• No results found

Aanleiding

De studie-uitval tijdens de propedeusefase is al jaren hoog. In 2003-2008 viel 26,9% (2004) tot 49,1% (2006) van de studenten na 1 jaar uit (bron: kritische reflectie HBO- bacheloropleiding Voeding en Diëtetiek). Het propedeusecohort dat het studiejaar 2010- 2011 met de opleiding is begonnen, volgde als 1e cohort het nieuwe curriculum. Na dit eerste nieuwe jaar leek een hoger percentage studenten gestopt te zijn en ook de uitval na blok 2 (na 1 februari) leek groter te zijn. Het precieze aantal is echter onbekend, evenals de redenen voor de hoge studie-uitval. De HvA-brede verhoging van de BAS-norm in 2012 naar 50 studiepunten kan mogelijk de studie-uitval in de toekomst nog verhogen.

In de nieuwe onderwijs- en onderzoeksagenda Creating Tomorrow van de HvA staat voor 2011-2014 op de agenda dat domeinen en opleidingen streefwaarden hebben opgesteld voor studiesucces (uitgedrukt in het percentage studenten dat zich inschrijft in de hoofdfase en binnen vier jaar na de inschrijving de opleiding afrondt). In een rapportage van het Periodiek Bestuurlijk Overleg CvB en Domeindirectie (voorjaar 2010) had het domein DBSV voor 2012 als doel gesteld dat 33% van de studenten na 1 jaar de propedeuse moet hebben behaald en 80% van de studenten na 4 jaar de hoofdfase hebben afgerond en 90% van de studenten na 5 jaar (bron: kritische reflectie HBO-bacheloropleiding Voeding en Diëtetiek). In het DBSV convenant 2011-2014 is hier echter niets over opgenomen. In de jaren 2003- 2008 had 22,8% (2004) tot 40,6% (2007) van de studenten de propedeuse na 1 jaar behaald (bron: kritische reflectie HBO-bacheloropleiding Voeding en Diëtetiek). In 2010-2011 heeft 26% de propedeuse gehaald (65 van de 249). Om de streefwaardes te bereiken is het noodzakelijk dat er eerst aandacht aan de studie-uitval in de propedeuse wordt besteed. In de onderwijs- en onderzoeksagenda van de HvA staan een aantal interventies genoemd die het studiesucces kunnen vergroten. Er moet focus worden aangebracht in de voorlichting: een reëel beeld van opleiding, beroep en arbeidsmarktperspectief; en waar nodig een numerus fixus en opleidingsgerelateerde selectie worden ingevoerd. Tevens zou er een aanwezigheidsplicht voor geoormerkte vakken kunnen worden ingevoerd. In het domeinplan van 2009-2012 stond als aanbevolen interventie om een deficiëntiemodule scheikunde te ontwikkelen en implementeren voor studenten zonder scheikunde in de

opleiding. Deze module is er nooit gekomen en in het nieuwe domeinplan van 2012-2014 staat hier niets meer over genoteerd. Om te beslissen welke interventies ter voorkoming van studie-uitval in de propedeuse gewenst zijn zal eerst meer inzicht moeten worden gekregen in de redenen van de grote studie-uitval.

Probleemstelling

Hoeveel eerstejaars studenten zijn in 2010-2011 gestopt met de opleiding en om welke reden?

Doelstelling

Door middel van gerichte interventies (zie suggesties genoemd in aanleiding) de studie-uitval in de propedeuse terugbrengen in 2012-2013.

Methode

Door de studentenadministratie zijn retrospectief gegevens verzameld over de zittende en vertrokken studenten van het propedeusecohort 2010-2011. Van alle zittende en vertrokken studenten waren gegevens beschikbaar over leeftijd, geslacht, vooropleiding en profiel. Daarnaast was van de vertrokken studenten de datum van uitschrijving en reden van stoppen bekend. Omdat de reden van stoppen ook door de decaan wordt geregistreerd, is gekeken of deze redenen overeenkwamen met de redenen bekend bij de studentenadministratie. Op basis van de datum van uitschrijving is een indeling in blokken gemaakt (30 april bij blok 4 gerekend) en een indeling voor en na 1 februari gestopt. Bij de indeling van het profiel zijn HAVO en VWO studenten samen genomen en indien studenten 2 profielen hebben gedaan is het ‘hoogste’ profiel gebruikt (dus indien NG – natuur en gezondheid - en NT – natuur en techniek- , is dit gecodeerd als NT etc.). Met behulp van de chikwadraattoets met continuïteitscorrectie is in SPSS versie 18 gekeken naar een verband tussen profiel (EM – economie en maatschappij /niet EM) en reden van stoppen (te moeilijk/andere reden). Een p-waarde kleiner dan 0,05 werd als significant beschouwd.

