• No results found

6. INZETBAARHEID

6.2. De reikwijdte van het bodennetwerk

Om zo goed op de hoogte te kunnen zijn van alle gebeurtenissen in de Nederlanden en daarbuiten dienen de stedelijke boden zich naar de meest uiteenlopende plaatsen te begeven., zoals de hier onderstaande staafdiagrammen duidelijk aantonen. Voor het maken van de grafieken zijn in Leiden en Haarlem alle bestemmingen in één grafiek opgenomen omdat het aantal gegevens daar ruimte voor liet. De Amsterdamse bestemmingen konden niet worden samengebracht in één grafiek vanwege de veelheid aan gegevens. De buitenlandse

135 NHA, SAH, Stadsbestuur van Haarlem, inv. nr. 414, f° 65r.

reisbestemmingen zijn in een aparte grafiek opgenomen om zo een duidelijker overzicht te krijgen van deze bestemmingen.

Figuur V De reisbestemmingen van de boden van Haarlem.

Figuur VII De reisbestemmingen van de boden van Amsterdam meer dan 10 maal bereisd.

Figuur IX De buitenlandse reisbestemmingen van Amsterdam

Duidelijk is dat alle drie de steden het meest naar Den Haag reizen. Vanwege de

aanwezigheid van de Staten van Holland en het Hof van Holland is dat logisch, omdat de steden daar regelmatig belangrijke vertegenwoordigers hadden gestationeerd. Stedelijke burgemeesters, pensionarissen en advocaten moesten goed op de hoogte worden gehouden van de

gebeurtenissen in de steden zelf en moesten bij vergaderingen in de eigen stad worden

teruggehaald, vandaar het vele bodenverkeer naar Den Haag. Voorts is duidelijk zichtbaar dat Amsterdam en Haarlem een verzorgingsgebied hadden wat betreft informatievoorziening voor steden in hun regio, wat in Haarlem neerkomt op Kennemerland en in Amsterdam op Waterland, uitgebreid met Enkhuizen en Hoorn. Daarmee bevat het huidige Waterland de zeven

Waterlandse dorpen (Ransdorp, Broek, Zuiderwoude, Zunderdorp, Landsmeer, Schellingwoude en Purmer in tlant) en twee van de vier vaak genoemde watersteden, te weten Edam en

Monickendam. De twee overige watersteden (Hoorn en Enkhuizen) vallen buiten het huidige Waterland. In Leiden lijkt een verzorgingsgebied geheel te ontbreken.

De eigen stad komt relatief vaak voor als bestemming van de bodenreizen. Dat is te verklaren doordat de al eerder genoemde stedelijke afgevaardigden het thuisfront op de hoogte wilden stellen van de actuele toestand in Den Haag en instructies verlangden voor verdere onderhandelingen en bij het nemen van belangrijke beslissingen.137 Wat betreft de

buitengewestelijke bodenreizen naar Mechelen en Brussel, is het bij alle drie de steden duidelijk

dat de stedelijke vertegenwoordigers op de hoogte werden gehouden van datgene dat in de Collaterale Raden en Grote Raad besproken moest worden, waarna zij weer regelmatig bericht naar huis zonden. De reikwijdte van het bodennetwerk is heel goed zichtbaar als de

bestemmingen op kaarten worden afgebeeld.

Kaart 1 De reizen van Haarlemse boden in de steekjaren.138

Kaart 2 De reizen van de Leidse boden in de steekjaren.139

Kaart 3 Reizen van de Amsterdamse boden binnen de Nederlanden over de gehele periode140

Kaart 4 De reizen van de Amsterdamse boden internationaal over de gehele periode.

Wanneer we de kaarten met elkaar vergelijken valt op dat Amsterdam toch verreweg de grootste actieradius heeft in zijn bestemmingen. Dat heeft overduidelijk te maken met de Oostzeehandel in graan.141 De noordelijke oriëntatie van Amsterdam is heel duidelijk zichtbaar. Het zuiden werd nauwelijks bereisd door de boden.

