• No results found

5. Sociale Intimiteit in het veld

5.2 Psycho-geriatrie en somatiek

Tijdens het onderzoek bleek het aantal bewoners op de somatiek-afdeling langzaam terug te lopen. Dit kwam door de afschaffing van ZZP 1, 2 en 3. (Ook was er tijdelijk ruimte nodig om PG-bewoners te laten verblijven tijdens de verbouwing van hun afdeling). Mede hierdoor nam ik het besluit zowel vrijwilligers van PG- als van somatiek-afdelingen te volgen. Met de groeiende complexiteit van zorg, het uitzicht op het verdwijnen van verzorgingshuizen en het alleen voortbestaan van verpleeghuizen is dit een interessante manier om uit te zoeken of er qua sociale intimiteit verschillen zijn tussen de somatiek-bewoners en PG-bewoners. De twee vormen bleken duidelijk invloed te hebben op ervaringen van verschillende aspecten van sociale intimiteit. Wat vooral naar voren kwam, was dat sociale intimiteit op PG-afdelingen intensiever werd nagestreefd. Vrijwilligers zetten namelijk veel meer verschillende aspecten van sociale intimiteit in bij PG-bewoners, dan bij somatiek-bewoners. Verder benadrukten vrijwilligers bij het bespreken van hun ervaringen tijdens interviews en informele gesprekken voornamelijk de omgang met de bewoners, terwijl somatiek-vrijwilligers meer de nadruk legden op de organisatie van de activiteit.

Gesprekken

Rond en tijdens de activiteiten maakten vrijwilligers praatjes met bewoners. Deze conversaties varieerden van diepgaande gesprekken tot korte complimentjes en belangstelling. De variatie kwam mede door het soort activiteit. Terwijl bij de gym, curling, sjoelclub, bakken en koersbal alle aandacht

32

nodig was voor de activiteit, was er bij de gezelligheidsclubs, wandelingen, één op één contact en hobbyclubs juist veel gelegenheid voor meer persoonlijke conversatie. Bij deze activiteiten namen vrijwilligers dan ook vaak de tijd om vragen te stellen over familie en vroeger. Tijdens en in de pauzes van de drukkere activiteiten leidden meer korte en algemene vragen de gesprekken zoals het

informeren naar iemands welzijn, aanwijzingen geven of vragen of bewoners het naar hun zin hadden.

Als mevrouw P. weer heeft plaats genomen op haar stoel nadat ze haar spelronde heeft gespeeld, komt Yvonne op haar hurken bij haar zitten. ‘hoe vond u het?’ ‘Nou, niet echt goed denk ik’. Yvonne: ‘Maar dit was pas uw eerste keer. Ik moet zeggen dat ik het met mijn eerste keer lang niet zo goed deed als u het deed.’ Mevrouw: ‘oh, echt waar?’ (Yvonne, halfjaar vrijwilligster PG)

“Als er iemand ziek is geweest, dan vraag je hoe het is geweest hè” (Yvette, 8 jaar vrijwilligster somatiek).

De gespreksonderwerpen verschilden opvallend tussen PG- en somatiek-afdelingen, terwijl beide groepen zowel aan spellen als rustige activiteiten deelnamen. Op de PG-afdelingen lag de voorkeur bij vragen over vroeger. Dit kwam doordat mensen met dementie zich gebeurtenissen van vroeger vaak beter herinneren dan gebeurtenissen van kort geleden. Hierbij was het voor een aantal vrijwilligers fijn als ze al iets afwisten van het leven van de bewoner. Dit had mede te maken met de moeizaamheid van sommige gesprekken. Bewoners met dementie waren vaak dingen vergeten, gaven antwoorden die niet pasten bij de vragen die werden gesteld of vielen in herhaling. ‘Meepraten’ met het wereldbeeld van de bewoner, vaak met aspecten van vroeger, was dan een handige manier om contact te maken (Ellis, PG). Hoe meer vrijwilligers van het verleden van de bewoners wisten, hoe gemakkelijker dit vaak ging.

“Wandelen is ook sociaal contact. Dit lukt echter maar in beperkte mate. Je probeert het wel eens, van hoe oud bent u, maar dat weten ze vaak al niet. Als ze dingen gericht nog weten, dat kan wel heel leuk zijn. Net als van mevrouw S. daar weten we van dat ze een naaischool heeft gehad. En dan zegt ze wel eens. Oeh nee dat zit niet goed in elkaar hoor. Zulk soort dingen. Dat is wel heel leuk. Maar nee daar weet je vaak te weinig van. Als je veel weet van wat mensen vroeger hebben gedaan, dan zou je denk ik daar op in kunnen haken” (Nel, 6,5 jaar vrijwilligster PG).

