• No results found

Rapport aan de koning der staatscommissie ingesteld 23 oktober 1830, van 9 november 183021

Staatssecretarie en kabinet des konings onder Willem I door J. Steur

VII. Rapport aan de koning der staatscommissie ingesteld 23 oktober 1830, van 9 november 183021

De Staatscommissie, ingesteld bij Zr. Ms. besluit van den 23 October 1830 no. 92, na in hare vorige vergaderingen afgedaan te hebben het punt der dadelijke

vermindering van het personeel door de schorsing der Zuid Nederlanders en dat der dadelijke vermindering der werkzaamheden des algemeenen bestuurs, door het doen ophouden van alle besturende werking deszelven op de provinciale en

gemeentebesturen in die attributen, welke de grondwet aan derzelver vrije werking toe vertrouwt, is door den loop van derzelver denkbeelden als van zelven geleid geworden tot het punt, waar alle

aangelegenheden zich vereenigen, de werkplaats waarin alle staatsaangelegenheden bekleed worden met die formen waarin Z.M. dezelven doet openbaar maken, en aan Hoogstdeszelfs onderdanen of dienaren als mededeelingen, regelen of voorschriften doet kennen. Zij gevoelt het tedere van die beschouwing, omdat dit punt in eene zeer naauwe betrekking staat tot die onvermoeide zorgen, waarmede het bekend is dat Z.M. voor de belangen van het Rijk en van Hoogstdeszelfs onderdanen steeds werkzaam is.

Doch de pligt, waartoe Z.M. haar geroepen heeft, het vertrouwen waarmede HDZ. haar vereerd heeft, verbieden haar iederen anderen indruk te volgen, dan dien van het belang van Zr. Ms. dienst, van het welzijn des Lands, en van het hoofddoel van derzelver instelling, bezuiniging door vereenvoudiging.

De Secretary van Staat is die werkplaats, en bij de Staatscommissie is opgekomen de vraag of dit op zich zelf staand departement noodig is ten bedoelden einde? en vooral of hetzelve daartoe noodig is bij de vermindering der werkzaamheden welke moet voortspruiten uit de afscheiding der Zuidelijke provinciën, en zal wezen, wanneer Z.M. zal aangenomen hebben het voorstel der Staatscommissie tot het verminderen der punten van aanraking van het Opperbestuur met die der provinciën en gemeenten, uit aanmerking van de vermindering van zorgen en te behandelen zaken, welke daaruit voor dat Departement schijnt te moeten voortspruiten?

En wanneer men die vraag zou beantwoorden uit het eenige gezigtspunt waaruit dit departement vroeger is voorgesteld, dat namelijk, van te wezen de werkplaats waarin alle Staats-besluiten als de uitdrukking van Zr. Ms. wil, bekleed worden met de uitterlijke formen die dezelven naar buiten kunnen doen werken, en daartoe ter uitvoering afgaan tot dien het aangaat, en met de executie daarvan is belast, dan zeker zou men het er voor kunnen houden, dat het geven van dien uiterlijken form ook zou kunnen waargenomen worden door den minister hoofd des departements die met de executie daarvan zal belast worden; niet alleen omdat dit mogelijk is, niet alleen omdat het eigenaardiger schijnt dat de minister, hoofd des departements dien de zaak betreft, die kan verondersteld worden Z.M. op de zaak te hebben voorgelicht, die kan verondersteld worden Zr. Ms bedoeling daaromtrent te kennen, die met de uitvoering daarvan belast zal worden, ook belast worde met de finale redactie van het besluit of stuk waarvan de rede is, maar ook, omdat (en dit brengt de

Staatscommissie meer bepaaldelijk terug tot het hoofddoel harer instelling) daardoor het werktuig der huishouding van Staat met een raderwerk schijnt te zullen verminderd worden, hetwelk de kosten daarvan

ver-meerdert, de wrijvingen vergroot, zonder dat deze bezwaren door stellige en erkende voordeelen worden opgewogen.

Uit dit oogpunt dan bezien, is de Staatscommissie eenstemmig geweest van gevoelen, dat de Secretary van Staat vatbaar zou kunnen geacht worden voor suppressie en deszelfs attributen voor verdeeling en overdragt op den minister, hoofd van het departement dien de zaak ten principale betreft, of met de executie der besluiten zal belast worden.

