• No results found

DE RELATIE MET DE WERKGEVER

In document 1999 EC 109 Arbeidspool (pagina 37-41)

HOOFDSTUK 3 MOBILITEITSCONSTRUCTIES

3.3 DE RELATIE MET DE WERKGEVER

Deze paragraaf betreft de invloed die de vormgeving van mobiliteitsconstructies heeft op de relatie van de werknemer van een mobiliteitsconstructie met de werkgever. Deze relatie is niet alleen van belang voor de werknemers van mobiliteitsconstructies, maar ook voor het functioneren van de mobiliteitsconstructie zelf. De relatie met de werkgever kan in de eerste plaats worden uitgedrukt in de formele arbeidsrelatie tussen de werknemers van de mobiliteits-constructies en de onderneming waarvoor zij werk verrichten. Dat is van belang voor de vraag wie de verantwoordelijkheid voor de werknemers van een mobiliteitsconstructie draagt. De informele relatie is belangrijk voor het functioneren van de mobiliteitsconstructie. Vanuit het perspectief van de werkgever worden de verwachtingen ten aanzien van het functioneren van de mobiliteitsconstructie en de praktijk met elkaar vergeleken. Vanuit het perspectief van de werknemer wordt gekeken naar de door de werknemer ervaren binding met de onderneming. Deze binding is van invloed op de prestaties van werknemers van arbeidsreserves.

3.3.1 De formele arbeidsrelatie

In paragraaf 3.2.1 is duidelijk geworden dat binnen mobiliteitsconstructies verschillende contractsvormen voorkomen. Bovendien kunnen die contracten tussen verschillende partijen worden afgesloten. Dat betekent dat de verantwoordelijkheid voor de werknemers van een mobiliteitsconstructie ook bij verschillende partijen terecht kan komen.

Bij arbeidsreserves zijn een aantal verschillende formele relaties tussen werkgever en werknemer mogelijk:

a. De werknemer is in dienst bij de onderneming;

b. De werknemer is in dienst van de uitvoeringsorganisatie.

Het dienstverband met de onderneming of de uitvoeringsorganisatie kan de vorm krijgen van een contract voor bepaalde of onbepaalde tijd, een uitzend- of oproepkracht. Deze contracten zullen in principe voor langere duur gelden. Wel is denkbaar dat een werknemer de arbeidsreserve ziet als een opstap naar een vaste baan bij de onderneming, waardoor hij het verblijf in de arbeidsreserve zo snel mogelijk zal willen inwisselen voor een vaste aanstelling.

Bij de bedrijfspools zal de formele binding tussen werknemer en werkgever over het algemeen sterker zijn dan bij sectorpools. In de vorige paragraaf werd in dat verband al aangegeven dat bij een sectorpool contracten met de onderneming minder aannemelijk zijn dan met een bedrijfspool. Wat betreft de vormgeving van de uitvoering, zal het uitmaken in welke mate de werkgever betrokken is bij de mobiliteitsconstructie. Is de werkgever alleen eindverantwoordelijkheid, speelt deze een actieve rol bij de beïnvloeding van het management of zelfs bij de daadwerkelijke uitvoering? Hoe verder de bemoeienis van de werkgever met het uitvoeringsproces gaat, des te hechter is de formele arbeidsrelatie met de werknemer.

3.3.2 Het beeld van een mobiliteitsconstructie vanuit de werkgever

Het beeld dat bij een werkgever bestaat over een mobiliteitsconstructie begint bij de bedoeling die hij heeft met de mobiliteitsconstructie. Zo zal hij een bepaalde plaats in gedachten hebben voor de mobiliteitsconstructie, binnen (het schillenmodel van) de onderneming. Uit deze bedoelingen komen bepaalde verwachtingen omtrent het functioneren van de mobiliteits-constructie voort.

Aan de hand daarvan zal de werkgever maatstaven hanteren voor het functioneren in de praktijk. Voor een arbeidsreserve kunnen deze maatstaven betrekking hebben op de kwaliteit en de beschikbaarheid van werknemers en de prijs die er voor de dienstverlening van de mobiliteitsconstructie moet worden betaald.