Bij Haarlem valt op dat Haarlemse boden in de steekjaren niet naar het buitenland reisden en dat binnen de Nederlanden wel alle windrichtingen werden bereisd door de boden. In

tegenstelling tot Leiden, dat voornamelijk zuidelijk georiënteerd leek te zijn geweest en waarvan de boden een enkele keer naar het buitenland afreisden.

6.3. Keizer en stad

Met zijn stelling dat het bodennetwerk van steden in stand werd gehouden omdat de steden te maken hadden met druk van binnenuit, gaat Behringer voorbij aan de politieke situatie in de Nederlanden. Zo houdt Behringer geen rekening met de gevolgen van buitenlandse conflicten van Karel V voor de Noordelijke Nederlanden. Ook de weerzin tegen de centralisatiepolitiek van Karel V lijkt hij niet te onderkennen. In de bodenlonenrekeningen van de drie door mij gekozen steden is de buitenlandse politiek van Karel V heel duidelijk te herkennen. Niet alleen stuurden de steden spionnen op weg om informatie in te winnen, maar direct daarna stuurden zij

141 H. Kaptein, ‘Poort van Holland’ in M. Carasso-Kok, Geschiedenis van Amsterdam, dl.I, 109-173., aldaar157-

dagvaardingen uit om te vergaderen met andere steden in hun invloedssfeer om te overleggen over vervolgacties. Ook wanneer de stadhouder en de koningin Amsterdam op de hoogte stelden van de actuele situatie binnen Holland, werden de watersteden (Enkhuizen, Hoorn, Edam en Monickendam)142 en dorpen op de hoogte gesteld door Amsterdam.143 Ook in Haarlem zien we een dergelijk bodensysteem met de dorpen, die onder Haarlemse invloed staan.144 Qua

informatievoorziening kunnen we dit achterland rustig als kerngebied bestempelen.

Figuur X Motivatie voor het verzenden van berichten

Het bovenstaande cirkeldiagram laat duidelijk zien wat de berichten, die de boden van Amsterdam transporteerden, inhielden. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat van alle berichten (de al eerder genoemde 832) er slechts van 427 de motivatie voor het versturen van het bericht te achterhalen viel, zowel uit de bron als uit de vroedschapresoluties van Amsterdam.145

De stadse aangelegenheden bevatten de zaken die rechtstreeks invloed hebben op het reilen en zeilen van de stad binnen de stadsmuren, zoals huizen die moesten worden onteigend in de stad146, straatstenen, die maar niet geleverd wilden worden,147 assen van een molen die moesten

142 Cd. Busken Huet, Het land van Rembrand (Haarlem, 1883), 395.

143 T. S. Jansma ‘Scheepvaartpolitiek van Amsterdam in de tweede helft der vijftiende eeuw’ in: Jaarboek Amstelodamum (Amsterdam, 1955) 1-16. aldaar 13.

144 Alkmaar, Uitgeest en Spaarndam behoren hier duidelijk toe, zo blijkt uit de bron.

145 P.D.J. Iterson en P.H.J. van der Laan, Resoluties van de vroedschap van Amsterdam 1490-1550 (Amsterdam

1986) en P. H. J. van der Laan en R. Bessem, Resoluties van de vroedschap van Amsterdam 1551-1565 ( Hilversum, 2008).

146 SAA. Archief van Burgemeesters: stadsrekeningen, inv. nr. 1, f° 35r. 147 Ibidem, inv. nr. 16, f° 74r., inv. nr. 16, f° 74v en inv. nr. 16, f° 75r.

worden vervangen,148 gestolen zilverwerk uit de Heilige Stede dat moest worden opgespoord149 en zwanen van de stad, die vermist werden.150 Ook de zaken die de burgers van de stad aangaan, staan in deze rubriek. Zoals bijvoorbeeld de arrestatie van Amsterdamse burgers in andere steden,151 maar ook het confisqueren van schepen van Amsterdamse burgers.152 Kortom, de kleine alledaagse beslommeringen die in iedere stad zouden kunnen gebeuren. Tenslotte heb ik gemeend dat het transport van geschenken in deze categorie thuishoort, omdat de stad als geheel profiteerde van de goede banden met de verschillende overheidsinstanties, zoals het Hof van Holland, de Staten van Holland, de stadhouder en leden van de drie collaterale raden.153

