• No results found

Hoofdstuk III: Beeldvorming en waardering

3.2. Publieke opinie

De publieke opinie over missies en veteranen wordt mede bepaald door de hoeveelheid en de teneur van media-aandacht. Zoals eerder is vastgesteld, was er na de eerste maanden nauwelijks media- aandacht voor de missie en verdwenen missie en veteranen in de decennia daarna goeddeels uit 179 Veteraneninstituut, Libanon laat ons nooit helemaal los: publiekssamenvatting (Doorn 2005), 15. 180 Trouw, ‘Libanon-gangers hebben meer klachten dan ander militairen’ (versie 8 september 2005), https://www.trouw.nl/home/libanon-gangers-hebben-meer-klachten-dan-andere-militairen~a24fd54a/ (19 september 2018).

181 Veteraneninstituut, Libanon laat ons nooit helemaal los: publiekssamenvatting, 15.

182 Veteraneninstituut, ‘Weerzien met Libanon, terugkeerreis naar het voormalig uitzendgebied’ (versie 23 april 2018), https://www.veteraneninstituut.nl/verhalen-van-veteranen/weerzien-libanon-terugkeerreis-naar- voormalig-uitzendgebied/ (19 september 2018).

183 Van den Berg, Scagliola en Wester (red.), Wat Veteranen Vertellen, 204 - 205.

beeld. Als Libanonveteranen al in het nieuws kwamen, ging dat de laatste paar jaar vooral over de psychische klachten die sommige veteranen ervaren na hun uitzending. 185 Het weinige nieuws dat over Libanon verscheen stond sterk in het teken van de negatieve gevolgen van de uitzendingen op het welbevinden van sommige veteranen. Sommige Libanonveteranen kampen nog altijd met stress en psychische schade na hun uitzending. De huidige krantenkoppen met nieuws over de

Libanonveteranen zijn dan ook vooral gericht op een eventuele financiële schikking met defensie, dit vanwege het aanvankelijk ontbreken van zorg na de uitzending.186 Daardoor is ook het beeld ontstaan dat de Libanonveteraan vooral een veteraan is met problemen.187

De media-aandacht voor het werkelijke militair optreden tijdens vredesoperaties is altijd beperkt gebleven. De bekendheid onder het brede publiek is daarom gering en de waardering blijft zodoende breed, maar oppervlakkig. Voor de Nederlandse overheid en de krijgsmacht is het imago van omstreden missies en de militair als slachtoffer weinig aantrekkelijk, omdat het het aanzien en de aantrekkelijkheid van het militaire beroep ondermijnt.188 Ook voor de veteranen zelf is het geen aantrekkelijk beeld, want veteranen zonder klachten voelen zich door het uitdragen van een slachtofferbeeld tekortgedaan. Het imago van de Nederlandse veteranen heeft sinds de Tweede Wereldoorlog een verschuiving ondergaan.189 De veteranen van de Tweede Wereldoorlog werden nog onthaald als helden na de oorlog, omdat zij het land verdedigd hadden of een bedreiging hadden doorstaan. Dit is met de veteranen van vredesmissies een ander verhaal. De samenleving uit zijn waardering en bewondering door middel van herdenkingen en monumenten, maar het uiten van waardering en bewondering wordt lastiger wanneer een missie goeddeels vergeten, omstreden of zonder succes was. Het eerbetoon blijft dan vaker achterwege.

Een eensgezind positief oordeel vanuit de samenleving helpt de veteraan bij de mentale verwerking van zijn oorlogservaring en bij de zingeving van de offers die hij en zijn kameraden brachten. Het kan helpen voorkomen dat er een kloof ontstaat tussen de veteraan en de samenleving waarvan hij deel uitmaakt, en namens wie hij destijds werd uitgezonden.190 Het is denkbaar dat de manier waarop iemand terugkijkt op zijn of haar missie van invloed is op de erkenning en waardering die iemand ervaart. Negatieve gevoelens kunnen ertoe leiden dat veteranen meer behoefte aan erkenning en waardering nodig hebben.191 Bij een uitzending die omstreden of zonder succes was, 185 Schoenmaker en Roozenbeek, Vredesmacht in Libanon, 482.

186 Gerard ter Voorde, ‘Defensie treft schikking met blauwhelmen uit Libanon’ (versie 27 april 2016), https://www.rd.nl/vandaag/binnenland/defensie-treft-schikking-met-blauwhelmen-uit-libanon-1.542363 (19 september 2018).

187 M. Elands, ‘Verschuivende beelden. Het Imago van Nederlandse veteranen na WO2’, Carré (2005) 6, 16-18, aldaar 16.

188 Elands, ‘Verschuivende beelden’, 16.

189 Elands, ‘Verschuivende beelden’,16.

190 Schoeman, J., ‘Oorlog… welke oorlog?’ De publieke opinie en de Korea-veteranen, pp.79-95. In M. Elands (Ed.), Vechten, Verbeelden en Verwerken. Nederland en zijn Korea-veteranen (Doorn 2001), 81.

toont de samenleving zich vaak kritisch en stelt het militaire optreden ter discussie, dit komt bijvoorbeeld terug bij de uitzending naar Nederlands-Indië. Bij een missie die omstreden is geweest en waar een kritisch publiek tegenover staat, zal een veteraan negatievere gevoelens ontvangen betreft erkenning en waardering.192

