• No results found

Recreatie-Verblijfsrecreatie

In document Bergen aan zee (pagina 93-98)

Inhoud van de regels 1

Artikel 13 Recreatie-Verblijfsrecreatie

13.1. Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie-Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie-verblijfsrecreatieve apparte-menten": bedrijfsmatige geëxploiteerde verblijfsrecreatieve appartementen;

b. ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning": recreatiewoningen;

c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nuts-voorzieningen en water.

13.2. Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoerings-aanduiding aangegeven bouwhoogte;

c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%

van het bouwperceel;

d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak bedraagt ten hoog-ste 2 m en buiten het bouwvlak ten hooghoog-ste 1 m;

e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

13.3. Specifieke gebruiksregels Het is verboden om:

a. verblijfsrecreatieve appartementen te gebruiken of te laten gebruiken voor permanente be-woning;

b. de gronden ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie-verblijfsrecrea-tieve, anders te gebruiken of te laten gebruiken dan ten behoeve van de bedrijfsmatige ex-ploitatie.

Bestemmingsregels 23

Artikel 14 Tuin

14.1. Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor

a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

b. ter plaatse van de aanduiding (nlw): natuur en landschapswaarden.

14.2. Bouwregels

14.2.1. Op de gronden zijn ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen ge-bouwen zijnde, toegestaan, met uitzondering van paardenbakken en zwembaden.

14.2.2. Voor het bouwen gelden de volgende regels

a. de hoogte van erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en elders ten hoogste 2 m;

b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de hoogte van erf- en perceelafscheidingen op zijerven grenzend aan wegen ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat:

- de hoogte van 2 m uitsluitend is toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw;

- indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zij-gevel en de zijdelingse perceelsgrens minder dan 5 m bedraagt, de afstand tot de per-ceelsgrens minimaal 1 m moet bedragen;

- indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zij-gevel en de zijdelingse perceelsgrens tussen de 5 en 10 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens minimaal 2 m moet bedragen;

- indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zij-gevel en de zijdelingse perceelsgrens ten minste 10 m bedraagt, de afstand tot de per-ceelgrens minimaal 3 m moet bedragen;

c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 1 m bedra-gen.

14.3. Ontheffing van de bouwregels

14.3.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.2.1 ten behoeve van aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw met dien verstande dat:

a. de diepte van aan- en uitbouwen bij vrijstaande woningen ten hoogste 1,5 m mag bedra-gen gemeten vanuit de voor- en/of zijgevel van het hoofdgebouw;

b. de diepte van aan- en uitbouwen bij niet-vrijstaande woningen ten hoogste 1 m mag bedra-gen gemeten vanuit de voor- en/of zijgevel van het hoofdgebouw;

c. de breedte van aan- en uitbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw bij vrijstaande woningen ten hoogste 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;

d. de breedte van aan- en uitbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw bij niet-vrij-staande woningen ten hoogste 60% mag bedragen van de breedte van het hoofdgebouw;

e. de lengte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel bij vrijstaande woningen ten hoogste 50%

mag bedragen van de lengte van de zijgevel van het hoofdgebouw;

f. de lengte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel bij niet-vrijstaande woningen ten hoogste 60% mag bedragen van de lengte van de zijgevel van het hoofdgebouw;

g. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de be-gane grondlaag van het hoofdgebouw;

h. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig mag worden aangetast door het verlenen van de ontheffing.

14.3.2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.3.1 ten behoeve van toegangspoorten voor de voorgevelrooilijn met een hoogte van ten hoogste 2 m, met dien verstande dat:

a. de afstand tussen de toegangspoort en de straat voldoende dient te zijn voor het veilig op-stellen van een auto;

b. de volgende criteria worden afgewogen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid:

- de breedte van de weg (inclusief voet- en fietspaden en bermen) waarop de toegangs-poort invloed heeft;

- de breedte van de toegangspoort;

- de mate van transparantie boven een hoogte van 1 m;

- de mate waarin sprake is van een zorgvuldige vormgeving;

- de mate waarin de toegangspoort wordt afgeschermd door groen, dan wel de mate waarin groen rondom de toegangspoort wordt toegepast.

14.4. Aanlegvergunning

14.4.1. Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding "natuur- en landschapswaarden (nlw)" zonder schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

a. het rooien en/of vellen van houtgewassen met een grotere hoogte dan 3 m en/of een op-pervlakte van meer dan 5 m²;

b. het aanbrengen van verhardingen met een grotere oppervlakte dan 50 m²;

c. het ophogen en/of afgraven van gronden.

14.4.2. Het gestelde in lid 14.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

14.4.3. Een aanlegvergunning zoals bedoeld in lid 14.4.1 wordt uitsluitend verleend indien uit een advies van de deskundige op het gebied van natuur en landschap blijkt dat de natuur- en landschapswaarden ter plaatse niet onevenredig worden aangetast.

Bestemmingsregels 25

Artikel 15 Tuin-Duinen

15.1. Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin-Duinen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;

b. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

15.2. Bouwregels

15.2.1. Op de gronden zijn ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen ge-bouwen en overkappingen zijnde, toegestaan, met uitzondering van paardenbakken en zwem-baden.

15.2.2. Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a. de hoogte van erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en elders ten hoogste 2 m;

b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 1 m bedra-gen.

15.3. Ontheffing van de bouwregels

15.3.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 15.2.1 ten behoeve van uitbreiding van het hoofdgebouw met dien verstande dat:

a. de uitbreiding uitsluitend aan de van weg afgekeerde zijden mag worden gerealiseerd;

b. de diepte van de uitbreiding ten hoogste 3 m mag bedragen gemeten vanuit de achter- en/of zijgevel van het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw;

c. de lengte van uitbreiding ten hoogste 50% mag bedragen van de lengte van de betreffende gevel van het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw;

d. de totale oppervlakte van de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 25% van het bouwvlak van het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw, met een maximum van 40 m²;

e. de goot- en bouwhoogte van de uitbreiding niet meer mag bedragen dan de goot- en bouwhoogte van het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw;

f. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig mag worden aangetast door het verlenen van de ontheffing.

15.3.2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van lid 15.2.1 ten be-hoeve van de bouw van een garage, met dien verstande dat:

a. ontheffing uitsluitend is toegestaan indien, gelet op de hoogteverschillen binnen het bouwperceel en de daarmee samenhangende landschappelijke waarden, het realiseren van een garage binnen de bestemming Wonen-Duinen niet wenselijk is;

b. de oppervlakte van een garage ten hoogste 25 m² bedraagt;

c. de goothoogte van de garage ten hoogste 2,5 m bedraagt;

d. burgemeester en wethouders bevoegd zijn nadere eisen te stellen aan de situering en landschappelijke inpassing van de garage.

15.4. Aanlegvergunning

15.4.1. Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Tuin-Duinen zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere opper-vlakteverhardingen;

b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, men-gen, diepploemen-gen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

c. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

d. het aanbrengen van bomen of andere opgaande beplanting.

15.4.2. Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

15.4.3. Voorwaarde voor een aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

a. daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;

b. uit een advies van de deskundige op het gebied van natuur en landschap blijkt dat voldaan wordt aan het bepaalde in lid 15.4.3 onder a.

Bestemmingsregels 27

Artikel 16 Verkeer

16.1. Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;

b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

16.2. Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde alsmede nutsgebouwen, mogen worden gebouwd met een maximale hoogte van 9 m voor lantaarnpalen en een hoogte van 3 m voor overige bouwwerken en nuts-gebouwen.

In document Bergen aan zee (pagina 93-98)