Bij de belastingcategorie staan alle gebeurtenissen die te maken hebben met de belastingen en beden. De voornaamste belasting, waar veel berichten over werden verstuurd, was het

congégeld. De centrale regering wilde graag meeprofiteren van de enorm lucratieve graanhandel en daarom de uitvoer van graan belasten. Voor Amsterdam zou dit hebben betekend dat

handelaren, met name uit de Hanzesteden, net zo goed direct naar de plaats van bestemming zouden kunnen varen.154 Vandaar dat Amsterdam de zaak aankaartte bij het de Grote Raad in Mechelen en uiteindelijk deze zaak won. De hele procedure heeft dan wel geduurd van 1540- 1548. Ook de toestanden rond de nieuwe impost op wijn, bier en laken komen voorbij.155 Deze op last van de Staten-Generaal ingevoerde belasting bracht veel werk met zich mee voor de boden. De goederen moesten geïndexeerd worden en de belastingontvangers moesten geïnstrueerd worden. En net als dit allemaal voor elkaar lijkt te zijn wordt de heleboel weer afgeblazen, wat via de boden ook weer aan de belastingontvangers moest worden gemeld.156 Amsterdam blijkt belastingtechnisch ook nog in de clinch te hebben gelegen met Overijssel over de turfbelasting in 1537, die uiteindelijk wel betaald moest worden bij de aankoop van

Overijsselse turf door Amsterdam.157

De blijde intrede in de Nederlanden van Filips II in 1549 was blijkens de Amsterdamse stadsrekeningen veel te duur uitgevallen. De stad weigerde de overschrijding van de kosten daarvoor te betalen, omdat zij haar portie al betaald had.158 Hier zien we duidelijk dat

148 Ibidem, inv. nr. 5, f° 73v. 149 Ibidem, inv. nr. 1, f° 35r. 150 Ibidem, inv. nr. 4, f° 60v. 151 Ibidem, inv. nr. 14, f° 65v. 152 Ibidem, inv. nr. 14, f° 67r.

153 Ibidem, inv. nr. 8, f° 49v en inv. nr.9, f° 60r.

154 H. van Nierop, ‘De eenheid verbroken 1522-1566’ in M. Carasso-Kok, Geschiedenis van Amsterdam, dl. I, 313-

363, aldaar 355-356.

155 SAA. Archief van Burgemeesters: stadsrekeningen, inv. nr. 13, f° 69r 156 P.Iterson en P. van der Laan, Resoluties 1490-1550, 68, f° 23. 157 SAA. Archief van Burgemeesters: stadsrekeningen, inv. nr. 6, f° 64v. 158 Ibidem, inv. nr. 18, f° 79v.

Amsterdam zich weinig gelegen liet aan het landsheerlijk gezag. Hoewel de stad zich wel enorm had uitgesloofd om de intrede van Filips II in Amsterdam zo luisterrijk mogelijk te maken, weigerde het toch de overschrijdingskosten te betalen. De intocht was dan ook niet enkel ter glorificatie van Filips II, maar vooral ook bedoeld ter meerdere eer en glorie van Amsterdam zelf.159

Een groot deel van de bodenreizen heeft te maken met de handel van Amsterdam. Niet alleen de graanhandel met de Oostzeegebieden komt regelmatig in de bron naar voren, maar ook de haringvisserij op de Noordzee en de visserij op de Zuiderzee nemen een belangrijke plaats in. Steeds weer is te zien dat Amsterdam er alles aan doet om zijn handel veilig te stellen.160

