• No results found

Onderzoekstechnisch kan er teruggekeken worden op een aantal onregelmatigheden in het onderzoek en een aantal keuzes die bepalend zijn geweest voor de verdere uitwerking ervan:  Grounded Theory en gebruik van Atlas.ti:

Het onderzoek is gestart met een uitgebreide analyse van de encycliek Laudato Si’. Om hierin meer structuur aan te brengen is het softwarepakket Atlas.ti gebruikt. Het gebruik van dit softwarepakket was tijdrovend, wat het onderzoek mogelijk meer heeft vertraagd dan nodig. Bovendien vereist het gebruik van Atlas.ti vooraf een keuzemoment in de methode van codering. Terwijl gesloten codering het meest gebruikelijk is in tekstueel onderzoek is hier juist gekozen voor een open codering, vanwege de lagere moeilijkheidsgraad van deze techniek en vanwege het ‘a-theoretische’ startpunt dat in het begin van het onderzoek werd nagestreefd. Het duurde echter niet lang voordat ook de Grounded Theory moest worden gevoed door wetenschappelijke theorie, zoals de discourstypologie van Dryzek (2012). Concluderend valt dus op dat (1.) het gebruik van Atlas.ti bewerkelijker was dan gedacht en (2.) de theoriearme start van het onderzoek niet de gehoopte hoeveelheid aan resultaten opleverde, wat leidde tot behoefte aan theoretische toetsing.

 Selectie van relevante theorie:

De selectie van relevante theorie heeft relatief lang geduurd, maar is vervolgens snel afgerond. De discourstypologie van Dryzek (2012) was van fundamenteel belang voor de consistentie van het onderzoek, maar na het raadplegen hiervan had meer kritisch verder kunnen worden gezocht naar discourstypologieën die beter pasten bij de benaderingen in Laudato Si’. Als compensatie is Worster (1994) aangehaald, maar deze bron miste de structuur van een wetenschappelijke typologie van discoursen. Zodoende duurde het vrij lang voordat relevante informatie schematisch uit het boek was gefilterd. Analyse van Laudato Si’ aan de hand van andere discourstypologieën, of het vervangen van deze strategie door een hermeneutische of theologische theorie en benadering had tot geheel andere resultaten kunnen leiden, wat aanleiding geeft tot verder onderzoek. Echter steunde dit onderzoek op de achtergrondkennis van een milieuwetenschapper en was zodoende niet de kennis in huis om deze meer theologische benaderingen toe te passen. Bovendien is een discursieve benadering vanuit milieubeleid vernieuwend en uniek te midden van andere publicaties over hetzelfde onderwerp.

 Vernauwing van de tweede deelvraag (contextuele analyse):

Bij het ontwerp van het onderzoek was van meet af aan sprake van een inhoudelijke driedeling: (1.) tekst, (2.) context en (3.) Den Haag. Onderdeel 1 kreeg de meeste aandacht en ook de doorwerking in de politiek vereiste het nodige denkwerk. Hierdoor is achteraf gezien onderdeel 2 teveel onder tijdsdruk komen te staan en heeft het niet de uitwerking gekregen die het idealiter had kunnen of mogen hebben. Zo is het begrip context versmald tot wetenschappelijke en kerkelijke tradities en zijn ook deze weer verder afgebakend. Ook is achteraf het niet analyseren van reacties op het verschijnen van Laudato Si’ uit de

internationale politiek een gemis, temeer omdat het de beperkte doorwerking in Den Haag had kunnen relativeren door de elders wellicht wèl aanwezige aandacht.

 Samenstelling van de interviewguide:

Hoewel de interviewguide voor de politici in Den Haag (zie bijlagen) zorgvuldig is

samengesteld en meerdere keren is aangepast op inhoud en toon van vraagstelling, bleek de uitgebreide bundeling van vragen in praktijk soms nadelig. Zo was het niveau van

94

voorkennis bij de respondenten zoveel lager dan ingeschat dat deze meer dienden te worden ‘begeleid’ bij het interview door onder andere het toelichten van informatie. Daardoor was de keuze voor de inhoudelijke fragmenten uit Laudato Si’ die werden voorgelegd in deel A van de vragenlijst wellicht ‘bepalender’ dan gewenst was. Zij hebben wellicht de

respondenten te zeer gestuurd in hun perceptie van de encycliek bij gebrek aan verdere achtergrondkennis.

Een ander probleem met de vragenlijst deed zich voor bij de verwerking van de resultaten in hoofdstuk 5. Achteraf bleek dat er ‘nieuwe’ vragen (in plaats van de voorgelegde vragen uit de interviewguide) moesten worden geformuleerd om de inhoud van de interviews bruikbaar te maken voor beantwoording van de derde deelvraag. Daardoor zijn feitelijk niet zozeer de politici bevraagd op de mate van doorwerking, maar is het verzamelde materiaal (audio en tekst) bron geweest voor het eindoordeel.

