• No results found

Ten eerste kunnen provincies kiezen voor specifieke natuurdoelen met het eigen agrarisch natuurbeheer. Dit zijn: (1) behoud van weidevogels (leefgebied open grasland), (2) behoud van akkervogels (leefgebied open akkers), (3) versterking van ecologische verbindingen (leefgebieden natte en droge dooradering) en (4) buffering van het Natuurnetwerk (geen specifiek leefgebied). Daarnaast hebben provincies en Rijk gezamenlijk de keuze gemaakt om het botanisch beheer15 en het (botanische) akkerrandbeheer te laten vervallen vanwege

onvoldoende ecologische resultaten in het verleden.

De provincies Fryslân, Overijssel, Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland richten zich vooral op behoud van weidevogels, terwijl Groningen, Drenthe, Flevoland en Zeeland zich juist op akkervogels richten. Drenthe focust daarnaast ook op ecologische verbindingen via natte en droge dooradering en minder (dan in het verleden) op weidevogels (zie kader 5.2). Opval- lend is dat alleen Overijssel en Gelderland in hun plannen buffering van het Natuurnetwerk expliciet noemen als (neven)doel van agrarisch natuurbeheer. Provincies richten zich vooral op de plekken waar de belangrijke beschermde soorten zitten. In de praktijk kunnen deze gebieden dan wel tegen bestaande natuurgebieden aan liggen en dus een bufferfunctie heb- ben voor het Natuurnetwerk, maar dat staat dan niet centraal in de aanpak.

Een bijkomend argument voor provincies om keuzes te maken voor bepaalde natuurdoelen en de bijbehorende leefgebieden, was het beperkte budget voor agrarisch natuurbeheer. Dit bedrag is ten opzichte van 2010 weliswaar gelijk gebleven, maar in de praktijk kan de pro- vincie hier minder hectares agrarisch natuurbeheer mee realiseren. Dit komt door: (1) het feit dat de organisatiekosten van de collectieven (maximaal 20 procent) uit dit budget moe- ten worden betaald, terwijl de besparingen van de provincie op de uitvoeringskosten niet

Kader 5.2 Agrarisch natuurbeheer in Drenthe

De provincie Drenthe heeft, ook gezien het beperkte budget van deze provincie, gekozen voor een selectieve begrenzing van kerngebieden. Een belangrijke strategische keuze is om een groot deel van het geld in te zetten op akkervogelbeheer (45 procent) en daarnaast op droge en natte dooradering. De provincie zet minder dan in het verleden in op weidevogel- beheer en botanisch beheer.

De droge en natte dooradering zijn vooral bedoeld om bestaande natuurgebieden (Natuur- netwerk) met elkaar te verbinden. Om tot effectieve verbindingen te komen heeft de provin- cie het leefgebied voor droge en natte dooradering strak begrensd in het natuurbeheerplan en overal gekoppeld aan bestaande (landschaps)elementen als houtwallen, singels of sloten. Door de strakke begrenzing is slechts een beperkt deel van het ecologisch geschikte gebied geselecteerd. Hierdoor is een groot deel van de bestaande droge doorade-

ring/landschapselementen in Drenthe buiten de begrenzing gebleven en kan het Drents col- lectief hier dus geen beheercontracten afsluiten. Mogelijk gaat dit ten koste van het

landschap met bijbehorende ecologische- en belevingswaarden. Een ruimere begrenzing, zo redeneert de provincie, zou tot een versnippering van budget leiden en daarmee tot een versnipperd en weinig effectief beheer.

De keuze voor akkervogels en droge/natte dooradering gaat vooral ten koste van het bota- nisch beheer en het weidevogelbeheer. Het botanische beheer wordt in lijn met landelijke afspraken geheel afgebouwd. Het weidevogelbeheer is beperkt tot één ecologisch kansrijk gebied met veel bestaande weidevogelcontracten. Hiermee valt een aantal ecologisch minder succesvolle weidevogelgebieden af en kan het Drents collectief de bestaande contracten in deze gebieden niet verlengen. Overigens is er recent, mede in het kader van de nieuwe Wet natuurbescherming, weer discussie ontstaan over het weidevogel- en akkervogelbeleid van de provincie. In een motie van Provinciale Staten (PS) van 9 maart 2016 roepen verschillen- de politieke partijen juist weer op tot meer aandacht voor weide- en akkervogelbeheer.