Resultaten

Aantal studiestakers

Van het propedeusecohort 2010-2011 is 42% gestopt in het 1e jaar (104 van de 249). De meeste studenten zijn in blok 2 gestopt (56%). In blok 3 is 6% gestopt en in blok 4 17%. Voor 1 februari is 77% gestopt, na 1 februari 23%.

Wanneer gestopt

Welk blok Aantal (%) studenten gestopt

Blok 1 22 (21%) Blok 2 58 (56%) Blok 3 6 (6%) Blok 4 18 (17%) Totaal 104 (100%) Geslacht en leeftijd

Van de totale groep studenten is 19% jongen en 82% meisje. Meer dan de helft van de jongens is gestopt (25 van de 46). De gemiddelde leeftijd van de vertrokken studenten was 19,8 jaar (sd 2,6 jaar) en de gemiddelde leeftijd van de zittende studenten 20,4 jaar (sd 3,2 jaar).

Geslacht uitgesplitst naar gestopt en niet gestopt

Gestopt Niet gestopt Totaal Jongen 25 (24%) 21 (15%) 46 (19%) Meisje 79 (76%) 124 (86%) 203 (82%) Totaal 104 (100%) 145 (100%) 249 (100%)

Redenen om te stoppen

De meest genoemde reden om te stoppen is: voldoet niet aan verwachtingen (44%), daarna te moeilijk (22%). Slechts 3 studenten noemden dat ze zijn gestopt vanwege de scheikunde (chemie) en biologie die te moeilijk was; 2 van hen hadden HAVO profiel EM en 1 had een MBO vooropleiding. Van 24 studenten is informatie van de decaan gekregen over de reden van vertrek. Van 20 studenten kwam de reden overeen met de redenen opgegeven bij de studentenadministratie. Studenten die voor 1 februari stopten gaven het meest als reden dat het niet de juiste keuze was (54%), studenten die na 1 februari stopten gaven vaak geen

reden op voor vertrek (42%). Iets meer studenten die na 1 februari stopten vonden de studie te moeilijk (29%) ten opzichte van studenten die voor 1 februari stopten (20%).

Reden uitgesplitst naar voor en na 1 februari gestopt

Gestopt voor 1 februari Gestopt na 1 februari Totaal Te moeilijk 16 (20%) 7 (29%) 23 (22%) Niet juiste keuze, voldoet niet

aan verwachtingen

43 (54%) 3 (13%) 46 (44%) Persoonlijke redenen 8 (10%) 2 (8%) 10 (10%) Andere studie gekozen 9 (11%) 2 (8%) 11 (11%) Onbekend 4 (5%) 10 (42%) 14 (14%) Totaal 80 (100%) 24 (100%) 104 (100%)

Vooropleiding en profiel

De helft van de totale groep studenten heeft als vooropleiding HAVO, 23% MBO en 13% VWO. Van de studenten die gestopt zijn, heeft 29% MBO als vooropleiding en 7% VWO. Van de totale groep studenten met HAVO/VWO als vooropleiding heeft 67% CM – cultuur en maatschappij - of EM als profiel. Slechts 32% heeft het profiel NG of NT. Er zijn geen grote verschillen in profiel tussen studenten die gestopt en niet gestopt zijn.

Vooropleiding uitgesplitst naar gestopt en niet gestopt

Gestopt Niet gestopt Totaal HAVO 55 (53%) 78 (54%) 133 (53%) VWO 7 (7%) 25 (17%) 32 (13%) MBO 30 (29%) 27 (19%) 57 (23%) HBO/WO propedeuse of afgerond 3 (3%) 6 (4%) 9 (4%) 21+ 3 (3%) 3 (2%) 6 (2%) Buitenland 3 (3%) 1 (7%) 4 (2%) Overig 3 (3%) 5 (3%) 8 (3%) Totaal 104 (100%) 145 (100%) 249 (100%)

Profiel uitgesplitst naar gestopt en niet gestopt

Gestopt Niet gestopt Totaal CM 20 (33%) 31 (30%) 51 (31%) EM 22 (37%) 37 (36%) 59 (36%) NG 15 (25%) 31 (30%) 46 (28%)

NT 3 (5%) 4 (4%) 7 (4%

Totaal 60 (100%) 103 (100%) 163 (100%)

Reden uitgesplitst naar geslacht, vooropleiding en profiel

Jongens gaven het meest als reden op om te stoppen dat het niet de juiste keuze was (56%). Van de studenten die gestopt zijn omdat de opleiding te moeilijk was, was 91% meisje en had 57% HAVO als vooropleiding en 30% MBO. Van de studenten die VWO of HBO/WO als vooropleiding hadden is niemand gestopt omdat ze het te moeilijk vonden. Van de

studenten die gestopt zijn omdat de opleiding te moeilijk was had 67% het profiel EM en

25% het profiel CM. Er was een significant verband tussen profiel (EM/geen EM) en de reden van stoppen (te moeilijk/andere reden) (p=0,038).