Hierbij kwam de stad Amsterdam regelmatig in botsing met het landsheerlijk gezag omdat de belangen van de stad afweken van de belangen van de landsheer. Al eerder was de stad door de dynastieke politiek van Karel V in de problemen geraakt, zoals in 1531 met de problemen rond de Deense koning Christiaan II. Christiaan was in 1515 getrouwd met de zuster van Karel V, waarbij Karel V Christiaan II een grote bruidsschat had beloofd. Deze heeft Karel nooit geheel afbetaald, waarschijnlijk omdat de Deense koning tegelijkertijd een affaire had met de dochter van de Nederlandse koopvrouw Sigbrit Willemsdochter.161 Behalve problemen met zijn schoonfamilie leidde de affaire van de Deense koning ook tot ontevredenheid bij de Deense adel en geestelijkheid, omdat “moeder” Sigbrit een steeds sterkere positie aan het hof wist op te bouwen. De ontevredenheid met Christiaans regering leidde in 1521 tot een opstand in Zweden, dat tot dan toe onder de Deense koning viel. In 1523 werd ook zijn positie in Denemarken zelf onhoudbaar toen de adel in opstand kwam en zijn oom Frederik van Holstein uitriep tot koning van Denemarken. Christiaan II vluchtte naar de Nederlanden, waarvandaan hij met keizerlijke steun hoopte zijn koninkrijk terug te veroveren.162

De koning heeft tijdens zijn verblijf in de Nederlanden verschillende pogingen gedaan om schepen uit te rusten en een expeditie op touw te zetten, maar pas in 1531 wist Christiaan een leger te verzamelen. De troepenbewegingen van het geronselde hoofdleger zijn in de

stadsrekeningen bijna van dag tot dag te volgen. Zo was hij op 20 september 1531 in Friesland,163 op 23 september lag hij bij Amersfoort,164 op 27 september lag zijn leger bij

159 M. Carasso-Kok, ‘Ter ere van God en tot het aanzien van de stad’, in: M. Carasso-Kok, De geschiedenis van Amsterdam, dl. I (Amsterdam, 2000) 393-450, aldaar 440-442.

160 SAA. Archief van Burgemeesters: stadsrekeningen, inv.nr. 17, f° 67r, inv.nr.15, f° 74v, inv.nr. 21, f° 72v. 161 H. Brugmans, Geschiedenis van Amsterdam, dl.1 (Utrecht, Antwerpen, 1972) 288.

162 L. Gorter- van Royen, Maria van Hongarije, regentes der Nederlande: een politieke analyse op basis van haar regentschapsordonnanties en haar correspondentie met Karel V (Hilversum, 1995) 197-202.

163 SAA. Archief van Burgemeesters: stadsrekeningen, inv.nr. 1, f° 35r 164 Ibidem, inv.nr. 1, f° 36r.

Kampen,165 en op 30 september was hij al weer in Oldenburg.166 Een afsplitsing van dit leger liep ondertussen ook in de buurt van Amsterdam, Haarlem en Leiden rond. De steden maakten melding van troepenbewegingen bij Amstelveen en bij Haarlem, waartegen zij het stedelijk geschut klaarzetten.167 Intussen werden schepen van Amsterdam, Hoorn en Enkhuizen

gesommeerd zich klaar te maken, omdat men een aanval over de Zuiderzee vreesde.168 Via loting werd bepaald welke schepen de verdediging van de Zuiderzee op zich moesten nemen en de niet- ingelote schippers moesten kruit en lonten leveren.169

Christiaan II zelf werd in Amsterdam en Haarlem ondanks zijn dreigende houding, gratis onthaald op luxueuze maaltijden en onderdak, in de hoop dat hij de steden niet zou aanvallen als zij hem goed ontvingen.170 Wanneer Christiaan, na tevergeefse onderhandelingen met afgezanten van Karel V, overgaat tot het oprukken van zijn leger tot Amsterdam, vind hij de poorten toch gesloten. De dreiging was zo groot dat de Hollandse steden besloten hem tegemoet te komen en een vloot van 12 schepen en 18000 pond te leveren. Pas na deze levering vertrekt Christiaan richting Oslo met zijn schepen.171 In januari 1532 arriveerde Christiaan II in Oslo,172 waar hij hoopte op de steun van de Noorse bevolking. Hier kwam niet veel van terecht en de koning moest zich met zijn uitgedunde expeditieleger overgeven aan zijn oom Frederik I. Christiaan II werd gevangen genomen en opgesloten op Slot Sønderborg.173