Het beeld van de Libanonmissie als ‘vakantiemissie’ zou een negatief effect kunnen hebben op de publieke waardering voor de Libanonveteranen. Waarom zou iemand immers waardering hebben voor een militair die al surfend en zonnend zijn missie heeft volbracht? Het is echter de vraag of dat beeld prominent in het collectief geheugen zit of dat de invloed ervan wel meevalt. Uitkomsten van publiek opinieonderzoek, dat het Veteraneninstituut sinds 2001 jaarlijks laat uitvoeren, brengt helderheid op dit gebied.193 Hierin werd aanvankelijk ook uitgevraagd hoe bekend de Nederlandse bevolking is met de inzet van Nederlandse militairen tijdens oorlogen en vredesoperaties uit het (recente) verleden. Dat kan van belang zijn, omdat het lastiger is waardering te hebben voor iets waar je niet bekend mee bent. Qua bekendheid scoort Libanon inderdaad niet heel hoog. Kijken we naar de laatste peiling (2013) dan geeft 64% van de respondenten aan bekend te zijn met de Nederlandse militaire deelname aan de missie in Libanon. Dit is beduidend lager dan de bekendheid met de inzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en in Indië (ruim 90%), maar weer hoger dan de bekendheid met de militaire inzet in Korea en Cambodja, waar de bekendheid onder het bevraagde publiek beduidend minder groot is.

Tevens wordt er in dit jaarlijkse publiek opinieonderzoek gevraagd of bepaalde militaire inzet als ‘terecht’ bestempeld kan worden. In tabel 1 staan de resultaten van het percentage respondenten die deelname van Nederland aan een oorlog of missie als terecht beoordelen.

Tabel 1: terechtheid inzet 194

Missies 2013 2015 2017 Libanon 1979 – 1985 36% 28% 34% Srebrenica 1994 – 1995 45% - - Bosnië 1992 – 2007 46% - - Irak 2003 – 2005 32% 44% 40% Uruzgan 2006 – 2010 37% - -

Voormalig Joegoslavië 1991 – heden - 45% 43%

192 Ibidem, 19.

193 Veteraneninstituut, ‘Factsheet Publieke Opinie’ (versie 2014), https://www.veteraneninstituut.nl/wp- content/uploads/2014/11/FS9-Publieke-opinie-over-veteranen.pdf (19 september 2018).

194 Voor deze tabel geldt dat er sinds 2014 wordt gevraagd naar de missies Afghanistan en voormalig Joegoslavië, dit in plaats van de missies Srebrenica, Bosnië, Kosovo en Uruzgan. Dit levert in 2015 en 2017 andere cijfers op. De resultaten in de tabel zijn afkomstig uit het jaarlijkse onderzoek ‘Publieke opinie’. Dit onderzoek wordt uitgevoerd namens het Veteraneninstituut. Deze onderzoeken (Publieke opinie) kunnen opgevraagd worden bij het Veteraneninstituut.

Afghanistan 2002 – Heden - 47% 40%

Wat opvalt bij de antwoorden op de vraag of een inzet terecht was, is de afname bij vrijwel alle missies (behalve de Tweede Wereldoorlog). Zo ook bij Libanon, waarbij de inzet in eerdere jaren al niet heel hoog scoorde in 2017 is afgenomen tot 34%. Dit heeft waarschijnlijk vooral te maken met het toevoegen vanaf 2015 van een extra antwoordmogelijkheid ‘weet niet’ naast de neutrale antwoordmogelijkheid. Daardoor steeg het percentage respondenten dat zich niet voor of tegen uitspreekt tot ruim boven de 50%. Het aantal respondenten dat deelname aan de missie in Libanon onterecht vond, was in 2015 en 2017 bijvoorbeeld slechts rond de tien procent.

In de resultaten over de waardering voor de ingezette militairen (veteranen) wordt zichtbaar of de Libanonveteranen inderdaad betrekkelijk laag scoren, mogelijk onder invloed van het bestaan van het beeld van de missie als ‘vakantiemissie’. In tabel 2 wordt de publieke waardering voor veteranen van verschillende missies getoond.

Tabel 2: waardering voor veteranen195

Missies 2013 2015 2017 Libanon 1979 – 1985 57% 47% 48% Srebrenica 1994 – 1995 56% - - Bosnië 1992 – 2007 60% - - Irak 2003 – 2005 58% 63% 54% Uruzgan 2006 – 2010 61% - -

Voormalig Joegoslavië 1991 – Heden - 59% 57%

Afghanistan 2002 – Heden - 65% 56%

Wat opvalt in deze tabel is dat de Libanonveteranen inderdaad qua waardering iets lager scoren dan de veteranen van meer recente missies. Het verschil is echter ook niet opzienbarend groot. Dit lijkt bovendien te kunnen worden verklaard doordat Libanon langer geleden plaatsvond en minder bekend is, waardoor wat meer respondenten neutraal hebben geantwoord of ‘weet niet’ hebben aangekruist. Het percentage respondenten dat aangeeft geen waardering voor de veteranen te hebben, ligt bij alle missies namelijk slechts rond de 5%. In ieder geval luidt de conclusie dat het beeld van Libanon als ‘vakantiemissie’ niet samengaat met een opvallend lagere publieke waardering voor Libanonveteranen.

195 Ook voor deze tabel geldt dat er sinds 2014 wordt gevraagd naar de missies Afghanistan en voormalig Joegoslavië, dit in plaats van de missies Srebrenica, Bosnië, Kosovo en Uruzgan. Dit levert in 2015 en 2017 andere cijfers op. De resultaten in de tabel zijn afkomstig uit het jaarlijkse onderzoek ‘Publieke opinie’. Dit onderzoek wordt uitgevoerd namens het Veteraneninstituut. Deze onderzoeken (Publieke opinie) kunnen opgevraagd worden bij het Veteraneninstituut.