Reden uitgesplitst naar geslacht

Te moeilijk Niet juiste keuze Persoonlijke redenen Andere studie Onbekend Totaal Jongen 2 (9%) 14 (30%) 1 (10%) 4 (36%) 4 (29%) 25 (24%) Meisje 21 (91%) 32 (70%) 9 (90%) 7 (64%) 10 (71%) 79 (76%) Totaal 23 (100%) 46 (100%) 10 (100%) 11 (100%) 14 (100%) 104 (100%)

Reden uitgesplitst naar vooropleiding

Te moeilijk Niet juiste keuze Persoonlijke redenen Andere studie Onbekend Totaal HAVO 13 (57%) 26 (57%) 4 (40% 3 (27%) 9 (64%) 55 (53%) VWO 0 (0%) 5 (11%) 0 (0%) 1 (9%) 1 (7%) 7 (7%) MBO 7 (30%) 10 (22%) 5 (50%) 5 (46%) 3 (21%) 30 (29%) HBO/WO 0 (0%) 0 (0%) 1 (10%) 1 (9%) 1 (7%) 3 (3%) 21+ 1 (4%) 2 (4%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 3 (3%) Buitenland 0 (0%) 2 (4%) 0 (0%) 1 (9%) 0 (0%) 3 (3%) Overig 2 (9%) 1 (2%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 3 (3%) Totaal 23 (100%) 46 (100%) 10 (100%) 11 (100%) 14 (100%) 104 (100%)

Reden uitgesplitst naar profiel

Te moeilijk Niet juiste

keuze Persoonlijke redenen Andere studie Onbekend Totaal CM 3 (25%) 12 (39%) 1 (25%) 1 (25%) 3 (33) 20 (33%) EM 8 (67%) 10 (32%) 1 (25%) 1 (25%) 2 922%) 22 (37%) NG 1 (8%) 8 (26%) 2 (50%) 1 (25%) 3 (33%) 15 (25%) NT 0 (0%) 1 (3%) 0 (0%) 1 (25%) 1 (11%) 3 (5%) Totaal 12 (100%) 31 (100%) 4 (100%) 4 (100%) 9 (100%) 60 (100%) 91

Discussie

Er is in 2010-2011 geen toename in het aantal studenten dat is gestopt ten opzichte van eerdere jaren en er lijkt geen toename te zijn geweest in blok 3 en in blok 4. De meeste studenten stoppen in blok 2. Opvallend is dat er na 1 februari relatief veel studenten zijn gestopt omdat ze de opleiding te moeilijk vonden, terwijl verwacht zou worden dat deze groep studenten voor 1 februari zou stoppen. Een verklaring zou kunnen zijn dat de resultaten van de reguliere toetsen blok 2 vaak na 1 februari bekend worden gemaakt. Verder is opvallend dat studenten die na 1 februari stoppen vaak geen reden opgeven, maar onduidelijk is waarom.

Jongens stoppen vaker dan meisjes. De HvA en UVA signaleerden dit probleem al eerder en hebben op basis van een verkennend onderzoek een actieplan opgesteld om het onderpresteren bij mannelijke studenten aan te pakken (zie document “Jongens wat is er aan de hand”). Oudere studenten lijken het juist goed te doen (minder vaak te stoppen); de reden hiervoor is onbekend (bewustere studiekeuze?).

De belangrijkste reden om te stoppen was dat de opleiding niet aan de verwachtingen voldoet. Studenten hebben blijkbaar geen goed beeld van de opleiding. De tweede reden om te stoppen was dat de studie te moeilijk is. Beide redenen komen overeen met de gegevens uit exit monitor 2010-2011. De exit monitor is echter ingevuld door studenten die de opleiding verlaten hebben gedurende alle jaren en niet alleen in de propedeuse. In de exit monitor werd als top 3 genoemd dat ze niet goed wisten wat ze wilden, dat ze niet goed nagedacht hadden of de opleiding bij hen paste en dat specifieke vakken/studieonderdelen te moeilijk waren. Uit nader analyse van de exit monitor lijkt zelfs dat het aantal studenten met een irreëel beeld van de opleiding toeneemt in de loop der jaren (zie onderstaande tabel).

Gegevens uit exit monitor 2011

Het beeld van de voorlichting

klopte niet met de werkelijkheid Niet goed nagedacht of opleiding bij mij past

2008-2009 2,6 2,5

2009-2010 2,8 2,7

2010-2011 3,2 3,0

MBO’ers stoppen vaker met de opleiding en geven zoals verwacht vaak als reden op dat ze de opleiding te moeilijk vinden. Studenten met het profiel EM (en CM) lijken het echter nog zwaarder te hebben. In het profiel EM volgen studenten wel wiskunde, maar geen scheikunde en biologie. Er wordt momenteel geen informatie over deze vakken verzameld. Wij vragen ons af of de samenstelling van het pakket de enige oorzaak is of dat het leergedrag van deze studenten mee speelt. VWO en HBO/WO studenten doen het juist goed. Zij zijn minder vaak gestopt en geven nooit aan te stoppen omdat de studie te moeilijk is.