Ikzelf heb al verschillende keren meegewandeld achter de rolstoel van meneer N. Hij praat alleen Brabants, erg zacht en vaak onduidelijk. Als we dan een keer een gesprek proberen te voeren kan ik vaak de helft van zijn verhalen niet verstaan. Hij heeft dat door en houdt zich vervolgens stil. Vandaag vertelde een vrijwilliger me echter dat meneer N. een man van de boerderij was. Ik vroeg hiernaar tijdens de wandeling. Onderweg benoemde hij de verschillende plantjes en omdat ik die

33 ook kende kon ik beter verstaan wat hij zei, waardoor hij steeds enthousiaster ging vertellen en zelfs grapjes begon te maken. Daarna aan de koffie raakte hij niet uitgepraat over de kalveren, het melken (Onderzoeksdagboek).

Elle wist bij iedere bewoner naar iets persoonlijks te informeren. Zoals bij mevrouw R. of haar zoon nog steeds haar krulspelden bij haar inzette (Elle, 8 jaar vrijwilligster PG).

Bij somatiek gingen gesprekken meer over het heden; familie, nieuws en geruchten. Deze gesprekken vonden, met uitzondering van één op één contact tijdens wandelingen, vooral plaats in groepsverband, waaraan iedereen kon bijdragen.

Zo werd tijdens de hobbyclub uitgebreid gesproken over geruchten rond de verbouwing van het tehuis en de verhuizingen van bekenden uit het tehuis, maar ook over het nieuwsbericht van een gezinsdrama dat een dag eerder in de stad had plaatsgevonden (somatiek).

Terwijl bij somatiek bewoners dus over zowel persoonlijke als algemene zaken werd gesproken, gingen gesprekken met PG-bewoners voornamelijk over persoonlijke herinneringen. Vrijwilligers wisten daardoor soms meer over de achtergrond van PG-bewoners dan de achtergrond van somatiek- bewoners. Deze kennis kon een band voor sociale intimiteit versterken, maar om deze informatie te krijgen was veel tijd en energie nodig en vaak medewerking van familie.

Beleefdheid was een belangrijk onderdeel van de conversaties tussen vrijwilligers en bewoners. Beleefd blijven zat vooral in het aanspreken van bewoners met u en mevrouw of meneer. Sommige bewoners gaven echter de voorkeur aangesproken te worden met hun voornaam, wat voor een aantal vrijwilligers lastig bleef omdat die liever mevrouw/meneer bleven gebruikten. Hierbij zou je je kunnen afvragen of bewoners dit ervaren als gebrek aan sociale intimiteit. In dat geval zou het niet willen tutoyeren sociale intimiteit beperken omdat de vrijwilliger het contact met bewoner niet aangaat zoals de bewoner dat graag wil.

Andere vrijwilligers gingen hier echter moeiteloos in mee. Dit lag aan de persoon, maar ook aan leeftijd, bekendheid en de afdeling. Bekenden of leeftijdsgenoten werden makkelijker getutoyeerd, maar eigenlijk alleen op de PG-afdelingen. Het meer toegankelijke gedrag van sommige PG-bewoners speelde hierbij een rol. Somatiek-bewoners werden namelijk altijd aangesproken met u,

mevrouw/meneer. Vrijwilligers waren zich ervan bewust dat de somatiek-bewoners hun gezonde verstand hadden en dus de normen en waarden kenden en zouden begrijpen dat het een vorm van beleefdheid is om iemand aan te spreken met u.

Anderzijds konden bewoners tegen vrijwilligers soms wel onbeleefd zijn. PG-bewoners konden in een boze bui bijvoorbeeld boos uitvallen. Vrijwilligers hadden hiermee leren omgaan en namen het de bewoners niet kwalijk omdat zij zich er vaak niet bewust van waren. Sommige PG-vrijwilligers

34

benadrukten wel dat ze soortgelijke opmerkingen van somatiek-bewoners niet zouden kunnen accepteren. Dat was ook de reden dat ze voor een PG-afdeling hadden gekozen. Ze konden niet tegen onbeleefde opmerkingen en klachten die sommige somatiek-bewoners bewust maakten.

