Tabel 4 geeft een overzicht van de correlaties tussen de constructen in de nameting. De energiegevers vertonen steeds (1) een negatieve samenhang met de energierovers en vermoeidheid en (2) een positieve samenhang met zelfeffectiviteit en plezier in het werk. Er zijn in deze nameting geen merkwaardige correlaties vastgesteld.

Tabel 5 biedt een overzicht van de correlaties tussen de constructen in de voormeting met deze in de nameting. Behalve de positieve samenhang tussen afwisseling (voormeting) en emotionele belasting (nameting) (0.35*) stellen we geen eigenaardige correlaties vast.

Resultaten

Tabel 4 Onderlinge correlaties tussen energiegevers, -rovers en uitkomstmaten in de nameting

Energiegevers Energierovers Uitkomstmaten

Steun

Afwisse-ling Autonomie

leiderschap Tijdsdruk

Emotionele

Plezier in het werk

0,35** 0,65*** 0,55*** ns 0,54*** 0,24* 0,38** 0,54*** -0,25* ns -0,25* -0,30* ns ns 0,44*** 1

Vermoeidheid ns -0,39** -0,29* -0,37** -0,35** -0,25* ns ns 0,53*** ns 0,59*** 0,26* ns ns ns -0,42***

ns= niet significant; *p<0,05; **p<,01; ***p<0,001

26

Tabel 5 Correlaties tussen de energiegevers, -rovers en uitkomstmaten bij de voor- en nameting

Energiegevers nameting Energierovers nameting Uitkomstmaten nameting

Steun

Afwisse-ling Autonomie

leiderschap Tijdsdruk

Emotionele

Uitkomst- maten voormeting

Zelfeffectiviteit 0,55*** ns ns ns 0,29* ns 0,31* 0,43** ns ns ns ns ns ns 0,65*** ns ns

Plezier in het werk

ns 0,48*** 0,30* ns 0,48*** 0,33** 0,51*** 0,45** ns ns ns ns ns ns ns 0,57*** ns

Vermoeidheid ns -0,35* -0,28* -0,39** -0,28* ns ns ns 0,45** ns 0,59*** ns ns ns ns ns 0,74***

ns= niet significant; *p<0,05; **p<,01; ***p<0,001

Resultaten

3.2 ANOVA’s

Wanneer variabelen bestaan uit aparte categorieën (in plaats van een schaal), dienen de samenhangen van deze variabelen met de uitkomstmaten berekend te worden met een ANOVA (Analysis of Variance).

Vandaar gingen we na voor de variabelen die kwalitatieve jobonzekerheid (ja/nee vraag) en sector (4 sectoren) meten, of zij samenhangen met de uitkomstmaten.

We vonden geen verschillen in de uitkomstmaten naargelang de sector. Wel stelden we vast dat in de nameting een grotere kwalitatieve jobonzekerheid gepaard gaat met minder plezier (F(1,66)=8,43;p<0.01) en meer vermoeidheid (F(1,67)=4,27; p<0.05).

3.3 Regressie analyses

Tabel 6 Resultaten van 6 regressie analyses

Voormeting Nameting

Steun van het team (visie)

ns= niet significant; *p<0,05; **p<,01; ***p<0,001

Aangezien energiegevers en energierovers onderling samenhangen (zie Tabel 3, 4 en 5), weten we niet welke hun zuivere relatie is met elk van de drie uitkomstmaten (zelfeffectiviteit, plezier in het werk, vermoeidheid) wanneer rekening wordt gehouden met de onderlinge samenhangen. Om deze ‘zuivere’

28

samenhang tussen energiegevers/energierovers enerzijds en de uitkomstmaten anderzijds te berekenen, maken we gebruik van regressie analyses. We selecteren daarbij enkel deze variabelen die significant samenhangen (in de correlatie analyse of ANOVA’s) met minstens één van de uitkomstmaten.

Daarnaast stellen we zeer hoge correlaties vast (telkens boven 0,60) tussen leermogelijkheden en afwisseling, tussen leermogelijkheden en tevredenheid over leiderschap en tussen tevredenheid over leiderschap en feedback. Deze hoge samenhangen kunnen leiden tot multicollineariteit, een statistisch fenomeen dat kan leiden tot een vertekening van de resultaten. Daarom checken we in enkele eerste regressie analyses -aan de hand van de Variance Inflation Index- of sprake is van multicollineariteit in deze analyses. Deze eerste analyses geven aan dat er multicollineariteit bestaat waardoor we zowel leermogelijkheden als tevredenheid over leiderschap uit de verdere analyses weren (VIF > 3). Ook sociale steun van collega’s laten we uit de verdere analyses aangezien dit aspect in de voormeting eveneens een hoge samenhang (r=0,58***) vertoont met ‘steun van het team (visie)’ en bovendien tot een te hoge VIF score leidt.

De grootte van R² en R² adjusted geeft aan hoe sterk elk van de uitkomstmaten samenhangt met het geheel van de energiegevers/-rovers. Zo leiden we uit Tabel 6 af dat bij de voormeting ‘plezier in het werk’ het sterkst samenhangt met het geheel van de energiegevers/-rovers (R² adjusted= 0,51). Op de tweede plaats hangt het geheel van de energiegevers/-rovers sterk samen met zelfeffectiviteit (R² adjusted=0,44); op de derde plaats met vermoeidheid (R²adjusted=0,41). Merk op dat deze waarden van R² adjusted relatief hoog zijn voor menswetenschappelijk onderzoek wat betekent dat de uitkomstmaten in het algemeen sterk samenhangen met deze energiegevers/-rovers. Ook voor de nameting stellen we een grote verklaarde variantie (R² en R²adjusted) vast wat wijst op sterke samenhangen met de uitkomstmaten.

In de voormeting gaat het ‘op eenzelfde lijn zitten met het team (visie)’ sterk gepaard met een hoger gevoel van effectief hulp te verlenen/te begeleiden (Bèta=0,59***). Plezier in het werk gaat hier eveneens mee gepaard (Bèta=0,27**). Daarnaast hangt een groter plezier in het werk ook samen met meer afwisseling (Bèta=0,24*), meer feedback (Bèta=0,27**) en minder werk-privé problemen (Bèta=-0,29**). Vermoeidheid gaat sterk gepaard met meer problemen in de werk-privé balans (Bèta=0,47***), minder afwisseling (Bèta=-0,29**) en een grotere tijdsdruk (Bèta=0,19*).

In de nameting gaat een hogere zelfeffectiviteit opnieuw sterk gepaard met het ‘op eenzelfde lijn zitten met het team (visie)’ (Bèta= 0,62***) en in lichtere mate met een grotere rolduidelijkheid (Bèta=0,20*) en minder jobonzekerheid (Bèta=-0,19**). Opvallend is ook de positieve relatie met tijdsdruk (Bèta=0,38***). We stellen dus vast dat respondenten die vinden dat ze effectief werken, ook een hogere tijdsdruk ervaren. Daarnaast gaat een groter plezier in het werk gepaard met meer afwisseling (Bèta= 0,42***), minder onzekerheid over het behoud van de kwaliteit van de job (Bèta=-0,27**) en meer duidelijkheid over de rol (Bèta=0,42***). Een grotere vermoeidheid gaat gepaard met minder rolduidelijkheid (Bèta=-0.26*).

Resultaten