• No results found

3 Europese Unie

4.9 Recente ontwikkelingen

Herziening van het Nederlands voedselveiligheidsbeleid hangt gedeeltelijk af van ontwik- kelingen rond het Witboek van de Europese Commissie. Daarnaast is onlangs het beleidsvoornemen diervoeding 'Grondstof voor vertrouwen' naar de Kamer verzonden. Naar aanleiding van het rapport Berenschot worden echter al maatregelen genomen die betrekking hebben op het omgaan met crises. In een brief van VWS aan de Tweede Kamer wordt aangegeven hoe met de aanbevelingen van het Berenschotrapport wordt omgegaan (VWS, 2000). Er volgt hier een kort overzicht van aandachtspunten.

Ingrijpende verandering van politieke en ambtelijke verantwoordelijkheden wordt niet noodzakelijk geacht. De aandacht wordt veeleer gericht op het verbeteren van werk- processen, afstemming en interne en externe communicatie.

Gegeven deze uitgangsstelling ligt de concentratie ten eerste op vereenvoudiging van wet- en regelgeving. Hier is gedeeltelijk al mee begonnen, op advies van de werkgroep Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit. Met betrekking tot de wenselijkheid van één levensmiddelenwet (die consumenten, industrie, handel en productschappen niet nodig achten) wordt afgewacht of er één Europese richtlijn komt voor levensmiddelen. Tot slot wordt er een interdepartementale werkgroep ingesteld die de regelgeving, het toezicht en de controle rond potentiële risicogebieden in relatie tot voedselveiligheid in kaart zal brengen om met concrete voorstellen te komen om het systeem sluitend te maken.

Ten tweede zal de organisatie van de meldingen worden veranderd. VWS en LNV gaan één meldingsorganisatie creëren, bestaande uit twee meldpunten: één bij VWS en één bij LNV. Afstemming met VROM zal ook plaatsvinden. VWS en LNV kennen een Comité Voedselveiligheid, dat onder andere zorg draagt voor heldere draaiboeken. Tevens is een Interdepartementaal Comité Voedselveiligheid ingesteld, dat jaarlijks de Kamer rappor- teert.

Ten derde wordt de communicatie verbeterd. Er komt meer structurele communicatie over voedselveiligheid, waar het Voedingscentrum mee belast wordt. Naar aanleiding hier- van heeft VWS overlegd met het Voedingscentrum om inhoud en uitvoering te geven aan een meerjarig communicatieprogramma over voedselveiligheid (VWS, 2000). De Beraads- groep Voeding van de Gezondheidsraad kan een goede bijdrage leveren door nieuwe risicofactoren te signaleren en te adviseren ten aanzien van gewenst overheidsoptreden. Met deze organisatie wordt het programma voor onderzoek op het gebied van voedselvei- ligheid nader bekeken. Tevens wordt het onderwerp voedselveiligheid versterkt ingebracht in bestaande reguliere overlegfora tussen de overheid en het maatschappelijk veld, zoals het Regulier Overleg Warenwet. Tot slot zal er aandacht besteed worden aan eenduidige en adequate (crisis)communicatie van overheidswege. Het Voedingscentrum zal hier een be- langrijke(re) rol in gaan vervullen (zie ook LNV, 2000b:17).

4.10 Enkele onderzoeksgegevens

Berenschot/NIPO (1999)

In het geval van vertrouwen in de juistheid van de informatie scoren in Nederland de Con- sumentenbond en de Keuringsdienst van Waren het hoogst. Zoals in paragraaf 4.3 al is gezegd scoort het Voedingscentrum laag als (vertrouwenwekkende) bron van informatie. Betrouwbare uitleg over wat er met het voedsel aan de hand is, verwacht de consument vooral van de directeur van de Keuringsdienst van Waren en de minister van Volksge- zondheid. Het merendeel (80%) van de consumenten heeft naar aanleiding van berichtgeving over de Coca-cola en dioxine-affaire zijn consumptiegedrag niet aangepast. 90% vertrouwt de voedingsmiddelen die in Nederland te koop zijn. Over de in dit onder- zoek gevonden resultaten met betrekking tot informatie is melding gemaakt in paragraaf 4.3.