terugvloeien naar het budget voor agrarisch natuurbeheer, (2) de toepassing van een infla- tiecorrectie op de beheervergoedingen, en (3) meer nadruk op zwaardere en dus duurdere pakketten. Provincies schatten in dat met het huidige budget ongeveer 30-40 procent minder hectares agrarisch natuurbeheer kunnen worden afgesloten dan in het verleden. Uit de cij- fers blijkt dit ook. Het aantal hectares agrarisch natuurbeheer is met 37 procent afgenomen van 143.000 hectare in 2010 naar 90.000 hectare in 2016 (Melman et al. 2016). Deze afna- me kan zich (bij gelijke budgetten) verder voortzetten, omdat in 2016 nog op 23.000 hecta- re oude contracten doorlopen.

In sommige provincies zien we ook andere argumenten voor de keuze van leefgebieden dan de bijdrage aan internationale soorten. Deze argumenten hebben meestal te maken met de bestaande belangstelling en vaak jarenlange ervaringen van agrariërs met bepaalde typen agrarisch natuurbeheer. Daarnaast kan de bijdrage aan andere ecologische doelen of land- schap en recreatie een rol spelen in de besluitvorming van provincies en collectieven om bestaande contracten te continueren en de keuze van leefgebieden hierop aan te passen. Een eerste voorbeeld is het botanisch beheer in Overijssel. Ondanks de landelijke afspraken om het botanisch beheer vanwege de beperkte bijdrage aan internationaal beschermde soor- ten te beëindigen, heeft de provincie Overijssel besloten een deel van het bestaande bota- nisch beheer te handhaven. Het belangrijkste argument is de lange historie van het botanisch beheer in Twente, tot soms wel twintig jaar. Beëindigen van deze contracten schaadt niet alleen het draagvlak voor natuurbeheer bij de betrokken agrariërs, maar kan ook de behaalde natuurresultaten tenietdoen. Bovendien hebben deze bloemrijke graslanden ook een belevingswaarde en betekenis voor de recreatie. Na een ecologische beoordeling is uiteindelijk twee derde van de bestaande contracten toch overgesloten. Daarbij was wel de

Kader 5.3 Weidevogelbeheer in Fryslân en Waadrâne

De provincie Fryslân heeft de leefgebieden eerst zelf grof begrensd op basis van ecologische criteria en daardoor relatief veel leefgebied aangewezen. Vervolgens moesten de collectieven zelf bepalen waar het beheer zowel ecologisch als qua deelname het meest kansrijk was om daar vervolgens contracten met agrariërs af te sluiten. Het beschikbare budget was op voor- hand al verdeeld over de zeven collectieven en dus moesten de collectieven keuzes maken omdat niet op alle hectares in de zoekgebieden een contract kon worden afgesloten. De pro- vincie ziet de collectieven als de professionelere opvolgers van de agrarische natuurvereni- gingen met meer bestuurlijke verantwoordelijkheid en op een hoger schaalniveau.

Het collectief Waadrâne is positief over deze ruime begrenzing. Een praktisch voordeel van de ruime begrenzing is dat het collectief de mogelijkheid heeft om tussentijds de precieze percelen met weidevogelbeheer te wijzigen. Zolang de nieuwe percelen binnen de ruime begrenzing van het leefgebied liggen, is voor een tussentijdse wijziging geen toestemming van de provincie voor nodig. In de praktijk blijken weidevogels van jaar tot jaar op verschil- lende percelen te nestelen en op deze manier ligt het beheer dus niet onnodig vast op perce- len waar de weidevogels toch niet meer zitten.

Agrarisch natuurbeheer bij Holwerd (Foto: B.Sinia/Collectief Waadrâne)

voorwaarde dat ze ook een bijdrage leveren aan andere leefgebieden zoals droge doorade- ring. Een tweede voorbeeld komt uit de provincie Zeeland. Deze provincie heeft het akker- randenbeheer gehandhaafd ondanks de beperkte bijdrage aan internationale soorten. De provincie Zeeland heeft akkerranden in gebieden met veel bestaande contracten, zoals in Noord-Beveland, na intensieve discussies met het collectief, niet geschrapt maar besloten om dit beheer twee jaar te monitoren om hier later over te besluiten. Het Zeeuwse collectief Poldernatuur heeft hiervoor eenjarige contracten afgesloten met de deelnemers. Voor de provincie zijn het draagvlak bij de deelnemende agrariërs en de waarde voor de landschaps-

beleving van inwoners en recreanten argumenten om voorlopig met het akkerrandenbeheer door te gaan.