• No results found

Hoofdstuk 4: Familie

5.3. Publieke reacties op andersheid

Bij tien respondenten werd het aspect van publieke reacties op de invaliditeit van de (groot)vader bevraagd. Wanneer de vraag gesteld werd of hun (groot)vader ooit geleden heeft onder publieke reacties omtrent zijn invaliditeit, waren de respondenten in de meeste gevallen verwonderd en soms licht verontwaardigd door de vraag. Zo voerde respondent Jan aan dat zijn vader een gerespecteerd figuur was in het dorp en dat er over zijn invalide zijn nooit werd gelachen. De broer van de oorlogsinvalide was tijdens de Eerste Wereldoorlog gesneuveld. Om de slachtoffers te herdenken hangt er een standbeeld in het desbetreffende station. Hierdoor

77

hadden de mensen ook meer respect voor de familie Peeters. Verder wordt meermaals aangehaald in deze familie dat de verwondingen zichtbaar waren in familieverband maar nooit werden getoond aan de buitenwereld. Dit “niet tonen aan de buitenwereld” geeft aan dat deze mannen manieren zochten om het te verbergen. Hetzelfde valt op bij respondent Paulien

Goosens. In de volgende conversatie wordt aangehaald hoe goed de vader het kon verbergen: Paulien: “Ja der zeiden veel mensen dat het niet waar was dat hij blind was.”

Interviewer: “Moh” Paulien: “Vele”

Interviewer: “Waarom? Omdat hij nog een oog had?”

Dochter van Paulien: “Ook omdat hij het zo goed kon camoufleren.”

Dit ongeloof of niet geloven dat het zo erg was, is dan ook de enige vorm van een negatieve publieke reactie die komt bovendrijven tijdens de vijftien interviews.

Voorts wordt door de respondenten aangehaald dat de (groot)vaders bekende figuren waren in het dorp. Iedereen kende elkaar in het dorp en de invalide soldaten waren gekende publieke figuren. Zo haalt Respondent Paulien ook aan: “Ja mensen waren dat natuurlijk gewend hè. Als

de mensen hem zien en passeerden hem en ja ook voor de mensen was dat een gewoon beeld hè.-…-Hij was gekend hè.” Bovendien haalt respondent Ben aan: “Mochten de mensen het niet geweten hebben, dan zouden ze niet gezien hebben dat zijn vader een stuk oor verloren was, maar de mensen kenden elkaar en wisten dat wel.” Toch heeft de vader nooit negatieve

ervaringen hieromtrent opgedaan. Zijn broer Daan haalt het als volgt aan wanneer hem de vraag gesteld wordt van de publieke reacties: “Oeh neen! Neen want dat was niet, hij was graag

gezien in het dorp daar ben ik zeker van! Zeer graag gezien zelfs.”. Respondenten Arie en Geert

vermelden dat ze geen idee hebben over hoe de buitenwereld omging met de invaliditeit van de vader en de grootvader. Bij vijf respondenten wordt dit onderwerp niet aangekaart. Verder wordt tijdens de interviews bevraagd of ze dachten dat hun (groot)vader een gerespecteerd figuur was. In deze vijf families werd de (groot)vader beschouwd als een gerespecteerd figuur:

Jacobs, Peeters, Janssens, Maes en Claes. Respondent Julia had er echter geen idee van hoe

haar grootvader in de gemeenschap werd ervaren, gepercipieerd. Dit mede door het feit dat ze geen goede band had met haar grootvader. Bij de familie Goosens en Wouters kwam dit onderwerp niet ter sprake.