De Hollandse situatie lijkt niet erg te zijn doorgedrongen tot de Rijkspolitiek van Karel V. Hij stuurde een afgezant, wiens onderhandelingen op niets uitliepen, maar verder liet de keizer Holland links liggen. De Hollandse steden waren op zichzelf en hun eigen financiën aangewezen om de situatie met Christiaan II op te lossen. De informatievoorziening is in dit conflict cruciaal. Boden en spionnen vlogen heen en weer tussen de steden onderling, naar het leger van

Christiaan en zelfs naar de keizer. Het stedelijk bodennetwerk van alle drie de steden voorzagen keizer en regentes van informatie, niet andersom. Zou dat wel zo zijn, dan zou in de bronnen een betaling aan een keizerlijke bode zichtbaar moeten zijn. Die ontbreekt echter volledig, hoewel

165 Ibidem, inv. nr. 1, f° 36r. 166 Ibidem, inv. nr. 1, f° 37r.

167 Ibidem, inv. nr. 1, f° 37v en NHA, SAH, Stadsbestuur van Haarlem, inv. nr. 414, f° 64v, inv. nr. 415, f° 63v, inv.

nr. 415, f° 64r.

168 H.Brugmans, Geschiedenis van Amsterdam, dl.1 (Utrecht, Antwerpen, 1972), 292-293. 169 Ibidem, inv. nr. 1, f° 36v en 37v.

170 Ibidem, inv. nr. 1, f° 36r.

171 H.Brugmans, Geschiedenis van Amsterdam, 294-295.

172 SAA. Archief van Burgemeesters: stadsrekeningen, inv. nr. 1, f° 37v.

173 L. Goter-Van Royen, Maria van Hongarije, regentes der Nederlande: een politieke analyse op basis van haar regentschapsordonnanties en haar correspondentie met Karel V (Hilversum, 1995) 212.

boden van het hof van Holland wel betaald werden, toen zij meldden dat de Sont weer open was.174

De Scandinavische politieke situatie blijft echter problematisch voor de Hollandse steden. De Hanzestad Lübeck greep Christiaans mislukte invasie aan om de oorlog te verklaren aan de Hollandse steden. Dat het niet boterde tussen de Amsterdammers en de Lübeckers is al te zien in de rekeningen van 1532. Lübeck had in het begin van dat jaar al een ondeugdelijk voornemen (wat en hoe wordt niet uitgelegd) en in april van 1532 werd er een Amsterdams schip

geconfisqueerd in de Lübeckse haven.175 Waarna de Amsterdammers een alliantie probeerden te sluiten met een aantal andere Hanzesteden: Riga, Reval (Tallinn), en Koningsbergen

(Kaliningrad), omdat Lübeck Hollandse schepen kaapte.176 Daarna is het een af en aan van boden die schepen, die westwaarts willen gaan, moeten waarschuwen voor de Lübeckers.177 Tot Karel V in maart 1534 een vierjarig bestand met de Lübeckers sloot.178

Tijdens de Hollands-Lübeckse oorlog sterft koning Frederik I. De bronnen gaan naadloos over op de burgeroorlog die hierop in Denemarken uitbreekt. Tijdens deze zogenaamde

Gravenvete sloot Lübeck een alliantie met graaf Christoffel van Oldenburg tegen Frederiks zoon

Christiaan III. Hollandse oorlogsschepen werden wederom in staat van paraatheid gebracht, maar toch wist de graaf van Oldenburg met zijn vloot de Zuiderzee te bereiken en Hollandse schepen te beschadigen.179 En onderwijl konden de koopvaardijschepen de Sont niet bevaren, een

onaanvaardbare situatie voor de Hollanders.180 In maart 1535 sloot Karel V vrede met de graaf

van Oldenburg en kon de Sont weer bevaren worden.181 In deze episode in het conflict met Denemarken vertoonde Holland een zeer eigengereide strategie. Holland had oorlog met Lübeck en de graaf van Oldenburg, de overige gewesten van de Nederlanden niet. Zij mochten de Sont gewoon bevaren. Het gewest Holland lijkt een staat binnen de staat te vormen. Daarbij is het voor de Hollandse steden zeer handig over een eigen bodennetwerk te beschikken. Zo konden zij iedereen op tijd waarschuwen voor de naderende dreiging op zee en zelf ook spionnen naar de Zuiderzee sturen om zo op de hoogte te blijven van de vlootbewegingen.