Ook al waren bewoners soms lastig, je moest wel respectvol blijven volgens meerdere vrijwilligers. Zo vertelde Noor:

“Een tijdje terug, toen was mevrouw O. nog vrij goed, die riep altijd: ‘Wanneer mag ik naar huis, wanneer mag ik naar huis?’ Dan riepen ze (het zorgpersoneel) altijd, ‘vanavond om vijf uur komt Tinus u halen’. Dat vond ik altijd zo’n rotstreek. Ik denk, jullie houden iedere dag dat mens voor de gek. Jullie hadden van begin af aan moeten zeggen. U woont hier en dan had dat misschien toch wel gebleven, maar dan was je voor mijn gevoel eerlijker geweest naar haar” (Noor, 5 jaar vrijwilligster PG).

Wat zowel bij PG, als somatiek werd bereikt met gesprekken was een luisterend oor bieden en de tijd nemen om naar verhalen van bewoners te luisteren. Dit gebeurde bij PG wel wat gemakkelijker dan bij somatiek, omdat bij PG vaker sprake was van één op één contact doordat aandacht werd verdeeld over de bewoners. Dit was de sociale intimiteit waar het zorgpersoneel vaak maar weinig tijd voor had. Zo vertelde Evelien, die haar werk in de zorg vergeleek met haar nieuwe positie als vrijwilliger:

“Als je in de zorg zit heb je weinig tijd voor de mensen, kan je weinig aandacht geven. En dat vind ik hier weer fijn. Je kunt veel aandacht aan de mensen geven” (Evelien, halfjaar vrijwilligster PG).

Met deze tijd en aandacht konden vrijwilligers bewoners troosten wanneer het allemaal even te veel werd, zoals bijvoorbeeld bij verdriet of opstandigheid. Zo vertelde Sjon bijvoorbeeld:

‘De gemoedstoestand van de mensen verandert. Soms worden ze ineens boos of verdrietig. Bij verdriet doet de verzorging vaak niets, maar vrijwilligers kunnen er voor ze zijn” (Sjon, 1,5 jaar vrijwilligster PG).

De volgende situatie schetst dit naar mijn idee goed. Misschien was iemand van het zorgpersoneel al eerder bij mevrouw geweest om haar te troosten, maar toen we binnenkwamen was er niemand van het personeel in de woonkamer.

Zodra we de woonkamer inlopen ziet Evelien een verdrietige mevrouw van E.(net een week op de afdeling). Evelien loopt meteen naar haar toe, gaat naast haar op de bank zitten en vraagt wat er aan de hand is. Mevrouw: “Mijn kinderen zijn van het weekend niet geweest. Die denken

35 voor de kinderen, konden ze nou niet even een uurtje langskomen”. (dit laatste herhaalt ze nog een paar keer tijdens hun gesprek). Evelien neemt de tijd. Ze gaat rustig met mevrouw in gesprek terwijl ze over haar rug wrijft. “Denkt u echt dat uw kinderen dat denken, van dat natje en droogje?” Na een tijd rustig praten en af en toe ook gewoon zwijgen lijkt mevrouw niet meer zo overstuur (Evelien, halfjaar vrijwilligster PG).

Vrijwilligers namen de bezorgdheid en het verdriet van bewoners graag weg. Wat zij dan ook verschillende keren aanstipten was het afleiden van bewoners. Ook dit gebeurde zowel bij PG- als somatiek-bewoners.

“Dat ze toch een beetje plezier hebben. Dat het een beetje leefbaar is. Dat het toch gezellig is. Dat ze niet het idee hebben van we zitten hier op een afdeling, lekker opgesloten” (Evelien, halfjaar vrijwilligster PG).

“Een verzetje. Even iets anders dan de godganse dag in die warme kamer rondhangen. Ik vind het zielig” (Nel, 6,5 jaar vrijwilligster PG).

“Zorgen dat ze zichzelf niet te druk maken om allerlei perikelen, want dat merk je wel” (Maarten, 1 jaar vrijwilliger algemene ruimte).

“Ze weghalen van het saaie gebeuren” (Sjon, 1,5 jaar vrijwilliger PG).

Fysiek contact

Tijdens het troosten wreef Evelien over de rug van mevrouw. Dit fysiek contact was een manier van persoonlijke aandacht en in dit geval om iemand te kalmeren. Fysiek contact kon bestaan uit een hand op iemands schouder of een streling over een hand. Bij PG-bewoners werd dit ook uitgebreid met bijvoorbeeld een zoen of een knuffel. Gedeeltelijk lag dit aan de vrijwilliger zelf en aangeleerde gedragsregels. Zo heb ik mannelijke vrijwilligers niet verder zien gaan dan een schouderklopje of hand. De vrouwelijke vrijwilligers waren meer van het knuffelen en kussen. Daarbij schatten ze vaak zelf de situatie in, of fysiek contact op zijn plaats was.