Voedingsmonitor

Swoka brengt vanaf 1997 periodiek de houding van consumenten ten aanzien van voeding en voedselproductie in kaart. Uit een onderzoek in juni 1999 bleek dat ondanks ontwikke- lingen op de voedingsmiddelenmarkt en regelmatig terugkerende incidenten bij de voedselproductie, het gedrag van consumenten in hoge mate stabiel is en dat het vertrou- wen in de kwaliteit van voedingsmiddelen in het algemeen groot is. Zelfs bij een breed in de media uitgemeten incident als de dioxine-affaire zegt ruim 40% van de ondervraagden dat hier in het geheel geen rekening mee gehouden wordt bij het boodschappen doen. Eurobarometer 49 (voedselveiligheid) (1998)

Nederland valt op als het gaat om vertrouwen. Nederlanders hebben, in tegenstelling tot andere Europeanen, een zeer hoog niveau van vertrouwen, of het nu gaat om de waarheid vertellen inzake levensmiddelen, of over de noodzaak van etikettering. Tevens hebben ze geen behoefte aan meer controles. Ze zijn minder bang voor mogelijke additieven en pre- servatieve agents in levensmiddelen.

Eurobarometer 46.1 (biotechnologie) (1997)

Nederlanders scoren het hoogst op het gebied van 'objectieve' kennis over biotechnologie. Tevens hebben ze, samen met Finnen, het meeste vertrouwen in de bescherming die huidi- ge regelgeving biedt. Het in paragraaf 4.5 aangehaalde artikel van Midden et al. specificeert Nederlandse resultaten zoals geboekt in de Eurobarometer 46.1.

4.11 Resumé: verwerven van vertrouwen

Er is ook in Nederland de nodige aandacht voor voedselveiligheid (zie ook D66, 2000; LNV, 2000b; PvdA, 2000). Er is de wijdverspreide gedachte dat voedselveiligheid aan- dacht verdiend. Al dan niet in internationaal kader worden daden bij het woord gevoegd

met het doel de kans op incidenten rondom de veiligheid van voedsel te verkleinen. Zoals uit paragraaf 4.8 en 4.11 is op te maken worden er initiatieven ontplooid voedselveiligheid als overkoepelend beleidsthema te positioneren. Hierbij behoort het tot wasdom laten ko- men van een integrale ketenbenadering - onder meer door deze benadering als uitgangspunt en afstemmingscriterium te nemen voor overheidsbeleid (LNV, 2000b:18).

De woorden 'tot volle wasdom laten komen' karakteriseren op de keper beschouwd treffend het ontwikkelingsstadium waarin vele aspecten van voedselveiligheid zich bevin- den. Dit geldt met name ook voor de onderwerpen die verband houden met wat we hier 'informatie' hebben genoemd en waarvoor in deze benchmark betrekkelijk veel aandacht is. Is er over het algemeen sprake van een behoorlijke belangstelling van de media voor accurate berichtgeving aan het Nederlandse publiek en de informatieverstrekking van overheidswege is voor verbetering vatbaar, zo concludeert het recentelijk gepubliceerde Berenschotrapport. Meer nadrukkelijke aandacht op dit vlak wordt aanbevolen. We hebben in het voorgaande geconstateerd dat de informatievoorziening in de virtuele wereld welis- waar verbetert maar momenteel toch zeker niet 'af' is (zie paragraaf 4.2). In de reële wereld ligt er vooral ook een belangrijke rol weggelegd voor het Voedingscentrum (zie paragraaf 4.3). In elk geval wordt het belang van communicatie en informatie-overdracht over voed- selveiligheid door de regering erkend en zien we de aandacht hiervoor terug in plannen die worden ontwikkeld. Niet in de laatste plaats is het belang dat aan informatie en communi- catie wordt gehecht, ingegeven doordat im- of expliciet wordt verondersteld dat er een positief verband bestaat met consumentenvertrouwen (zie ook 4.8).