• No results found

Opbrengsten ontwikkelonderzoek bij de CIE

3. Reflectie op het onderzoek

Het siert de CIE dat zij in deze tijden vol onzekerheden een onderzoek heeft laten uitvoeren en de uitkomsten (onder meer) heeft gebruikt als bouwsteen voor haartoekomstvisie. Door het onderzoek werd een vergrootglas op de CIE gelegd en werd duidelijk dat er naast positieve aspecten ook nog een weg te gaan is. De huidige ontwikkelingen bieden daarvoor verschillende mogelijkheden en kansen. Voortborduren op de unieke samenwerking tussen politie en OM, die op het gebied van de CIE is ontstaan, is daarbij belangrijk. De onderzoeksresultaten en de negen pilots hebben de basis gelegd voor het visiedocument Bundeling van kracht, waarbij professionalisering, het presterend vermogen en de samenwerking van de CIE centraal staan.

Reflecterend op dit onderzoek en de betekenis ervan voor de praktijk kunnen een aantal opmerkingen worden gemaakt. In het inleidende hoofdstuk is een onderscheid gemaakt tussen verschillende soor- ten praktijkonderzoek door een schaal te maken van weinig naar veel participatie. Hierbij zijn drie niveaus onderscheiden: (1) de praktijk heeft invloed op de agenda van het onderzoek; (2) praktijkmensen geven mede vorm aan het onderzoek; en (3) de uitkomsten worden door praktijkmensen gebruikt om hun praktijk te verbeteren. Kenmerkend van het door mij beschreven onderzoek is dat we met het onderzoek- straject hebben bijgedragen aan de ontdekkings- en veranderings- activiteiten van professionals. Het inzichtelijk maken van kansen was daar belangrijk voor; die kansen werden door diverse (direct)betrok- kenen bij de CIE expliciet benoemd. Het onderzoek bracht ze samen, becommentarieerde en ordende ze en gaf ze daarna terug aan de prak- tijkmensen. Door de manier waarop dit onderzoek is uitgevoerd, onder- steunde de onderzoekers het proces van ‘reflection on action’.

Bij de terugkoppeling van resultaten konden we grofweg twee reacties onderscheiden. Enerzijds was er een groep die het herkende en ermee aan de slag wilde gaan (met name op tactisch en strategisch niveau), maar er was ook een groep die eigenlijk best tevreden was met de toen- malige gang van zaken en in de weerstand ging tegen de kritische gelui- den ten aanzien van de CIE en mogelijke veranderingen. Dit betrof een deel van de uitvoerenden op met name operationeel niveau. Tijdens de

presentatie van de onderzoeksresultaten waarbij de onderzoekers kriti- sche reflecties teruggaven aan de betrokkenen, werd door een deel van de aanwezigen behoorlijk geschokt en emotioneel gereageerd. Hierdoor ontstond er een pittige discussie met de onderzoekers. Na enige tijd mengde ook andere CIE-aanwezigen zich in het gesprek en ontstond er een interessante en waardevolle discussie waarbij onderlinge standpun- ten in niet te misverstane taal werden gedeeld met elkaar. De verdeeld- heid zat met name in het feit dat een deel van de aanwezigen vond dat het prima liep bij de CIE en de onderzoekers in hun ogen te kritisch (‘negatief’) waren, versus een groep die vond dat een nieuwe koers van de CIE nodig was en dat het onderzoek hier een waardevolle bijdrage aan kon leveren. De heftige reacties kwamen veelal voort uit ieders pas- sie en betrokkenheid bij het werk; wellicht speelde de onbekendheid met (wetenschappelijk) onderzoek hier ook een rol in. Op tactisch en strategisch niveau speelde deze discussie nauwelijks tot niet, evenmin voor de CIE-officieren van justitie. Vanuit hun perspectief vormden een nieuwe koers en visie voor de CIE een logische stap.

Terugkomend op de in de inleiding van het boek onderscheiden niveaus: wanneer we deze toepassen op het beschreven onderzoek in dit hoofdstuk kun je de volgende conclusie trekken. De praktijk heeft zeer zeker invloed gehad op de agendering van het onderzoek, sterker, praktijkmensen hebben het zelf geïnitieerd, in gang gezet en voor bijpassende financiering gezorgd. Daarbij heeft het onderzoeksvoorstel in overleg met de praktijk vorm en invulling gekregen. De sleutelfiguren hebben als respondent input geleverd aan het onderzoek door middel van een interview en/of een vragenlijst en/of vanuit de kerngroep. Het was de kerngroep die, mede op basis van input van de onderzoekers, de negen pilots initieerde. Het feit dat men op deze manier bereid was aan het onderzoek deel te nemen, was overigens al bijzonder. Vervolgens zijn onder andere de uitkomsten van het onderzoek direct ingezet en gebruikt voor een ontwikkel- en verandertraject dat zijn neerslag kreeg in de toekomstvisie van de CIE Nederland. Dit heeft en krijgt voor de verdere vormgeving van de CIE duidelijke consequenties, voor de direct uitvoerenden, maar ook voor de opleiding van de Politieacademie.