Spionnen en boden bleken eveneens enorm nuttig in het conflict tussen Karel V en Gelre, dat vanaf 1532 de bronnen beheerst. Karel V had al sinds zijn aantreden als heer der

174 NHA, SAH, Stadsbestuur van Haarlem, inv. nr. 415, f° 68v.

175 SAA. Archief van Burgemeesters: stadsrekeningen, inv. nr. 2, f° 62v. 176 Ibidem, inv. nr. 2 f° 63r.

177 Ibidem, inv. nr. 3 f° 48r. 178 Ibidem, inv. nr. 4 f° 57r.

179 SAA. Archief van Burgemeesters: stadsrekeningen, inv. nr. 5, f° 70v.

180 Ibidem, inv.nr. 5, f°68r - inv.nr. 5, f°71v. Zie voor de problemen rond de Gravenvete ook L. Gorter- van Royen, Maria van Hongarije, 212-219 en W. Maltby, The reign of Charles V (Basingstoke, 2002), 100.

Nederlanden ruzie met Karel van Gelre. In 1528 hadden de beide Karels vrede gesloten en Karel V had daarmee de heerschappij over het Neder- en Oversticht verworven. Karel van Gelre zou als gouverneur optreden in Groningen en de Ommelanden en Drente. Pas in 1536 zou Karel van Gelre weer lastig worden omdat hij een bondgenoot was van Frans I van Frankrijk en deze wilde steunen in diens strijd met Karel V. Men zou uit de literatuur kunnen denken dat het ondertussen rustig was in de Nederlanden.182 Niets blijkt volgens de bronnen minder waar.

Vanaf april 1532 waren er berichten dat er soldaten samenkwamen in het Sticht bij Utrecht, in Gelre zelf en in Overijssel. Steeds weer werden kruipers Grpte Claes en Lange Jan erop uit gestuurd om te bezien waar de knechten het hoofd willen keren en wat hun aanslagh

was. De spionagepraktijken blijken de hele periode tot 1534 door te gaan. Op 10 juli 1534

verschenen de eerste oorlogsschepen bij Harderwijk. In november 1537 werd de vloot uitgebreid met Franse schepen. De koning van Frankrijk had zich duidelijk in het conflict gemengd. Op 13 april 1538 verordonneert Maria van Hongarije een handelsembargo op Frankrijk. (Haar broer Karel V is op dat moment bezig een vloot uit te rusten tegen de Turken in Constantinopel en eist daarvoor ook nog eens een aantal Hollandse schepen op.)183 In 1540 lijkt er opeens rust te heersen in de Nederlanden, maar dat blijkt slechts een stilte voor de storm. Want in 1541 sluit de graaf van Oldenburg zich bij de erfopvolger van Karel van Gelre, de Hertog van Kleef, Willem de Rijke. aan. In 1538 had Willem de Rijke Gelre opgeëist ondanks de belofte van Karel van Gelre, dat Karel V de boel zou mogen overnemen na zijn dood. In 1542 belegeren al deze partijen de Nederlanden van alle kanten. Maar op 26 augustus 1543 heeft Karel V uiteindelijk toch de Nederlanden weer helemaal onder controle en is Gelre door hem geannexeerd. Hoewel het strijdtoneel zich voornamelijk in Gelre en Brabant bevond, ondervonden de Hollandse steden veel last van de belemmeringen in de Sontvaart door de graaf van Oldenburg en de Franse vloot op de Zuiderzee.184 Het bodennetwerk van met name de stad Amsterdam is ook hier weer van