• No results found

Hoofdstuk 4: Familie

4.2. Mijn jeugdsentiment

Doorheen het onderzoek halen de respondenten ook aan hoe zij tegenover hun jeugd stonden. Dit gebeurde niet altijd expliciet en is vaak tussen de regels door te zoeken. Deze categorie ‘Jeugdsentiment’ wordt daarom ook onderverdeeld in twee subcategorieën, namelijk ‘Kindertijd’ en ‘Leefwereld’ om zo de gevoelsmatige kant en de feitelijke kant beter te kunnen weergeven.

58

4.2.1. Kindertijd

Zoals hierboven al aangehaald werd, was het vaak tussen de lijnen door voelbaar hoe ze stonden tegenover hun eigen kindertijd. Voor respondent Arie was het voltooid verleden tijd. Ze dacht bijna nooit terug aan het verleden. Ze wilde vooruit denken. Zoals de invalide soldaten destijds wilde ze niet treuren over het verleden, want dat was voorbij. Andere respondenten, zoals respondent Ben en respondent Henri, hadden het voor meer dan de helft van hun interview over de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog. Dit mede doordat hun eerste herinneringen zich afspeelden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bij respondent Henri is de traumatische ervaring van het verlies van eigen gezinsleden, iets wat hij tot op de dag van vandaag met zich meedraagt. Bij andere respondenten werd de kindertijd eveneens aangehaald, maar meer vanuit het oogpunt dat dit een spannende en leuke tijd was voor de kinderen, net zoals bij respondent Ben het geval was.

Twaalf respondenten hadden bij hun (groot) ouders voor het grootste deel een aangename tijd.

Hier wordt aangehaald “voor het grootste deel”, omdat elk gezin zijn moeilijkheden ondervindt en het in elk gezin nooit volledig van een leien dakje loopt. Om hier dan te vermelden dat het alleen maar een aangename tijd zou zijn geweest, zou de werkelijkheid verbloemen en niet representatief zijn voor de realiteit. Respondent Helena benoemde haar jeugd in de volgende herinnering: “We hebben een aangename jeugd gehad. Ja en dat we dan verder reden en het

eindigde in de lekkerbek!”

Twee respondenten hebben gemengde gevoelens over hun opvoeding. Eén respondent, Julia, geeft duidelijk weer dat zij en haar moeder een moeilijke kindertijd hebben meegemaakt met de invalide soldaat.

“En ma mijn moeder die gaf altijd de opdrachten, dus als het Sint-Niklaas was dan- van de verhalen die ik hoorde vertellen- dan gaf hij mijn moeder- wat de heel oudste niet heel goed kon- aan mijn moeder geld voor de Klaas feest voor de drie kleintjes. Dan zei mijn moeder: ‘Seg wij zijn ook kind!’. En tegen zijn opdracht in kocht ze snoep voor ze allemaal en een kleinigheid onder andere waren dat twee meisjes en een jongen, maar had ze niet veel geld en had ze voor ze alle drie een veegbordje gekocht. Dieje kleine was razend: ‘ Ben ik geen meisje, moet ik geen veegborstel hebben!’ allèè dus maar zij probeerde dus INTERVIEWER: voor iedereen

59

RESPONDENT: ja en van haar nam hij dat nog redelijk. Fysisch leek zij nog meer op hem. Buiten die twee andere die, ja uhm maar als ze zeventien was dus ze was elf toen de oorlog gedaan is.”

Hierbij geeft respondent Julia wel weer tijdens haar interview dat ze doorheen de jaren wel beter begrijpt waarom de grootvader op deze bepaalde wijze gehandeld heeft.

“Het is maar eigenlijk de laatste jaren en ik weet eigenlijk ook de aanleiding niet, maar dat ik ook een beetje begrip ben beginnen opbrengen voor zijn gevoelens toen hij terugkwam, daar hebben ze nooit over gesproken. Ze hebben altijd van hun gevoelens gesproken van die vreemde man die binnenkwam, maar er is nooit iemand die gedacht heeft: die man komt binnen in plaats van dat gezellig huisje van vroeger en zijn brave kindjes vond hij daar zo’n nest, met zich als een beest te gedragen is het niet opgelost maar het is wel menselijk om van zo te reageren. Ja dat heb ik de laatste jaren geleerd, en dat ja de gevolgen van de oorlog.”

Het begrip groeit dus met ouder worden en doorheen de tijd komt er meer ruimte voor mededogen. Dit kwam ook naar voren bij andere respondenten, zoals bij Henri in verband met de strengheid van zijn vader en bij Piet waarom zijn ouders geen interesse toonden in zijn studies.

4.2.2. Leefwereld

Naast de subcategorie ‘Kindertijd’ is de subcategorie ‘Leefwereld’ naar voren gekomen doorheen de interviews. In deze subcategorie wordt voornamelijk de feitelijke kant belicht van de plek die het kind kon innemen in de familie. Zo wordt hier vervolgens verduidelijkt hoe de gezinnen samenleefden.

Het merendeel van de respondenten had allemaal een zeer direct contact met de invalide (groot)vader. Twee respondenten hebben niet samengewoond met de desbetreffende invalide soldaat. Het betreft twee kleinkinderen, waarbij er wel direct contact was met de grootvader, maar er geen economische noodzaak was om samen te wonen. Een andere respondent had omwille van familiale omstandigheden weinig contact met de grootvader. De andere respondenten hebben allemaal samengewoond met de invalide soldaat. Zelfs de kleinkinderen

60

alsook een nicht hebben ingewoond, waardoor er een diepe band is gegroeid. Zo vertelde respondent Geert het volgende:

“INTERVIEWER: En ben je ooit jouw grootouders gaan beschouwen als uw ouders? RESPONDENT: Jaja, mijn grootmoeder en mijn grootvader waren mijn ouders. INTERVIEWER: En hoe sprak je die dan aan?

RESPONDENT: Mére en bompapa »