• No results found

7.1. Reflectie op het proces

Dat mijn onderzoek te maken zou hebben met AFC, was voor mij al vanaf de start van mijn studie duidelijk. De richting en wat de onderzoeksvraag zou worden niet. Vanwege mijn

werkzaamheden als projectleider Wijkzorg/Beter Samen in Noord in stadsdeel Noord, kwam al snel de Bloemenbuurt in beeld. Daar had immers geen pilotonderzoek plaatsgevonden. De reden was mij onbekend. De richting van het onderzoek, het formuleren van de

onderzoeksvraag en de deelvragen namen veel tijd in beslag. Gefocust blijven op de

wetenschappelijke benadering was niet altijd even eenvoudig. Voor de groep Activists had ik leden van de WMO-adviesraad Noord benaderd. Ik heb geen respons gehad op mijn vraag over medewerking aan het onderzoek. Als AFC alsnog vervolg krijgt, beveel ik aan de Participatieraad Noord als stakeholder opnieuw te benaderen.

“You have to walk a cities streets, to see its soul”, zei Jane Jacobs (1961). Praktijkgericht

onderzoek is onderzoek dat plaatsvindt binnen de context van de omgeving, met de actors en is outreachend. De meeste interviews vonden voor mij vanzelfsprekend plaats bij respondenten op het werk of bij respondenten thuis. De focusgroep was gepland in de Bloemenbuurtkamer. Op het laatste moment was de buurtkamer bezet. Gastvrij werden focusgroep, onderzoeker en notulist ontvangen bij een lid van de focusgroep in de Bloemenbuurt. Tekenend voor de

veranderingen in de buurt was dat tijdens de bijeenkomst, op vijf meter afstand, een makelaar een huis aan het verkopen was.

Opvallend was de betrokkenheid van de respondenten bij hun buurt en bij het onderzoek. Acht van de zeventien respondenten wilden deelnemen aan de focusgroep. Het is niet gelukt om de Ad hoc groep te betrekken bij de focusgroep. Daar had ik extra in moeten investeren om juist die groep respondenten nog beter te betrekken bij het onderzoek.

Het onderzoek heeft mogelijk een activerende werking: tijdens het onderzoek is opnieuw contact geweest over AFC tussen de GGD en stadsdeel Noord. Ook werden tijdens de bijeenkomst van de focusgroep contacten gelegd tussen stadsdeel en bewoners inzake participatie in een ander traject.

7.2 Reflectie op het theoretisch kader

Ik heb veel geleerd van de verdieping in zowel de geschiedenis van burgerparticipatie als de verschillende vormen van burgerparticipatie. Aan mijn verwarring als het ging om de betekenis van het begrip participatie kwam definitief een einde door de heldere kijk van Jager-

Vreugdenhil (2011): de betekenis van participatie wordt pas duidelijk als bekend is wie participeert (actor) en waarin iemand participeert (context).

Het aangepaste conceptueel model van May (2006) zie ik als een praktijkgericht, handzaam instrument om stakeholders te duiden, te werven en te benaderen volgens de velden van de triangel van betrokkenheid. In plaats van vijf velden burgerbetrokkenheid, bestaat in dit onderzoek de triangel van betrokkenheid uit twee velden (semi)overheid en drie velden burgers. Gezien door de bril van May (2006), zijn de participatiester en de triangel op die manier geschikte instrumenten als het gaat om het betrekken van een diversiteit aan stakeholders en het streven naar een optimaal proces van participerend onderzoek. Het conceptueel model van May is enkel en alleen specifiek aangepast voor dit onderzoek.

51 Van een structurele aanpassing van het conceptueel model van May is geen sprake.

7.3 Reflectie op de uitkomsten van het onderzoek

De conclusie dat na de schouw geen vervolg heeft plaatsgevonden in de Bloemenbuurt en dat er geen structuur van ouderenbetrokkenheid is gecreëerd, lijkt voorspelbaar, maar is door dit onderzoek aangetoond en verklaard.

“Als je van tevoren geweten had welke mobiliserende en activerende werking dat heeft gegeven aan ouderenbetrokkenheid, kan dat achteraf als ‘een gemiste kans’ worden

beschouwd”, zoals een van de respondenten het verwoordde. Achteraf is echter achteraf en de mobiliserende en activerende werking van de pilotonderzoeken in Buitenveldert en de Indische Buurt waren niet van tevoren te voorspellen.

De vraag is of met dit onderzoek iets gezegd kan worden over de validiteit van politieke, beleidsbeïnvloedende participatie. Duidelijk is dat er overeenkomsten zijn met het onderzoek van Open Society Foundations (2014) als het over politieke participatie gaat. Er is gering

vertrouwen in politieke instanties vanuit de gedachte dat de politiek niet beïnvloed kan worden en dat hun stem niet gehoord wordt.

Deze bevinding dient meegenomen te worden bij het aanhaken bij initiatieven in het kader van AFC of als besloten wordt om een pilotonderzoek met coresearch op te zetten. Belangrijk aspect bij coresearch is dat ouderen vertrouwen hebben in het proces en dat de uitkomsten van het onderzoek serieus genomen worden. Als van tevoren bekend is dat er gering

vertrouwen is richting (politieke) instanties, dient eerst gewerkt te worden aan de vertrouwensband, inclusief wederzijdse verwachtingen ten aanzien van het onderzoek. Naar verwachting zal de tijdsinvestering langer zijn en de begeleiding intensiever in de Bloemenbuurt dan in de andere twee Amsterdamse buurten.

Vergelijking met het onderzoek in Buitenveldert laat zien dat de coresearchers in Buitenveldert in eerste instantie wantrouwend waren of de resultaten van het onderzoek wel serieus

genomen zouden worden. Dat aspect zal in de Bloemenbuurt zeker van toepassing zijn. Aan dit onderzoek hebben ouderen meegedaan die al lang in de Bloemenbuurt wonen

waardoor de respondenten overwegend van autochtone afkomst waren. Bij vervolgonderzoek dient goed gekeken te worden of de deelnemers een goede afspiegeling zijn van de ouderen in de Bloemenbuurt.

Opvallend is bij dit onderzoek de betrokkenheid van respondenten bij hun buurt maar ook bij dit onderzoek. Bijna de helft wilde meedoen aan de focusgroep. De afgelopen maanden ben ik met regelmaat bevraagd of het onderzoek al af was. Men is nieuwsgierig en wellicht is dit onderzoek een aanzet tot vervolg?

52