Wanneer een mobiliteitsconstructie voldoet aan de verwachtingen van de werkgever, zal deze vaker gebruik maken van de diensten van de mobiliteitsconstructie. Moeilijker wordt de situatie wanneer niet aan de verwachtingen wordt voldaan. Het functioneren van de mobiliteitsconstructie komt dan in gevaar. Wanneer potentiële afnemers niet meer willen afnemen, valt immers de bestaansgrond onder de mobiliteitsconstructie weg. Een arbeidsreserve krijgt dan te maken met enorme leegloopkosten. Bij een bedrijfspool staan de leiding van de onderneming nog wel middelen ter beschikking om druk uit te oefenen op managers van ondernemingsonderdelen. Bij een sectorpool is het maar de vraag of een branche-organisatie dergelijke druk kan uitoefenen op potentiële afnemers. Het is erg risicovol om druk van bovenaf als voornaamste troef in te zetten. Een mobiliteitsconstructie zou bij voorkeur zelf voldoende aan de verwachtingen moeten kunnen voldoen om de afname van werknemers niet in gevaar te brengen. Daartoe zijn met name de kwaliteit van de dienstverlening in combinatie met de prijs cruciaal.

Wanneer een mobiliteitsconstructie niet voldoet aan de verwachtingen van de werkgevers, wordt dat niet automatisch veroorzaakt door verkeerd functioneren van de mobiliteitsconstructie. Het kan ook zijn dat de verwachtingen van de werkgever niet reëel zijn. Wanneer de werkgever invloed heeft kunnen uitoefenen op de inrichting van de mobiliteitsconstructie, is de kans groter dat zijn verwachtingen overeenkomen met de realiteit. In de eerste plaats heeft hij aan kunnen geven wat hij belangrijk vindt en in de tweede plaats zal hij beter op de hoogte zijn van de doelstellingen en de mogelijkheden van de mobiliteitsconstructie. Bij sectorpools kunnen werkgevers slechts indirect invloed uitoefenen. Verwacht mag worden dat werkgevers in dat geval ook kritischer staan tegenover het functioneren van de mobiliteitsconstructie.

3.3.3 Het beeld van een mobiliteitsconstructie vanuit de werknemer

Binding van werknemers aan de onderneming heeft een positieve invloed op de arbeidsprestaties van die werknemers en de mate waarin de werknemers hun werk als prettig ervaren. Bovendien zal een werkgever eerder geneigd zijn te investeren in bijvoorbeeld de opleiding van een werknemer, naarmate het risico kleiner is dat de werknemer de onderneming verlaat, waardoor de investering verloren zou gaan en het een kostenpost wordt. Duidelijk is geworden dat werknemers een hogere binding zullen hebben met de onderneming, naarmate zij zich dichter bij het kernsegment in het schillenmodel bevinden. Bij arbeidsreserves kan de binding al snel problemen opleveren, doordat de werknemers geen vaste werkplek en geen vaste collega’s hebben. Zij moeten daardoor niet tot het kernsegment gerekend worden.

De plaats die een mobiliteitsconstructie inneemt binnen de onderneming, is ook afhankelijk van de vormgeving van de uitvoering en met name de mate waarin de werkgever verantwoordelijkheden draagt bij de uitvoering. De werknemers van een mobiliteitsconstructie die geheel wordt uitgevoerd door een extern bureau, zullen minder binding ervaren met de onderneming, dan een mobiliteitsconstructie waarbij de onderneming verantwoordelijk is voor de uitvoering. Wanneer binding met de onderneming moeilijk te realiseren is, kan wellicht op andere manieren binding van werknemers tot stand komen. Werknemers kunnen binding hebben met de

bedrijfstak waar deze toe behoren. Dit heeft zowel voor de werkgevers als de werknemers het voor-deel dat de werknemers op de hoogte blijven van ontwikkelingen binnen de bedrijfstak en hun vakkennis op peil kunnen houden (Flap en Arts, 1988). Naast binding met de bedrijfstak of de individuele ondernemingen is ook binding met de mobiliteitsconstructie zelf misschien een optie.

3.4 Conclusie

Een overzicht van de mobiliteitsconstructie en haar kenmerken staan weergegeven in de onderstaande tabel:

Mobiliteitsconstructies

Reorganisatiepool Boventalligheid curatieve functie preventieve functie Arbeidsreserve Tekort/Variabel

personeel

proactieve functie preventieve functie

Bedrijfspool Eén afnemer Sectorpool Meerdere afnemers

Uitzendpool Uitzendcontract Buffer inleenpool Geen leegloopkosten

Inleenpool Contract voor onbepaalde tijd Wel leegloopkosten

Uitvoering mobiliteits-constructie

Verantwoordelijkheid Management Uitvoering taken

Rechtspersoon Stichting Coöperatie BV

Arbeidscontract onbepaalde tijd bepaalde tijd uitzendcontract

Werkgeversbeeld Kwaliteit Beschikbaarheid Prijs

Binding werknemer

Onderneming Bedrijfstak Mobiliteitsconstructie

In document 1999 EC 109 Arbeidspool (pagina 37-41)