Uit den loop der overwegingen op dit stuk is evenwel ook de mogelijkheid ontstaan voor eene beschouwing van dit departement uit een ander oogpunt waarbij hetzelve kan voorgesteld worden als een spiegel in welks brandpunt zich verzamelden al de stralen lichts, welke men over zekere zaak daarin heeft kunnen betrekken, teneinde Z.M. in de gelegenheid te stellen van dat verzamelde licht gebruik te maken, tot het vestigen van HDZs meening en wil, en het welligt HDZs verlangen zou kunnen wezen, om bij het vestigen daarvan, behalven die van het departement dien het aangaat, zoodanige voorlichting te kunnen inroepen, als welke de zaak, ontdaan van alle specialiteiten of bekleedsels, alleen kan doen beschouwen in derzelver verhouding tot de door Z.M. aangenomene regeringsbeginselen, aan den eenen kant, en tot alle andere takken van bestuur aan den anderen kant. En uit dit oogpunt beschouwd meent de Staatscommissie dat zij het nuttig doel daarvan zou kunnen erkennen, zonder de noodzakelijkheid om daartoe dit middel te bezigen, omdat zij meent dat dit doel welligt nog beter zou kunnen verkregen worden, door eene gemeenschappelijke overweging van alle zaken, de algemeene belangen des Rijks betreffende, te vorderen van, en op te leggen aan Zr. Ms. ministers, daartoe in Rade vergaderd, ten einde in die overweging te kunnen vinden den grond, waarop Zr. Ms. meening en wil zich zou kunnen vestigen, en waarvan alsdan de uitdrukking zou kunnen worden bevat in een besluit, waarvan de minister, hoofd des departements dien het aangaat, zou wezen de eindelijke steller, verdediger, mede teekenaar en uitvoerder.

De voordeelen welke de Staatscommissie daarin ziet voor de inachtneming en overeenstemming van alle de belangen der onderscheidene takken van 's Rijks bestuur, waarvan de ministers hoofden der departementen kunnen geacht worden de

vertegenwoordigers te zijn voor de eenheid van bestuur en de daaruit voortspruitende moreele kracht van hetzelve, komen aan de Staatscommissie zoo groot voor, dat bij het gemis van vrijheid om ex professo dit punt aan Zr. Ms. overwegingen aan te bevelen, zij zich met eerbied verheugt eene aanleiding te hebben gevonden om, blijvende binnen den kring

van hare bevoegdheid daarvan de voordragt te kunnen doen als van een middel om op eene onkostbare, en naar haar eerbiedig inzien, meer doelmatige wijze te doen vervangen een departement, tot welks suppressie veler wenschen zich vereenigen, en daardoor uit den weg te ruimen de eenigste zwarigheid van belang welke er tegen de opheffing van dat departement bij Z.M. zoude kunnen bestaan.

---(De Staatscommissie zou, voor het geval de Staatssecretarie word opgeheven, betreffende De Mey) zich niet durven vermeten, om ten opzigte van het lot en de nadere bestemming van eenen zoo algemeen geachten en verdienstelijken hoogen staatsambtenaar, eene voordragt te doen aan Z.M., die alleen bij magte is, om dit naar waarde te beoordeelen en te bepalen.

In het concept-besluit der Staatscommissie stond: ‘Art. 2.

De attributen van Onzen minister secretaris van staat, met opzigt tot het contrasigneren der wetten en besluiten welke van Ons uitgaan, zullen overgaan op Onze ministers hoofden der departementen ieder voor zoo veel betreft de wetten en besluiten tot derzelver respectief departement behoorende, en met welker executie zij zullen zijn belast.

Art. 3.

Alle besluiten op zaken van algemeen belang, welke Wij Ons voorstellen te nemen, zullen steeds gemeenschappelijk overwogen worden door Onze ministers hoofden van departementen, in Rade vergaderd, en zal de minister, hoofd van dat departement waartoe de zaak ten principale behoort, Ons daarna aanbieden het opstel hetwelk de uitdrukking van Onzen wil zal bevatten, en hetzelve contrasignerende ter uitvoering leggen.’

VIII. De minister van justitie van maanen en de staatsraad a.i. belast met