Vertrouwen in een onderzoeksteam is vaak een noodzakelijke voorwaar- de om goed onderzoek te kunnen uitvoeren, maar dat geldt wel heel in het bijzonder voor onderzoek in een afgeschermde wereld als die van de CIE’s. Ontbreekt dat vertrouwen, dan kan een dergelijk onderzoek niet worden verricht. Alleen al het feit dat dit onderzoek werd uitgevoerd, is heel bijzonder en heeft al allerlei effecten. De discussie over de vraag of dat wel kon, was in dat geval nog belangrijker dan in andere onderzoe- ken; het was bijna meer dan het halve werk. De dataverzameling zelf is vervolgens ook een soort interventie; deze zet allerlei processen en veranderingen in werking, die onderdeel zijn van de gewenste doorwer- king. Het onderzoeksrapport zelf, waarin enerzijds zo precies moge- lijk over de uitkomsten van de interviews en enquête gerapporteerd is, en anderzijds vraagstukken en dilemma’s zijn belicht, kon daar verder op voortborduren. Op een bepaalde manier was het uitvoeren van het onderzoek hier dus een interventie, net als het presenteren (eigenlijk spiegelen) van de onderzoeksresultaten zelf.

Literatuur

Centrum Versterking Opsporing (2011). Strategie Aanpak Criminaliteit 2015. De Bilt: CVO.

Jong, H. de, P. Tops & M. van der Land (2013). Prikken in praktijken. Over de ontwikkeling van praktijkonderzoek. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.

Kop, N. (2011). Criminele inlichtingen eenheden: Dilemma’s en kansen, Tijdschrift voor de Politie, 74(12), 6-10.

Kop, N. & B. van Giels (2011). Bundeling van kracht: over profes- sionalisering, presterend vermogen en (bovenregionale) samenwerking van de CIE (vertrouwelijk). Apeldoorn: Politieacademie.

Kop, N., T. Derksen, R. van der Lee & J. Hoekendijk (2007). Informatie- inwinning in de ‘bovenwereld’: de wereld op zijn kop. Politieacademie onderzoeksreeks nr. 21. Apeldoorn: Elsevier.

Stemmen uit de praktijk: het CIE-onderzoek

Charlie Piekema is een van de docenten/ontwikkelaars van het CIE- onderwijs binnen het team Intelligence. Docenten en gedragsweten- schappers van zijn team werken regelmatig samen met de opsporings- lectoraten, waaronder Criminaliteitsbeheersing & Recherchekunde. Piekema: ‘Een voorbeeld is het project “Bundeling van kracht: over professionalisering, presterend vermogen en (bovenregionale) samen- werking van de CIE”. CIE-chefs en officieren van het OM wilden een toekomstgerichte visie op de CIE. Om dat doel te bereiken heeft het lectoraat een onderzoek uitgevoerd dat onder meer inzicht heeft gege- ven in de bijdrage van de CIE aan de opsporing, en belemmeringen en kansen beschrijft van (bovenregionale) samenwerking.’

Hiertoe is een vragenlijst uitgezet en zijn stakeholders geïnterviewd, zoals CIE-chefs, officieren en afnemers van CIE-producten (team- managers en recherchehoofden) en portefeuillehouder CIE Pieter Jaap Aalbersberg. Het onderzoek is uitgemond in een visie op de CIE, die als advies in de Raad van Korpschefs is behandeld. Piekema: ‘De uitkomsten van het onderzoek zijn als Politieacademie doorvertaald in (actualisatie van) kennis- en onderwijsproducten, welke bijdragen aan de verbetering van de organisatie en werkwijzen in de CIE-wereld. Waar nodig zullen we die nieuw ontwikkelen met het praktijkveld.’ Jaarlijks volgen circa zestig mensen de basisopleiding CIE, die ver- plicht is voor CIE-runners. Piekema: ‘Daarnaast geven we modules over de CIE in andere rechercheopleidingen, zoals de Recherchekunde en de opleiding voor Operationeel Leidinggevenden, maar ook in aller- lei zeer gespecialiseerde opleidingen, zoals runnen in de bovenwereld. De training runnen in de bovenwereld is ontwikkeld op basis van een onderzoek dat een medewerker van de commissie opleidingen en het lectoraat uitvoerden en dat ook tot de publicatie “Runnen in de boven- wereld” heeft geleid.’

Onderzoek naar en in de