78

Besluit

In dit deel van de masterproef kwam naar voren hoe de dorpsgemeenschap een rol speelde in het gezinsleven van de invalide soldaat. De derde kerncategorie, ‘dorpsgemeenschap’, is onderverdeeld in drie grote categorieën: ‘De school’, ‘Onder de kerktoren’ en ‘De publieke reacties op de andersheid’. De twee eerste werden besproken omdat het twee belangrijke sociale milieus zijn waar de opvoeding en het leven van het gezin zich situeren. De pedagogische tussenruimte, de school, is een belangrijke plek waarin het kind zijn identiteit kan ontplooien en waar het zijn eerste contacten legt met de buitenwereld. Hierdoor kan het (klein)kind zijn eigen, in dit geval specifieke, leefwereld toetsen aan die van zijn leeftijdsgenoten. Zo haalt respondent Katrien aan dat ze, ondanks dat ze allemaal van dezelfde tijdsperiode waren, geen andere kinderen kende die een invalide (groot)vader hadden. Dit toont aan dat deze (klein)kinderen een thuissituatie hadden die niet doorsnee was. In elke familie was er een verschillende studiementaliteit merkbaar mede door de voorgeschiedenis van de (groot)vader zelf. De kansen die de (groot)vader had misgelopen door de oorlog blijken hierbij een cruciale rol te spelen. Voorts werd de liefde voor taal, voornamelijk het Frans, het kunnen lezen en schrijven door veel families belangrijk geacht. Ook hier sijpelt de oorlog onbewust weer naar binnen, bij ieder vanuit zijn eigen standpunten en ervaringen. De één die zijn gemiste kansen door de oorlog wou compenseren door zijn eigen kinderen te stimuleren, de ander die vanuit een soort wrok ten aanzien van de oorlog alles wat aan de oorlog deed herinneren afstootte, zelfs al waren dat zijn kinderen. Voorts wordt nagegaan hoe de invaliditeit van de vader de positie van de kinderen op school mogelijks heeft beïnvloed. Bleek dat dit eerder onbewust gebeurde, zoals een opstel over 11 november, of een studietoelage. Toch halen zeven families aan dat ze naar een goede school konden gaan doordat hun (groot)vader een oorlogspensioen kreeg. Dit heeft natuurlijk een grote impact op hun verdere leven gehad.

Een dorp herken je altijd aan zijn centrale punt, de kerktoren. De Kerk en zijn leer hadden een grote invloed op het leven van de respondenten, meer dan we voorheen dachten. Niet alleen werden de waarden en normen die de Kerk voorschreef gerespecteerd, het ging veel verder. Zo werd het dagritme bepaald door de kerk, het bidden voor het slapen gaan, wat op je bord mocht liggen en ja zelfs waar ze op vakantie moesten gaan: een bedevaartsoord. Twaalf respondenten zijn geboren voor of tijdens de Tweede Wereldoorlog, wat maakt dat deze

79

een grote invloed heeft gehad op hun jeugd jaren. De vader nam hier een specifieke rol in. Zo kon hij de kinderen geruststellen door de ervaring die hij reeds had opgedaan in de Eerste Wereldoorlog. Ook opmerkelijk was dat voor drie respondenten Wereldoorlog II heel centraal stond in hun interview. Voor deze personen was Wereldoorlog I onlosmakelijk verbonden met de andere oorlog. Het is daarom ook belangrijk om deze twee oorlogen niet als twee losstaande cases te benaderen, maar als twee gebeurtenissen die elkaar beïnvloeden in het individueel geheugen. Zoals in de literatuurstudie al werd aangehaald zijn herinneringen voor het 18de

levensjaar cruciaal in het individueel geheugen en zeer vormend voor het eigen levensverhaal. Er is nog de derde subcategorie “Stad en Platteland”. Zo komt naar voren dat acht families duidelijk hun relatie tot het platteland aanhalen en het verschil aangeven met leven in de stad. Tenslotte werd “Het café als verzamelpunt” besproken, een plaats die het samenhorigheidsgevoel van het dorp versterkte en waar de invalide (groot)vader een gekend figuur was.

De derde grote categorie binnen de dorpsgemeenschap werd hier besproken: ‘Publieke reacties op zijn andersheid’. Hierin werden de reacties van de buitenwereld uitgewerkt. In dit deel kwam aan bod dat de invalide soldaten gekende en gerespecteerde figuren in het dorp waren. Hierbij moet in rekening worden gebracht dat oorlogsinvaliditeit voor de dorpsgemeenschap een gekend gegeven was en dat men leefde in kleinere gemeenschappen waar men elkaar kende. De oorlogsinvalide verdiende respect en dankbaarheid van de gemeenschap omdat ze hun leven hadden geriskeerd voor hun vaderland en de veiligheid van de anderen. De invaliditeit was daar een levenslang bewijs van. Dit is toch wel een heel andere context dan vandaag de dag waar de anonimiteit veel groter is geworden en waar de wereld ons dorp is. De omgeving waar de respondenten zijn in opgegroeid is dus verschillend met de context van vandaag en mag dus niet zomaar vergeleken worden.

80