“Ik voel op het moment aan wanneer mensen dat willen, want niet altijd en niet iedereen wil dat” (Evelien, halfjaar vrijwilligster PG).

Qua fysiek contact werd er meer moeite gedaan bij PG-bewoners door meer aanrakingen, knuffels en kussen, terwijl dit zo goed als niet gebeurde bij somatiek-bewoners. Dit kwam ook weer doordat PG- bewoners toegankelijker waren en zich minder bewust waren van hun leeftijd en de bijbehorende

36

culturele gedragsregels omdat zij zich vooral dingen van vroeger herinnerden. Ook konden ze vaak minder goed verbaal communiceren. Fysiek contact was voor PG-bewoners dan een simpelere vorm van communicatie. Somatiek-bewoners hadden daarentegen vaak nog een gezond verstand en konden verbaal worden vermaakt en verbaal hun gevoelens communiceren. Verder zal de locatie ook hebben meegespeeld. Activiteiten met somatiek-bewoners vonden plaats in de algemene ruimte, een publieke ruimte, waar ook andere activiteiten werden gehouden en waar continu (vreemde) mensen langsliepen. De activiteiten met PG-bewoners waren vaak op de eigen afdeling, een kleine privé ruimte.

Op andere momenten vroegen bewoners zelf ook om een knuffel of kus. Voor vrijwilligers was dit een soort bevestiging dat het de bewoners goed deed. Dit gebeurde echter maar bij een paar bewoners.

“Soms, als ik aankom, dan komt mevrouw T. naar me toe en vliegt om mijn nek. ‘Ben blij dat je er weer bent.’ Dat vind ik wel fijn natuurlijk” (Elle, 8 jaar vrijwilligster PG).

“Mevrouw S. vindt het heerlijk om eens gekroeld te worden. Die zegt bij wijze van spreken, ik heb vandaag van jou nog helemaal geen kus gehad. Dan zeg ik, echt waar, nou kom dan maar eens heel gauw hier. Dat hoort er ook bij voor mijn gevoel” (Noor, 6,5 jaar vrijwilligster PG).

Lichamelijk contact kon soms bijna een noodzaak zijn wanneer het om kalmeren ging. Verder hielp dit contact ook om aandacht van bewoners te krijgen, wanneer ze met hun aandacht afdwaalden van de activiteit.

Wanneer Ellis en ik even praten, verontschuldigt Ellis zich tegenover de bewoonster die bij ons aan tafel zit voor een beker koffie. De bewoonster praat weinig en als ze iets mompelt is ze niet te verstaan. Het enige wat haar goed lijkt te doen is wanneer Ellis haar hand vasthoudt. In het begin knijpt mevrouw erg hard waarna Ellis haar hand voorzichtig los wurmt en zegt dat dat pijn doet. Toch geeft Ellis haar steeds weer een hand of streelt erover. Dan komt er een soort rust over haar heen en ze sluit haar ogen (Ellis, 19 jaar vrijwilligster PG).

“Door wie worden de mensen aangeraakt? Door niemand, maar dat heeft ieder mens toch nodig. Die aanhankelijkheid” (Anneke, 19 jaar vrijwilligster somatiek).

“Goedemorgen”. Een aantal bewoonsters zit te ontbijten aan tafel. Eva loopt naar mevrouw A die zit te slapen. Ze zegt net zo lang goeiemorgen, en wrijft over haar arm tot mevrouw A. haar ogen opent. “U heeft nog wat brood liggen”, mevrouw gaat weer verder met eten (Eva, 1,5 vrijwilligster PG).

37 Daarnaast kon het fysieke contact opvrolijken of aan het lachen maken. Dit was echter alleen te zien op PG-afdelingen. Het past ook niet binnen de normen van volwassenen met een gezond verstand (somatiek-bewoners) om te worden gekriebeld op de wang of spontaan gekust te worden door een ‘vreemde’. Ook hier geldt weer dat fysiek contact een eenvoudigere manier van communiceren was voor PG-bewoners.

Evelien ziet dat mevrouw niet eet en loopt naar haar toe om haar te helpen met een hap. Ondertussen praat ze met lieve woordjes en kriebelt mevrouw op haar wang, mevrouw kijkt verbaasd om en moet dan lachen. Dit gebeurt een paar keer. Na nog een hap loopt Evelien weer naar haar eigen plek. Ze houdt mevrouw in de gaten evenals alle andere bewoners die rustig zitten te eten (Evelien, halfjaar vrijwilligster PG).