Binnen het domein worden gegevens over vertrokken studenten op drie verschillende manieren verzameld: door de studentenadministratie, de decaan en via de exit monitor. Hierdoor komen de gegevens in verschillende bestanden terecht en wordt de analyse bemoeilijkt.

Conclusie en aanbevelingen

Studenten verlaten de opleiding vooral omdat ze verkeerde verwachtingen van de opleiding hadden en omdat de studie te moeilijk was. De opleiding kan studenten vooraf reëel voorlichten over de mogelijkheden en moeilijkheidsgraad van de opleiding en kan tijdens de studie aandacht besteden aan de studeerbaarheid. Om verdere interventies gerichter te kunnen aanbieden is het aan te bevelen om de studie-uitval verder in kaart te brengen.

Aanbeveling ter verbetering van de verwachtingen over het beeld en de moeilijkheidsgraad Alle betrokkenen bij open dagen (en andere vormen van voorlichting) zouden moeten afstemmen welk beeld wij willen geven wat betreft de opleiding, beroep en arbeidsmarktperspectieven aan toekomstige studenten. Wat word je wel, welk eigenschappen / competenties verwachten wij (creatief, ondernemend..), wat word je niet (sport diëtist), etc. Ook kan nader bekeken worden hoe we geïnteresseerden verder kunnen bereiken. Het is onduidelijk of alle studenten die zich inschrijven de open dag hebben bezocht. De selectiegesprekken zouden hier dan een goede aanvulling op zijn, en zouden in dat geval met alle studenten gevoerd kunnen worden (hierbij zou gevraagd kunnen worden naar verwachtingen van de opleiding en de motivatie).

De selectiegesprekken zouden echter ook alleen met de ‘risico’ studenten gevoerd kunnen worden, waarvan verwacht wordt dat ze het zwaarder hebben op de opleiding. In dat geval zouden vooral studenten met de vooropleiding MBO en HAVO profiel EM en CM en eventueel alle jongens uitgenodigd kunnen worden, met als doel om knelpunten in kaart te brengen (biologie en scheikunde, wiskunde?, Engels?, studievaardigheden?). Hiervoor kunnen dan concrete oplossingen worden gezocht, bijvoorbeeld een deficiëntieprogramma of zelfstudie met behulp van aanbevolen boeken.

Aanbeveling ter verbetering van studeerbaarheid

Om studenten sneller inzicht te geven in hun capaciteiten, zouden de resultaten van blok 2 voor 1 februari bekend moeten worden gemaakt.

Bij studieloopbaanbegeleiding zouden kwetsbare groepen meer begeleiding kunnen krijgen. Hiervoor moeten SLB’ers z.s.m. na de start van het studiejaar lijsten met namen, vooropleiding en profiel van de studentenadministratie ontvangen en de evt. uitslagen van de selectiegesprekken en het taalonderzoek.

Aanbeveling verdere analyse

Ieder jaar zou op een vast moment geëvalueerd moeten worden hoe de studie-uitval in de propedeuse is. Om de analyse te bespoedigen zou er vanaf het cohort 2012-2013 één uniforme werkwijze gehanteerd moeten worden om de exit in kaart te brengen (via de studentenadministratie, bij voorkeur in 1 bestand). Aanvullende informatie over het vakkenpakket (biologie, scheikunde, wiskunde) is wenselijk, evenals het beeld dat ze van de opleiding hadden en hoe ze voorgelicht zijn. Ook zou informatie over het behalen van de propedeuse en het krijgen van een BAS aan ditzelfde bestand moeten worden toegevoegd

(dit wordt nu in een apart bestand geregistreerd). Voor het propedeusecohort 2011-2012 is deze werkwijze nog niet mogelijk, evt. kan van deze groep eenzelfde analyse worden gemaakt zoals in dit rapport.

Het is ook raadzaam om de kwetsbare groepen in het 2e en 3e en 4e jaar in kaart te brengen: wie van de zittende studenten heeft geen propedeuse afgerond en hoeveel studiepunten hebben zij? Ook kan van deze studenten gekeken worden welke kenmerken zij hebben (o.a. vooropleiding en profiel). Bij voorkeur ook weer geregistreerd in hetzelfde bestand als in het propedeusebestand.

Om gericht selectiegesprekken te kunnen houden is een verdere analyse van de kwetsbare groepen in de propedeuse aan te raden. Hierbij kan het tekstanalyseprogramma van Hanna Zijlstra een hulpmiddel zijn.