 Interviewtechnieken:

Er is gekozen voor een semi-gestructureerde interviewmethode. Deze werkte effectief, maar achteraf kan er kritiek worden geleverd op de wijze waarop de onderzoeker deze methode tot uitvoering heeft gebracht. Door de zenuwen en soms ongemakkelijke gesprekssituaties is er soms sprake geweest van enkele onderbrekende instemmende opmerkingen waarin de respondent door de onderzoeker in zijn visie werd bevestigd. Er was op dat moment enigszins sprake van beïnvloeding van de resultaten, doordat er gebruik is gemaakt van suggestief taalgebruik. Ondanks deze niet-vlekkeloze uitvoering van de interview, kan door de omvang van het materiaal en de lengte van de interviews niet worden gesproken van overwegende ‘bias’ in de gesprekken. Echter staat onomstotelijk vast dat de interviewer zich vooraf meer had kunnen oefenen in het interviewen van krachtig spraakzame respondenten zoals in Den Haag het geval bleek

 Deelname onderzoek:

Zoals vermeld wilden niet alle politieke partijen deelnemen aan het onderzoek. Veelvuldig werd hierbij vermeld dat men geen tijd had voor het interview, maar in het geval van de potentieel belangrijke gesprekspartners PVV en VVD werd een inhoudelijke reden aangevoerd, namelijk afkeuring van Laudato Si’ en Paus Franciscus in het geval van de PVV en irrelevantie van confessionele documenten voor een seculiere partij in het geval van de VVD. In sommige gevallen (CDA, ChristenUnie en SGP) was het niet mogelijk om de aanvankelijk gewenste politicus te spreken, maar werd er doorverwezen naar (schriftelijke) correspondentie met medewerkers of andere partijleden. Het belang van deelname van de partijen aan het onderzoek woog hierin zwaarder dan de consistente selectie van

respondenten binnen eenzelfde functieomschrijving.

§7 Persoonlijke reflectie

Hoewel in de voorgaande beschouwing (§6) al meerdere male gewezen is op kritiekpunten aangaande de rol van de onderzoeker, acht ik het persoonlijk prettig ook op beknopte wijze stil te staan bij mijn persoonlijke ontwikkeling en leerproces gedurende het onderzoek. Over het algemeen ben ik blij en tevreden over hoe het onderzoeksverslag tot stand is gekomen. Wel betreur ik dat ondanks de altijd aanwezige serieuze inspanning af en toe tijd verloren is gegaan aan ineffectieve werkmethodes (zoals het handmatig turven van codes in Atlas.ti) en hierdoor het onderzoeksproces aanzienlijk langer heeft geduurd dan

95

In mijn onderzoek heb ik begeleiding gehad door zowel prof. dr. Pieter Leroy namens de Radboud Universiteit, als ook op dagelijkse basis door drs. Geert van Dartel, directeur van de Katholieke Vereniging voor Oecumene. Door de samenwerking met zowel dhr. Leroy als dhr. Van Dartel ben ik gegroeid en heb ik naar mate het onderzoek vorderde mij steeds minder afhankelijk opgesteld van acute feedback. Ik heb geleerd mijn vraag om bevestiging uit te stellen en ook om op een meer gelijkwaardig niveau samen te werken met prof. dr. Leroy dan ik voorheen gewend was en durfde. Dit heeft bijgedragen aan mijn zelfvertrouwen.

Toch waren er ook meerdere moeilijke momenten. Door mijn autistische beperking werd ik meerdere malen geconfronteerd met privé-situaties die mijn aandacht vroegen, die ik niet afdoende heb kunnen compenseren met ontspanning en opbouw van energie. Daardoor ben ik gedurende de 10 maanden stage regelmatig vermoeid geweest. Dit is grotendeels verholpen door nieuwe werkafspraken te maken, die zowel strikter waren qua plicht tot naleving, maar ook meer ruimte boden om compensatie in te plannen voor stressvolle activiteiten buiten het kantoor zoals diverse congressen waaronder GroenGelovig, de Landelijke Inspiratiedag Laudato Si’ en de Friese Kerkendag 2016.

Moeilijkst bleek het doorzetten toen plots, op 23 november 2016, een goede vriend van mij overleed en de hierna ontstane situatie veel beroep deed op mijn sociale vaardigheden en relativeringsvermogen. Ondanks dat heb ik doorgezet en heb ik met één maand vertraging mijn masterthesis kunnen afronden. Hiervoor ben ik mezelf, maar ook alle mensen die mij hebben gesteund, erg dankbaar.

96

L: Literatuurlijst/verantwoording bronnen