Mevrouw R. is afgevallen en Sonja vindt dat haar rokken vermaakt moeten worden. Een week eerder wilde mevrouw niks passen, maar vandaag is ze volgens Sonja in een betere bui. Sonja doet de kledingkast open en gaat op zoek naar rokken. Dan herinnert mevrouw R. zich dat er kleren weg zouden zijn gehaald, en het slot op de kast vindt ze ook niet fijn! Wat verontwaardigd zegt ze dat mensen denken dat ze vergeetachtig is, maar iedereen vergeet toch wel eens wat. “Ik heb alles nog op een rijtje in m’n tetterke hoor”. Sonja moet lachen. “Ja hoor in dat tetterke van u zit het wel goed. Wat bent u toch lief, mevrouw. R” en ze kust haar op haar wang. Mevrouw R. lijkt haar zorgen even te zijn vergeten en moet lachen (Sonja, 2 jaar vrijwilligster PG).

Vervolgens gaan we mevrouw P. ophalen. Ellis: “Goedemorgen Suus”. Ellis geeft mevrouw een kus op haar wang. “Hoe gaat het met u? Gaat u mee koffie drinken?” Ellis krijgt een grote glimlach van mevrouw (Ellis, 19 jaar vrijwilligster PG).

Lachen, humor en ‘gekte’

Vrijwilligers probeerden verschillende doelen te bereiken. Zaken die vrijwilligers wilden bijdragen aan het leven van bewoners waren onder andere interesse tonen, iemand afleiden, een luisterend oor bieden en iemand kalmeren. Toch sprong één doel van vrijwilligers eruit; bewoners laten lachen. Dit kwam echter vooral naar voren in opmerkingen van PG-vrijwilligers. Bij somatiek-vrijwilligers werd wel gesproken over het vermaken van bewoners, maar niet specifiek lachen als uitdrukking. Hiermee bedoel ik dat PG-vrijwilligers spraken over lachen als resultaat, terwijl somatiek-vrijwilligers dat niet apart bespraken omdat het voor hun onderdeel was van het plezier van bewoners. Somatiek-bewoners konden namelijk vertellen dat ze iets leuk vonden, terwijl dit bij PG-bewoners eerder uit

gezichtsuitdrukkingen moest blijken.

38

“Voor een lach, daar doe je het toch voor” (Ellis, 19 jaar vrijwilligster PG). Dit is een voorbeeld van ‘weerkaatst plezier’ (Tonkens: 2009).

“Gewoon eens laten lachen, vind ik wel heel belangrijk” (Eva, 1,5 jaar vrijwilligster PG). (‘Weerkaatst plezier’)

“Zorgen dat ze wat lol hebben en een beetje vertier” (Maarten, 1 jaar vrijwilliger algemene ruimte).

Zoals eerder besproken kon fysiek contact bewoners opvrolijken, maar voor een lach deden vrijwilligers nog veel meer. Zo werden er grapjes gemaakt, mensen voor de gek gehouden, werd er ‘gek’ gedaan door middel van zelfspot en dansjes, en vooral lol gemaakt. Of het nu ging om wel of niet een puddinkje krijgen na de lunch of je van de domme houden en een blunder maken bij een potje curling of koersbal. Het laatste zorgde er bovendien voor dat de aandacht van de bewoners weer bij de activiteit kwam te liggen.

Wanneer Sjon ’s ochtends de afdeling op komt lopen, gaat hij allereerst even langs de woonkamer om goedemorgen te zeggen. Een bewoonster zegt hem enthousiast gedag en vraagt meteen: ‘Hebben we gym?’ ‘ja’ krijgt ze als antwoord. Vervolgens vraagt ze: ‘mogen wij dan ook komen?’ Als antwoord krijgt ze een kort ‘nee’, maar gelijk daarachteraan verschijnt er een glimlach op het gezicht van de vrijwilliger. ‘Natuurlijk mag je mee’ (Sjon, 1,5 jaar vrijwilliger PG).

Als ze dansend en meezingend met de oude liedjes op de radio de tafel heeft gedekt, haalt ze de rest van de bewoners op. Een bewoonster doet vrolijk mee als Evelien haar dansend naar de tafel begeleidt. Er verschijnt een lach op haar gezicht (Evelien, halfjaar vrijwilligster PG).

Wanneer mevrouw K. aan de beurt is, schiet ze zo hard dat de vrijwilliger snel opzij moet springen voor de schijf. De vrijwilliger kijkt overdreven geschrokken en verontwaardigd en de bewoners moeten lachen (algemene ruimte).

Als de twee vrijwilligers tegen elkaar moeten spelen, doen ze alsof ze heel fanatiek zijn en proberen